humans of UAntwerpen

21/04/2024
diego_acolyte
Bron/externe fotograaf

Diego_Acolyte

🖋: 

Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je aan Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zo veel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Met regelmaat zet dwars een bijzondere student in de kijker.

Diego De Ridder LĂłpez is masterstudent Geschiedenis, maar in zijn vrije tijd focust hij zich vooral op zijn grootste passie: muziek. Die brengt hij onder de naam Acolyte_Diego uit op zijn Instagrampagina. Hij houdt zich al van kindsbeen af bezig met muziek: “Ik heb vanaf mijn vijf jaar viool gespeeld. Ik had dus eigenlijk een heel klassieke opleiding. Ik heb die toen ik begon aan de universiteit links laten liggen, het was moeilijk te combineren met mijn studies.” Zijn huidige muziekproductie is allesbehalve klassiek: “Sinds deze zomer ben ik meer bezig in een stijl die de mix maakt tussen funk en jazz. Denk aan de stijl van artiesten als Thundercat. Recent ben ik ook begonnen met meer junglebeat-elementen toe te voegen aan mijn muziek. Het is een mix van een paar zaken. Ik probeer mij niet te hard te conformeren aan Ă©Ă©n stijl.”

Recent bracht Diego een video uit samen met zijn neef Victor, die zelf ook muzikant is. “Mijn neef is al enkele jaren bezig met jazzdrum”, vertelt hij, “Junglebeats zijn redelijk moeilijk voor op de drums. Dat leek me wel een challenge voor hem.” Diego maakte er een video bij die werd uitgegeven onder de naam FUMP!, een verengelsing van het woord foemp. “We hebben onszelf een bandnaam gegeven, maar het is niet dat wij nu regelmatig repeteren of zo. We hebben er dan zo’n belachelijke video van gemaakt.” In tijden van sociale media moet muziek meer zijn dan de muziek alleen. “Je moet creatief zijn met video’s en socialemediagebruikers om je product aan de man te brengen”, aldus Diego

De muzikale uitspattingen van Diego zijn vooralsnog bijna uitsluitend solo ondernemingen. “In mijn video’s speel ik wel eens als een onemanband. Zie het als een rare gast die video’s maakt op zijn zolder en persoonlijk elk instrument bespeelt (lacht). Iedereen heeft daarin wel zijn eigen ding.” Een carriùre in de muziek ziet Diego wel zitten, maar het creatieve proces moet daarin wel bij hem blijven liggen: “De muziek die ik maak moet niet per se onder mijn eigen naam uitgebracht worden, het mag ook als lid van een grotere band zijn. Muziek maken voor andere artiesten zou ik ook zien zitten, maar dan moet ik wel nog steeds muziek kunnen maken die ik tof vind.” Diego, die nog aan het begin van zijn carriùre staat, houdt voorlopig alle opties open: “Het ene moet het andere niet uitsluiten. Als ik een aanbod zou krijgen van een studio of een label om te werken, dan zou ik dat doen. Je moet gaandeweg zien wat wel, en wat niet werkt.” 



editoriaal

21/04/2024
🖋: 
Auteur

Gegroet, waarde lezers! Ik val maar meteen met de deur in huis; dit is mijn laatste editoriaal. Als doorgewinterde hoofdredacteur lijkt het me wel gepast om het hier eens over iets serieus te hebben, namelijk hoe de universiteit haar kinderen verslindt. 

Echte wielerfans weten dat ik sportjournalist Maarten Vangramberen parafraseer. Die schreef een scherpe post op X naar aanleiding van twee grote valpartijen in het wielrennen. Bij de eerste val tijdens Dwars door Vlaanderen raakte topfavoriet en Vlaamse chouchou Wout van Aert ernstig gewond. De tweede valpartij tijdens de Ronde van het Baskenland bracht nog meer topfavorieten op de knieĂ«n: Jonas Vingegaard, Jay Vine en Remco Evenepoel. Die rampen zijn volgens Vangramberen het gevolg van onveilige koers en hij stelt dus dat de koers z’n kinderen verslindt.

Waarom zeg ik dit nu allemaal? Niet voor niets, want de uitspraak doet me denken aan onze universiteit en haar kinderen: geëngageerde studenten. Ze zijn een uitstervend ras, studenten die al hun vrije tijd opgeven om te vergaderen over studentenvoorzieningen, hun schouders onder hun studentenvereniging te zetten, mee te werken aan het studentenblad, ... Stuk voor stuk moeten die studenten hard werken om rond te komen. Ze proberen leden te werven, maar hun soortgenoten zijn schaars. Met de weinige mankracht die ze hebben, proberen ze activiteiten te organiseren, dossiers aan te pakken, interessante content te leveren. Het is soms heel erg hard trappen, en zelfs dat is in sommige gevallen niet genoeg. Valpartijen zijn ook voor geëngageerde studenten onvermijdelijk.

