de campusagent

achter de schermen
04/04/2016

‘De politie, uw vriend’, moeten ze bij Lokale Politie Antwerpen en Stad Antwerpen gedacht hebben toen ze ons op 2 september 2015 voorstelden aan de Campusagent. De Campusagent, zegt u? Sinds september is hij de contactpersoon voor studenten die met al hun vragen terecht kunnen op zijn nieuwe Twitteraccount. Wij wilden weten met wat voor vragen dan precies. Oh, en waar zijn fameuze bijnaam ‘marsepeinen reus’ vandaan komt. dwars ging praten met Joris Brijs, de enige echte Campusagent.

Intimiderend. Dat is de eerste gedachte die in mij opkomt wanneer ik voor de Oudaan sta. Een enorm betonnen gebouw, dat dreigend boven je uittorent. Ik ben enkel gewapend met mijn lange lijst vragen, maar krijg het gevoel dat ik een zware misdaad heb begaan.

 

De Campusagent blijkt gelukkig helemaal niet intimiderend, ondanks zijn baard en zijn lengte van twee meter. Hij wacht me op in een kantoor op de twaalfde verdieping, met een uitgestrekt panorama over de stad achter zich en een brede glimlach op zijn gezicht. Ik vuur meteen mijn lange lijst vragen op hem af, voor een keer niet via Twitter maar in levende lijve. 

 

 

Hoe is de Campusagent ontstaan?

“Er is sinds 2000 een Studentenflik in Leuven, en in 1995 was er zelfs al een in Hasselt, toen nog met de Rijkswacht. Sinds 2014 is er ook een Studentenagent in Geel. Die hebben hun bureel of spreekuur op de campus zelf, maar in Antwerpen is dat met al de verschillende campussen natuurlijk een pak moeilijker.”

 

“Het idee van de Twitteraccount is ontstaan uit een bestuursakkoord van Lokale Politie Antwerpen. Men wilde onderzoeken hoe de politie sociale media kan gebruiken voor betere communicatie. De Antwerpse politie had al langer een eigen Twitteraccount, maar toen kwam het voorstel om een apart account te maken voor contact met studenten.”

 

“En dan moesten we nog een naam verzinnen. ‘Campus’ maakt meteen duidelijk waarover het gaat: het wijst op de studenten, maar ook op de buurt en bewoners rond de Stadscampus. Het woord ‘agent’ kent natuurlijk ook iedereen. Eigenlijk ben ik geen agent, maar inspecteur. Dat is een andere rang. Maar ‘inspecteur’, dat klinkt zo onderzoeksachtig. Dus hebben we het maar op ‘agent’ gehouden.”

 

 

Hoe ben je Campusagent geworden?

“Ik was al wijkinspecteur in de Antwerpse binnenstad, waar de studentenbuurt deel van uitmaakt. Sinds 2006 voorzien we extra toezicht in die buurt. Vroeger vooral op donderdagavonden, omdat dat de drukste studentenavond was, maar de laatste jaren bijna alle dagen van de week. Het is dus gestart als een onderdeel van de wijkwerking, en ik was binnen het wijkteam verantwoordelijk voor de studentenbuurt. In 2015 hebben ze daar dan een naam opgeplakt.”

 

“Ik sta in voor alles wat met studenten te maken heeft. Studentenfeestjes, horeca in de buurt en dergelijke. Ik zit ook bij het Antwerps Studentenoverleg en heb mee de huidige doop- en feestcharters opgesteld. Je komt mij onder andere tegen op de jaarlijkse workshops voor nieuwe praesidia waar ik uitleg geef over die charters. Verder werk ik vaak samen met GATE15. We ondersteunen elkaars campagnes.”

 

“Het helpt wel dat ik zelf actief ben geweest in het studentenleven. Voor ik bij de politie ging, heb ik hotelschool gevolgd en daarna Hotelmanagement aan de AP Hogeschool, toen nog Hogeschool van de Provincie Antwerpen. Daar heb ik in een praesidium gezeten. Ik ben quaestor geweest, praeses, mentor voor het leven, peter en bierkoning. Ik heb thuis dus wel wat van die lintjes liggen. En ik weet er genoeg over, ze moeten mij dus niks proberen wijsmaken, die studenten.”