‘We staan erbij en kijken ernaar?’ Dat wil ik onze universiteit niet verwijten, maar zo voelt het soms wel. Als doorgewinterde hoofdredacteur ben ik al eens aanwezig op raden en commissies waar studenten samenkomen met personeel. Daar probeer ik het vaak te hebben over studentenengagement en ondersteuning daaromtrent. Steevast krijg ik dezelfde antwoorden: we weten dat het zwaar is voor jullie, we weten niet waarom er zo weinig engagement is, en we kijken wat we voor jullie kunnen doen. Ik weet wel waarom er zo weinig engagement is; studenten staan er doorgaans niet om te springen om gemiddeld 10 uur per week volledig onbeloond werk te leveren voor hun vereniging, studentenblad of Studentenraad.

Gelukkig acht ik mezelf als ervaringsdeskundige in universiteitsvergaderingen waardig om een oplossing te bieden: nodig studenten uit. Niet alleen geĂ«ngageerde studenten die jullie al kennen. Écht studenten. Universiteit, ik weet wat u denkt: ‘Dat doe ik toch, stukje onbeschofte doorgewinterde hoofdredacteur. Je moet me hier niet zo de les komen spellen!’ Inderdaad, dat doet u, maar omdat ik af en toe al eens aanwezig ben, weet ik ook dat studenten vaak het decor zijn van zulke vergaderingen. Ze zijn er wel voor de vorm, maar u weet al op voorhand wat u wil doen, hoe het verslag eruit zal zien en hoe het actieplan eruitziet. Eigen volk (h)eerst, denkt u. Wel, zo verslindt u uw eigen kinderen.

Emma Mertens, hoofdredacteur 
 



UAntwerpen

21/04/2024

Moestuintjes en tuinieren zijn terug! Dat merk je overal, ook in stedelijke gebieden zoals Antwerpen. Zo investeerden districten Wilrijk en Berchem al in projecten om de straten te vergroenen met onder andere geveltuintjes. Ook de stad zelf promoot het aanleggen van geveltuintjes en dat lijkt te werken, want tijdens een stadswandeling de dag van vandaag zie je steeds vaker groene gevels. Onze universiteit trekt die groene lijn netjes door en ook op onze campussen zijn verschillende (moes)tuintjes terug te vinden. Wij zetten twee (moes)tuintjes op de campus in de kijker.

Wie wel eens les heeft in Het Brantijser op de Stadscampus, heeft het ongetwijfeld al gezien: het braakliggend lapje grond dat er tot een paar weken geleden vrij dood uitzag, leeft helemaal op! Dat zette deze redacteur meteen aan het denken. Heeft UAntwerpen dan toch geĂŻnvesteerd in tuinmannen die geen schapen zijn? Bestaan tuinkabouters echt? Na een zoekopdracht op Google kwam ik er al snel achter dat het gaat om ‘Hofstad’, een historisch proefveld voor stadslandbouw. Mijn nieuwsgierigheid was enorm aangewakkerd, dus contacteerde ik CĂ©cile Bruyet en Tim Soens, de coördinatoren van het project. CĂ©cile vertelt me dat het project deel uitmaakt van het vak ecologische geschiedenis in de derde bachelor Geschiedenis. Daar leren de studenten over allerlei thema’s met betrekking tot ecologische geschiedenis en een deel daarvan is landbouw. Hofstad is het praktijkdeel van het vak en draait vooral rond stadslandbouw. “Alle 160 studenten die in de cursus zitten, nemen ook deel aan het project. Dat was echt een praktische uitdaging, maar het lukt”, legt ze uit.

Binnen het kader van het vak zijn de studenten ingedeeld in zes groepen die allemaal aansluiten bij een historische periode. “De eerste tuin draait rond de vroege tot de hoge middeleeuwen. Daarbij is het thema de geschiedenis van geneesmiddelen. Dat zijn allerlei planten die toen voor zieken geteeld werden. De tweede tuin betreft de late middeleeuwen tot de premoderne periode. Daar is het thema de geschiedenis van smaak, en moeten de studenten met recepten werken. De derde tuin situeert zich ook in de premoderne periode, maar daar draait het allemaal rond diergeneeskunde. De vierde tuin draait rond industrialisatie, de periode waarin moestuinplannen voor stedelijke gebieden ontstonden. De vijfde en zesde tuintjes bevinden zich in de post-Tweede-Wereldoorlog-periode en gaan over het landbouwonderwijs”, legt CĂ©cile uit.

Naargelang hun periode en thema moeten de studenten bronnen zoeken om te ontdekken hoe de mensen toen aan landbouw deden. Zo beslissen ze welke gewassen ze kunnen planten en welke materialen ze mogen gebruiken. Dat is soms niet eenvoudig volgens professor Soens: “Studenten moeten zich een aantal vragen stellen voor ze beginnen. Als ze erwten willen zaaien moeten ze weten of mensen dat wel deden in de zestiende eeuw en hoe ze die dan zaaiden. Dan moeten ze ook nog op zoek gaan naar de historische varianten van erwten en het zaaigoed daarvoor, dus het is niet gemakkelijk. Ook als er insecten bij te pas komen is het niet evident. Je hebt geen insecticide, je hebt geen herbicide, dus je moet alles eigenlijk zelf uitvinden. Ook het bemesten gebeurt bijvoorbeeld met historisch verantwoorde meststoffen zoals turf en koemest in korrelvorm.”

Het doel van het prac ticum is om studenten actief aan het denken te zetten over stadslandbouw door de eeuwen heen. “Ze brengen maandelijks verslag uit van wat ze hebben gedaan, hoe ze dat hebben overlegd en welke bronnen ze daarvoor gebruikten. Het gaat ons dus echt om de argumentatie”, legt CĂ©cile uit. Toch kijken de historici ook vooruit, zegt Soens: “Je ziet vandaag in het stadsbeeld veel geveltuintjes en andere moestuintjes. Dat is wel de inspiratie natuurlijk. Er wordt vandaag nagedacht over andere manieren om aan voedselvoorziening te doen. De korte keten is weer belangrijk. Historici kijken naar het verleden om iets te zeggen over vandaag. Zo is geschiedenis maatschappelijk relevant.”

The Sympoiesis Garden

Op campus Mutsaard gelooft men ook dat tuinieren maatschappelijk relevant is. In de gangen vind ik flyers die me uitnodigen om op woensdagavonden mee te werken aan The Sympoiesis Garden. GeĂŻntrigeerd besluit ik om er volgende woensdag opuit te trekken en door de statige campuspoort op zoek te gaan naar de student-tuiniers. Rondom een picknicktafel vind ik een gezelschap dat thee en gebak met elkaar deelt. Met mij zijn Eline De Clerq, docent aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en oprichtster van het project, vier (ex-)studenten van de Academie en een kunstenaar. Zelf ben ik de enige student van UAntwerpen, maar ik word verzekerd dat ik evenzeer welkom ben. Omgeven door oude gebouwen, standbeelden en een afgedankte sokkel voelt de geschiedenis hier heel dichtbij. De mensen uit de geschiedenis blijken ook letterlijk dichtbij, de grond is immers een oude begraafplaats. Eline raadt me aan om niet dieper dan twintig centimeter te graven om een tĂȘte-Ă -tĂȘte met een schedel te vermijden.

Eline vertelt ons enthousiast het verhaal van de tuin. Tot enkele jaren geleden was tuinieren hier verboden. Toen hebben experts aangeraden om hier te tuinieren om zo de ecologie van de tuin te herstellen. Tegelijkertijd was er het idee dat studenten hier recht op hadden. De twee kwamen samen en zo werd het project geboren. Buiten de ecologie herstellen is het ook de bedoeling om studenten hier actief aan het denken te zetten. In tegenstelling tot Hofstad kwam dit project tot stand vanuit een artistieke, en geen historische, visie.

Dat punt wordt goed duidelijk gemaakt wanneer het woord agency valt, een term die elke geschiedenisstudent bekend in de oren klinkt. Historici debatteren er hevig over of patronen in de samenleving, structuur, of de wil van de mens zelf, agency, de grote drijfveer van de geschiedenis is. Ze zijn een beetje het kip en het ei voor historici. Hier wordt agency gebruikt in een context die de geschiedschrijving vreemd is: het gaat over die van de planten en niet die van de mens. Studenten leren in deze stadstuin om zichzelf als een deel van de natuur te zien en ervoor te zorgen, iets wat zeker in een tijdperk van klimaatverandering relevanter is dan ooit. De achterliggende visie van de tuin is ook gepubliceerd in de vorm van een kaart. Die is half kunstwerk, half academisch werk inclusief bronvermeldingen en geheel gratis te halen in de bibliotheek van de Academie.

Dat klinkt als veel theorie, maar in praktijk kwam het erop neer dat we gras gingen uittrekken. Niet omdat gras een ‘onkruid’ is, die term zouden de tuiniers hier nooit hanteren, maar omdat gras net het ‘onkruid’ verdringt. Als we alleen het gras verwijderen dan kunnen de andere planten groeien. Het merendeel van ons gezelschap gaat na wat minuten gras trekken over naar andere activiteiten. Ze gingen een hekje bouwen rondom het centrale stuk van de tuin om te vermijden dat bezoekers per ongeluk de planten gaan vertrappelen. Later worden er ook varens in de grond geplant.