 

“Het was handig dat ik in het begin nog veel studenten kende. Ik was toen nog niet lang weg uit het studentenleven en ging zelf nog wel eens naar een cantus of TD. De week erna stond ik dan in uniform bij diezelfde studenten om te zeggen dat ze teveel lawaai maakten, en dat werd echt goed ontvangen. ‘Ah ja mannen, dat is de Joris, we kennen dieje, misschien moeten we toch efkes stiller zijn’ was het dan altijd. Of ‘Ah maar gij zijt diejen ene!’ En dan gaven ze mij gelijk. Dat is de laatste jaren wel veel minder geworden. Maar daar ga jij nu verandering in brengen, hé.” Hij glimlacht nog eens breed.

de Campusagent (© Natasja Van Looveren | dwars)

 

Wat zijn de grappigste dingen die je als Campusagent al hebt meegemaakt?

“Er gebeuren heel veel grappige dingen. Maar als je erover nadenkt is dat politioneel gezien vaak helemaal niet grappig. Zo lagen er eens zandzakjes bij een werf en ’s nachts hadden studenten die allemaal leeggegoten en van het zand een soort fort gemaakt. Keigrappig eigenlijk en goed gedaan, maar ja, dat mag gewoon niet, dat is beschadiging van andermans goederen. En dan komt heel dat politioneel verhaal. Dus we moeten natuurlijk zeggen dat dat niet mag.” Zijn toon wordt serieus. “Eigenlijk is dat niet grappig, hé.” Maar lang houdt hij het niet vol, daar is die glimlach alweer.

 

“In de latere uurtjes gaan studenten vaak met ons in discussie. Regelmatig van die zelfverzekerde rechtenstudenten die denken dat ze alles weten over strafrecht. ‘Ik ben wel zat, maar jullie kunnen mij niks doen’ en dan komen er hele wetgevingen naar boven. Maar er bestaat wel zoiets als bestuurlijke aanhouding. Dat betekent dat als iemand voor overlast zorgt of dronken op straat loopt, wij die persoon mogen aanhouden. Daar hebben ze dan nog nooit van gehoord en dan valt heel hun argumentatie in elkaar. Dat is ook grappig.”

 

“We merken de laatste jaren dat de student heel verbaal wordt. Niet agressief, maar heel mondig. Toen ik nog student was en wij de politie zagen aankomen, dan zeiden wij gewoon ‘Ja, meneer’ en ‘Nee, meneer’ en dachten we enkel ‘hoe rapper die weg zijn, hoe beter.’ En dan deden we weer verder zoals we bezig waren. Terwijl nu veel studenten in discussie gaan. Ik snap dat niet goed.”

 

Als wij komen zeggen dat er teveel lawaai is, dan volgt er altijd een hele argumentatie. ‘Maar meneer, het is zo’n schoon weer buiten’ of ‘Maar wij mogen binnen niet roken’, terwijl dat niet nodig is. Als de muziek wat stiller wordt gezet en iedereen efkes naar binnen gaat, dan is dat in orde.”

 

“Ik zeg niet dat je klakkeloos alles moet overnemen wat we zeggen, maar even logisch nadenken zou al veel oplossen. Als de politie zegt dat je teveel lawaai maakt en je bent wat stiller, dan komt dat goed, dan hoef je niet te discussiëren. Dat zorgt bij veel van mijn collega’s voor frustraties. Ze verliezen hun geduld dan wel eens en daarna hoor je dan ‘de politie was weer onvriendelijk’. Maar meestal komt dat wel ergens vandaan, hé. Dat is wel een tip die ik wil meegeven aan de studenten: eerst denken en dan doen. Stel jezelf de vraag: ‘als ik dit doe, is dat dan een goei idee?’, en is het antwoord daarop ‘nee’, awel, doe het dan ook niet.”

 

 

Zijn er dan veel klachten over overlast?

“Ja, heel veel klachten. Het is de laatste jaren op bepaalde pleinen ook veel erger geworden. Op de Stadswaag is de overlast veel groter geworden, op de Ossenmarkt is het dan weer veel minder en op het Frans Halsplein is het helemaal weg. Hoe komt dat? Er gaan café’s weg, maar de studenten blijven. Er komen zelfs steeds meer studenten bij. Die beginnen zich dan te concentreren op bepaalde plaatsen, zoals op de Stadswaag. Dan is meer overlast gewoon onvermijdelijk. Het zou ideaal zijn als er weer meer studentencafé’s bijkwamen, dan wordt dat lawaai meer verspreid.”