Ik bleef twee uur bezig met het gras. Het is uitdagender dan je denkt. Je denkt perfect te weten wat gras is en wat niet tot je gedwongen wordt om alleen gras en niets anders uit te trekken. Zo aandachtig naar de grond moeten kijken dwingt wel een band met de aarde af. Je komt ook regelmatig oog in oog te staan met de bewoners van die aarde. De wormen zijn niet blij dat je gras uit hun aarde trekt. Hun veelvuldige aanwezigheid toont wel aan dat de grond gezond is. Buiten de wormen houdt er nog één collega grasplukker me gezelschap. Geen student van de Academie, maar een kunstenaar die hier is terecht gekomen uit fascinatie voor het project. Tijdens het grasplukken filosoferen we verder over de tuin en delen we levensverhalen. Na twee uur thee drinken, filosofische conversaties voeren en gras uittrekken is het tijd voor avondeten en gaan we allemaal stilletjesaan naar huis, ook de wormen die ik niet langer uit hun huizen kan verjagen. 

Iedereen is welkom om mee te helpen in de tuin. Info over de samenkomsten kun je vinden op de Instagrampagina. @royalacademyantwerpgarden 
 



close-up: recensie

02/04/2024
Wagner recensie
Bron/externe fotograaf

EPO

🖋: 

Richard Wagner liet naast talloze opera’s ook een omvangrijk literair oeuvre na waarin hij uitgebreid stilstond bij de ideeĂ«n achter zijn muziektheater. Philip Westbroek vertaalde de geschriften van de componist naar het Nederlands en schreef met De werkkamer van de meester een uitgebreide inleiding op de reeks. Onze redacteur waagde zich aan deze literatuur voor volmaakte wagnerianen.

Studenten die van de Stadscampus naar het Centraal Station wandelen, passeren nietsvermoedend Residentie Wagner. Vrees niet, de gelijknamige Russische paramilitaire groepering heeft – voor zover we weten althans – geen uitvalsbasis nabij de Rooseveltplaats. De residentie in kwestie heeft haar naam te danken aan de negentiende-eeuwse componist Richard Wagner, een toepasselijke naam dus voor een woongelegenheid op een boogscheut van de Antwerpse opera. Richard Wagner was namelijk een sleutelfiguur in de operageschiedenis. Hij verhief het muziektheater eigenhandig tot een hoger niveau. Luchtige liefdesverhaaltjes die louter als behang dienden voor de keuvelende burgerij, behoorden voortaan tot het verleden. Wagner doofde de zaallichten en schotelde het publiek allesomvattende epossen voor die complexe filosofische kwesties aansneden. Zijn werk is daardoor doorgaans voorbehouden voor melomanen die alleen maar genoegen nemen met het neusje en de zalm laten voor wat het is. 

Het oeuvre van de componist heeft desondanks de tand des tijds doorstaan. Elk zelfrespecterend operahuis heeft minstens Ă©Ă©n Wagneropera op het programma staan en zowat iedereen kan zijn WalkĂŒrenritt meeneuriĂ«n met dank aan de helikopterscĂšne uit Apocalypse Now. Het literaire proza van de componist verdween daarentegen wel in de plooien van de geschiedenis. Geheel ten onrechte, aldus Philip Westbroek. Wagners proza is namelijk cruciaal voor het begrip van zijn opera’s. Alles wat de componist ooit schreef had betrekking tot zijn operavernieuwing. Wie zich wil verdiepen in Wagners muziektheater en de vele ideeĂ«n die aan de grondslag daarvan lagen, kan dus niet aan zijn proza voorbijgaan. Daarom besloot Westbroek om de duizenden pagina’s die Wagner ooit volkrabbelde naar het Nederlands te vertalen. De negendelige reeks is naast een huzarenstukje een heus unicum. De Nederlandse vertaling is namelijk de enige integrale uitgave in een andere taal dan het Duits.  

Westbroek was Wagner na al die jaren nog niet beu en schreef een ‘handzame’ inleiding bij de negendelige prozareeks. Nu ja, driehonderd pagina’s muziekfilosofie zijn alleen maar handzaam voor echte wagnerianen, die het gewoon zijn om een ouverture van twintig minuten uit te zitten alvorens de eigenlijke opera begint.  

In de introductie van De werkkamer van de meester staat Westbroek uitvoerig stil bij het mysterie achter de impopulariteit van Wagners proza. Waarom leest niemand de geschriften van een componist waar liters inkt over zijn gevloeid? Ligt het aan Wagners complexe schrijfstijl? Westbroek ontkracht zulke opvattingen. Kant had ook niet bepaald een vlotte pen en diens werk wordt nog herhaaldelijk uitgegeven. Volgens Westbroek is het klaar en duidelijk waar het schoentje knelt. Wagners antisemitische opvattingen hangen als een donkere wolk boven zijn geschriften. Zijn omstreden essay Das Judenthum in der Musik, waarin hij van leer trekt tegen Joodse componisten en muziekcritici, is zonder twijfel een zwarte bladzijde in de Duitse cultuurgeschiedenis. Niet zelden opperen specialisten ter zake dat het essay het pad effende voor het grote trauma van de twintigste eeuw.  

Intellectuele spons

Ondanks de – terechte – controverse loont het om Wagners ideeĂ«nwereld in te duiken, al was het maar om inzicht te krijgen in het negentiende-eeuwse denken. Wagner belichaamde het tijdsbestek: als een spons zoog hij gretig kennis en theorieĂ«n op die hij verwerkte in zijn muziekdrama. Westbroek bespreekt uitgebreid zijn geschriften over het zogenaamde gesamtkunstwerk. Wagners opvattingen daarover gaan terug tot zijn jeugdige Beethovenidolatrie. In een van zijn weinige verhalende geschriften brengt het alter ego van Wagner een bezoek aan de stervende Beethoven. De Weense toonmeester had met zijn orkestrale muziek het onderste uit de kan gehaald, waardoor er op het einde van zijn leven niks anders opzat dan het terrein van het woord te betreden. Resultaat: het slotkoor van zijn negende en laatste symfonie, het bekende Ode an die Freude naar een tekst van Friedrich Schiller. In het kortverhaal gaf Beethoven de toestemming aan Wagners alter ego om zijn nalatenschap verder te zetten en literatuur en muziek verder te laten samensmelten. Wagner zelf droomde van een synthese tussen de muzikale vernieuwingen van Beethoven en het literaire drama van Shakespeare. De optelsom van de twee delen resulteerde in het zogenaamde gesamtkunstwerk, een opera met een vernieuwde partituur en een literair libretto. 

Wagner was naast een operavernieuwer ook een intellectuele duizendpoot. Onder invloed van het socialisme stond hij op de barricaden, hij viel zijn geloof af na het lezen van Feuerbach en Bakoenin, vond God weer ten tijde van de opera Parsifal en kreeg geregeld een hoogleraar filologie uit Bazel op de koffie. Friedrich Nietzsche was zijn naam, de man in kwestie zou later nog iets met filosofie doen. Wagner schreef uitvoerig over al deze intellectuele stromingen en verwerkte ze in zijn opera’s. 

Voer voor wagnerianen

De werkkamer van de meester is naast een inleiding op de filosofische onderbouw van Wagners opera’s ook een overzicht van het negentiende-eeuwse denken. Alle benoemingswaardige intellectuelen en denkstromingen uit de ijzeren eeuw passeren de revue. Westbroek legt behendig de link tussen Wagners intellectuele ontwikkeling en de opera’s die in navolging daarvan tot stand kwamen. Daarbij legt hij vooral de nadruk op Wagners denken en schrijven, waardoor zijn levensverhaal naar de achtergrond verdwijnt. De affaire met Mathilde Wesendonck, de hechte band met schoonvader en toppianist Franz Liszt en zijn tragische levenseinde in VenetiĂ« komen slechts terloops aan bod. Biografische informatie is uiteraard bijkomstig in een monografie die zich toespitst op Wagners gedachtegoed, maar lezers die niet vertrouwd zijn met de levenswandel van de componist dreigen hierdoor de draad te verliezen.  

Westbroeks bespiegelingen leveren een rijke monografie op voor diegenen die zich willen verdiepen in de ideeĂ«n achter Wagners muziektheater en de negentiende-eeuwse cultuurgeschiedenis bij uitbreiding. Zij die geen kaas hebben gegeten van de behandelde onderwerpen, haken vermoedelijk na enkele pagina’s al af. Westbroek onderneemt weliswaar een poging om de lezer bij de les te houden door in elke hoofdstuk heldere inleidingen en samenvattende besluiten in te lassen, maar blijft in de eerste plaats een academicus met een grenzeloze eruditie. Deze kennis naar het brede publiek vertalen was kennelijk niet het doel van deze monografie. Wie een handzame inleiding tot het werk van Wagner wil lezen, grijpt beter naar de toegankelijkere biografie van Freddy Mortier.



poëzie

23/03/2024
🖋: 
Auteur extern

Leonie Moreels


met botte tang tracht ik de tent te breken
met botte tang harde tanden tracht ik de tent te breken
met botte tang harde tanden warme wangen tracht ik de tent te breken

scherven studenten richten tenten als paleizen op
halen kansarme kinderen van opvang af, wandelen wankelende 
kleuters aan linkerhand, wijden de wijk in warmte
maken wafels voor bejaarden behapbaar organiseren td’s 

voor volkeren van verleden en heden, kaarten met dragers van wat was
ze weren een verleden van brand, maken nat wat ooit droog, 
hoog wat ooit plat, planten verwachting op parkings
als tuinkruiden tussen stoeptegels

in badpak vind ik een inktvis, in tedere tentakels
maakt hij plaats voor wat lang onvruchtbaar leek
fezelt: deze parking is een zwembad, hier groeit wat 
ooit bloedde, leer je school-, rug- en hartslag, ga

met botte tang besef ik: scherven studenten smeden grenzen tot 
welkom, met botte tang breek bij deze ik de tent in twee
met botte tang breek ik de tent in twee 



het laatste woord

23/03/2024
🖋: 
Auteur

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie gaan we mierenneuken over duivenmelker.