 

Er komen ook overal nieuwe appartementen bij in de buurt. Hebben die mensen ongelijk om hier te komen wonen? “Natuurlijk niet, maar je hebt wel avonden dat het hier heel druk kan zijn. Dat moeten ze ook begrijpen. En omgekeerd zouden studenten zich wel meer mogen inleven in de buurtbewoners. Heel tof om in een gemengde buurt te wonen, maar als je vroeg moet opstaan om te gaan werken en er staat om drie uur nog iemand voor je deur te brullen, is dat niet leuk. Studenten denken te vaak dat ze alleen zijn, maar dat is niet zo.”

 

“Er zijn wel vormen van overlast die verminderd zijn. Het wildplassen is bijna helemaal verdwenen. Een jaar of vijf geleden konden we makkelijk vijftig wildplassers per avond op heterdaad betrappen. Sinds er meer politie in de straten rondloopt is dat veel minder, als we er nu nog een hebben op een maand is het al veel. Luid roepen en overgeven tegen gevels is bijvoorbeeld ook achteruit gegaan. Gelukkig maar.”

 

 

En zijn er nog andere dingen veranderd nu er meer blauw op straat te zien is?

“We merken de grootste verschillen bij het wildplassen en ook bij vuilbakske stamp, al blijft dat jammer genoeg nog steeds populair. De aanwezigheid van de politie heeft blijkbaar wel een langdurig effect. We zetten vooral aan het begin van het academiejaar meer agenten in in de studentenbuurt, om iedereen bewust te maken van onze aanwezigheid en dat blijft toch wel effect hebben tijdens het jaar. Niet dat wij veel PV’s moeten schrijven of gasboetes, door onze aanwezigheid daalt al die kleine overlast wel.”

 

“Er lopen de laatste tijd ook veel minder rare figuren rond op straat. Ik heb dat ook al van studenten zelf gehoord, dat ze vaak van die rare mensen zagen rondlopen in de buurt van een café of terras, waarvan je duidelijk kon zien dat het geen student was, en dat daarna bleek dat er een gsm of portefeuille gestolen was. Die zullen er nog altijd wel ergens rondlopen waarschijnlijk, maar we hebben er in ieder geval al veel minder klachten over. Dat is dus ook iets goe voor de student. Maar wij zijn er ook niet tegen de studenten natuurlijk.”

 

“Als je toch een verdacht figuur ziet rondlopen, of je ziet iets gebeuren dat niet klopt, mag je trouwens altijd meteen het noodnummer 101 bellen. Veel mensen denken dat dat nummer enkel dient voor als er echt iets heel ergs is gebeurd, maar als je iets ziet gebeuren dat verdacht is, zoals een inbraak of een diefstal of wat dan ook, dan mag je daar altijd meteen naar bellen. Er wordt dan meteen een interventieteam uitgestuurd om zo snel mogelijk achter de verdachte aan te gaan. Voor minder dringende vragen kan je altijd terecht bij de twitteraccount van de Campusagent. Je gaat dan altijd snel antwoord krijgen, maar voor dringende zaken kan je beter meteen naar 101 bellen.” 

 

 

En ten slotte ... Vanwaar komt je bijnaam?

“Ah goed dat je dat vraagt. Het is al eens fout geciteerd. Mijn bijnaam is ‘marsepeinen reus’, maar in Knack noemden ze mij ‘marsepeinen ventje’. Ik ben twee meter groot, dus dat is wat vreemd. De naam komt van toen ik nog interventies deed voor ‘de 101’. Ik raakte toen vaak gekwetst door verdachten. Ze hebben mijn neus al eens gebroken, mijn elleboog is kapot en mijn knieën zijn al een paar keer overgestampt. Ik gebruikte mijn grootte vaak om te intimideren. Normaal moet je een veiligheidsafstand houden, maar mijn grootte maakt mensen kalmer en daar maakte ik dan gebruik van. Maar zo raakte ik snel gekwetst. Een kwetsbare reus, eigenlijk.”

 

Toch een beetje intimiderend dus, die Campusagent. Heldhaftig ook wel. Maar vooral heel erg vriendelijk, en ik weet nu dat ik met mijn vragen zeker bij hem terecht kan. De politie, uw vriend? Het is nog waar ook. 

 

 

Voor meer informatie:

 

  • de Blauwe Lijn: 0800 123 12 (gratis nummer voor niet-dringende meldingen)
  • voor dringende oproepen of als je iets verdachts opmerkt: 101