De duivenmelker, het lijkt bijna een metafysisch concept dat uitsluitend voorkomt in stripboeken en tekenfilms als baken van Vlaamse gezelligheid. Mijn excuses dat ik die bubbel moet doorprikken, maar duivenmelkers bestaan niet alleen in stripboeken en dat zette me aan het denken. Wat doen duivenmelkers eigenlijk? Produceren duiven melk? Zijn duivenmelkers boeren? Geraak je bij het lezen van die overvloed aan vragen in paniek? Maak je geen zorgen, ik zocht het allemaal voor jullie uit.

Wat houdt duivenmelkers bezig? Wel, ze melken alleszins helemaal geen duiven. Duivenmelkers zijn liefhebbers van de duivensport. Dat houdt in dat ze speciale duiven kweken en trainen om zo snel mogelijk een traject tussen een lossingsplaats en hun hok af te leggen. De winnaar van zulke wedstrijden is de eigenaar van de duif die de hoogste gemiddelde snelheid behaalt op het afgelegde traject. Dat traject kan oplopen tot 1100 kilometer per dag. Toen ik daarachter kwam, was ik in shock. Wat een stelletje oplichters, die duivenmelkers. Ten eerste zijn het de duiven die de sport uitvoeren en niet zijzelf. Ten tweede durven ze zichzelf als winnaar van de wedstrijd bekronen, terwijl die duif waarschijnlijk zit te puffen in een krap hokje.

Daarmee stopt het verhaal nog niet. Ik kwam er ook nog eens achter dat de vermeende atleten soms gebruik maken van motivatietechnieken om hun duiven sneller te doen vliegen. Een populaire methode is het weduwschap. Die techniek houdt in dat de mannetjesduif een week voor de vlucht gescheiden wordt van zijn vrouwtjesduif. Daardoor vliegen de mannetjes sneller, omdat ze zo snel mogelijk terug bij hun vrouwtje willen zijn. Hoewel dat allemaal romantisch klinkt, vind ik het vooral barbaars.

Ten slotte, hoe zit het met die duivenmelk? Uit een snelle zoekopdracht ontdekte ik dat duiven wel degelijk melk produceren. De duif maakt een melkachtige substantie aan in haar krop nadat haar jongen uit het ei zijn gekropen. Die melk is dan voor de eerste levensdagen de voedingsbron van de pasgeboren babyduifjes en wordt allesbehalve gemolken door een duivenmelker. Blijkbaar is het woord duivenmelker gewoonweg ontstaan naar analogie met het woord geitenmelker (iemand die geiten houdt en dus wél melkt om van de opbrengst te leven). Wat een oplichters, die duivenmelkers.  



haatfabriek | satire

23/03/2024
🖋: 
Auteur

To hate or not to hate? Niemand vroeg het, maar het antwoord is meestal ja. Het is niet omdat ik maandelijks dit hekelschrift neerpen dat ik daarom ook een hater ben. In wezen ben ik de meest optimistische persoon binnen de redactie – alleen zet ik die versie van mezelf even aan de kant wanneer het nodig is. Het is namelijk beter om je frustraties te uiten dan om ze op te kroppen. Deze keer vertel ik je over mijn ervaring met mensen die na middernacht beweren dat het de volgende dag is.

Stel het je even voor. Het is Ă©Ă©n uur ’s nachts. Je bent goed aan het gaan op je pre. Je voelt je goed, je hebt morgenochtend geen les en je weet dat je vanavond zo laat uit kan als je wil. Je meldt dit aan een van je vrienden. “Ik ben zo blij dat ik morgen geen les heb!”, zeg je. Je krijgt een antwoord. 

“Je bedoelt vandaag?”

Je mond valt open, je brein stopt even met werken. Al het geluk dat je voelde, verdwijnt in een ogenblik. Je bent niet boos, maar teleurgesteld dat dit soort radicale gedachten in je eigen vriendengroep voortbewegen. Dit, lieve lezers, is sinds vorige week mijn nieuwste trauma. Die vreselijke gebeurtenis is mij overkomen, maar ik heb het overleefd.

Ergens in mijn hoofd begrijp ik dat, puur theoretisch gezien, een dag begint om middernacht en daar ook eindigt. Ik zal het echter nooit publiekelijk toegeven. Het is toch niet omdat een of ander beleid dat beslist heeft dat ik me daarnaar moet schikken? Ik antwoordde dus, weliswaar na een korte pauze om te bekomen, op de vreselijke vraag met de woorden “Ik wil je dat nooit meer horen zeggen”, gevolgd door verscheidene levensbedreigingen en de vraag “Als je aan een dag denkt, dan denk je toch aan opstaan en gaan slapen in plaats van aan tijdstippen?” Na een beangstigd knikje van de persoon in kwestie voelde ik dat ik mijn punt gemaakt had.

Ik neem even de vrijheid om mijn persoonlijke geloofsovertuigingen mee te delen. Ik vind dat het de volgende dag wordt wanneer je iets doet dat je normaal gezien op die dag zou doen. Dat is de vuistregel. Wakker worden is het meest voor de hand liggende voorbeeld, maar als je die nacht niet slaapt, is het bijvoorbeeld ontbijten of je klaar maken voor school dat de functie vervult. Als je pas tegen acht uur ’s ochtends thuiskomt en je huisgenoten tegenkomt die al vertrekken, dan leef je gewoonweg in een andere tijdzone. Op een andere dag. Zij zijn al bij morgen, jij bent nog bij vandaag. Dat is gewoon de waarheid van het universum en je zal me nooit iets anders kunnen wijsmaken.

Kleine disclaimer voor als je je aangesproken voelt: er zitten geen vijandige bedoelingen achter deze tekst. Als je diep gekwetst bent, kan je me altijd een mailtje sturen. Of ik de dag zelf nog antwoord, zal afhangen van de tijdzone waar jij je in verkeert en die waar ik in verkeer. Dan praten we het morgen samen uit. 



coach conny

23/03/2024

Vanmorgen werd omstreeks 7 uur het levenloze lichaam van Coach Conny (52) gevonden aan de voet van een appartementsblok aan de Willem Elsschotlaan te Linkeroever. De vrouw stierf vermoedelijk door een aanrijding, maar de autopsie wees uit dat ze ook aan een levensbedreigende schimmelinfectie leed, een steekwonde had en van de zevende verdieping naar beneden was gevallen.

Op de plaats delict werden naast haar twee zonen Jordan (11) en Wesley (7)  ook een medewerker van pleegzorg en Conny’s huurbaas aangetroffen. Het CLB had pleegzorg afgestuurd op het gezin, omdat er op school vermoedens waren van verwaarlozing. De kinderen konden daarom na het tragische voorval meteen opgevangen worden. P. Robleem,  de huurbaas, was dan weer aanwezig om achterstallige huurgelden te innen en een uitzettingsbevel af te leveren: “Ik had  alles al geprobeerd, ik had zelfs een brief gestuurd naar het magazine waarvoor ze maandelijks schreef. En toch weigerde ze te betalen, een uitzettingsbevel was dus de volgende stap. Hoe moest ik anders van haar zijn afgeraakt?”

Op dat nieuws zou het slachtoffer slecht gereageerd hebben, waardoor ze met een bot keukenmes begon te dreigen. Robleem zou tijdens een poging om haar te ontwapenen het slachtoffer tussen haar ribben hebben gestoken en haar van zich afgeduwd hebben tegen de balustrade. Die was echter helemaal rot, waardoor het hout brak en de vrouw zeven verdiepingen naar beneden viel. Nu zit de politie met de vraag of Robleem weet had van de kapotte balustrade en hij haar er met opzet tegen duwde. De man wordt momenteel nog verhoord.

Na de val leefde het slachtoffer nog, waardoor Robleem al zeker niet vervolgd kan worden voor doodslag. “Mama riep nog iets naar ons toen ze op straat lag”, vertelt Jordan, een van haar zonen. Wesley bevestigt dit: “Voordat ze door een Deliveroobezorger op een brommer overreden werd, waren haar laatste woorden: ‘Ik betaal nog steeds geen huur, godverdomse gierigaard.’” Op de vraag hoe hij zich nu voelt, antwoordt de jongen alvast positief: “Goed. Mag ik nu bij een gezin wonen waar ze wel warm water hebben?”



close-up

23/03/2024
The Zone of Interest (© The Zone of Interest | dwars)
Bron/externe fotograaf

The Zone of Interest

🖋: 

Tussen mei 1940 en januari 1945 werden er 1,3 miljoen mensen gedeporteerd naar het Concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz. 1,1 miljoen lieten er het leven. Veel van hen stierven als gevolg van de erbarmelijke leefomstandigheden. Vele meer werden op industriële wijzen om het leven gebracht in de gaskamers. De gruwel van de Holocaust is niet te begrijpen, of in adequate bewoordingen te vatten. Wat is dan het nut van er een film over te maken? The Zone of Interest, van cineast Jonathan Glazer, is niet de eerste die het toch probeert. Wat heeft zijn film toe te voegen aan dit gevoelige genre?

Ik zag The Zone of Interest in Amsterdam, waar ik op vakantie was met vier vrienden. Tijdens een tocht door de stad viel ons oog op het Theater Tuschinski. De cinema, die van 1921 dateert, is een van de oudsten van de stad. Hij werd gebouwd in opdracht van bioscoopmagnaat Abraham Tuschinski. In 1942 zou hij sterven in Auschwitz, maar daar waren wij ons echter niet van bewust toen we onze filmkeuze maakten. The Zone of Interest vertelt het verhaal van Rudolf Höss en zijn vrouw Hedwig Höss. Hij is commandant van Kamp Auschwitz, zij is huismoeder en commandant van hun villa, die net naast de muur van het kamp gelegen is. Wat er zich achter die muur juist afspeelt, zien zij – en wij als kijker – niet. Het gezin kan enkel luisteren naar de gebeurtenissen in het kamp, al lijken die hen niet te interesseren. Tijdens het eten of ’s avonds in bed, steeds wordt de achtergrond gevuld met geluiden van binnenin het kamp, van een trein die toekomt tot een smeulende oven.

banaliteit en desinteresse

In het eerste opzicht doet hun desinteresse denken aan de banaliteit van het kwaad. Dat idee van filosofe Hannah Arendt beschrijft dat mensen die verschrikkelijke dingen doen, in hun dagelijkse leven vaak verassend normaal zijn. Zo blinkt de familie Höss in haar dagelijkse leven ook uit in haar banaliteit. De familiale scÚnes zijn bijna saai, was het niet voor de tweede film die zich op de achtergrond afspeelt. Doordat wij die als kijker enkel horen, krijgt het verhaal een extra angstwekkende dimensie. De film blinkt dan ook uit in haar achtergrondgeluid, te danken aan vijf jaar werk van sounddesigner Johnnie Burn, die zelfs volledige kampopstanden gedetailleerd uitwerkte in geluid.

Het opzet van The Zone of Interest gaat in tegen Holocaustvoyeurisme, en het zogenaamde kijkgatmotief waarop al langer kritiek gegeven wordt. Daaronder verstaat men een vaak voorkomende camerabeweging door het kijkgat van bijvoorbeeld een gaskamer. Dat is volgens filmcriticus Cathy Gelbin een praktijk die onethisch is in haar veronderstelling dat de gaskamers adequaat voor te stellen zijn. Breder gezien zijn Holocaustmedia maar al te vaak een denkbeeldig sleutelgat waardoor je in alle geheim naar gruwelijke gebeurtenissen kan loeren. Films als Schindler’s List hebben zich zo al schuldig gemaakt aan het banaliseren en romantiseren van de gaskamers en de deportatie. De kracht van The Zone of Interest zit erin dat het de zaken die andere films wel tonen, niet toont.

when in Amsterdam


Abraham Tuschinski was niet de enige Amsterdammer die gedeporteerd werd. Als een stad met een aanzienlijke Joodse populatie leed zij zwaar onder de bezetting, 75% van hen overleefde de Holocaust niet. Sommigen onder hen, Anne Frank bijvoorbeeld, verwierven na de oorlog internationale bekendheid. Haar dagboeken maakten de gruwel tastbaar, want je kan ze zelf meemaken door de ogen van een kind. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Anne Frank Huis, gelegen aan de Westermarkt, een van de grootste toeristische trekpleisters van de stad is.

Het Anne Frank Huis doet in feite het omgekeerde van The Zone of Interest: alles wordt je uitdrukkelijk getoond. Net als veel Holocaust­films en -boeken geeft het museum je de mogelijkheid te gluren in een ruimte gelinkt aan vreselijk leed. De gruwelijke feiten enkel laten horen zou moeilijk zijn in deze situatie, want je wilt mensen tonen wat er zich afspeelde. Je wil bezoekers overtuigende zaken voorhouden om het te vertellen verhaal te brengen, maar met honderden mensen in een rij door het drie slaapkamers grote achterhuis lopen had voor mij toch iets te veel weg van een ongewenst bespioneren. Met massa’s gaan kijken naar een plek van zo’n leed, is dat voyeuristisch? Is dat fout?

kijkgaatjes

The Zone of Interest vertelt ons iets over de banaliteit van het kwaad, maar gaat op het einde van de film verder, door ons vragen te laten stellen aan onszelf over het bekritiseerde Holocaustvoyeurisme. We krijgen in de eindscÚne voor het eerst een beeld van binnenin het kamp, maar dan anno 2023. De zalen van Kamp Auschwitz worden gekuist door het personeel van het museum dat de site vandaag geworden is, een aantrekkingspool voor toeristen van over heel de wereld. Gaat de film mee in de kritiek op het kijkgat? Toeristen doen in Auschwitz namelijk het omgekeerde van deze film, ze kijken juist wél binnen.

Holocaustmedia bevinden zich altijd in een moeilijke tweestrijd tussen verhelen en tonen. Als men net als het Anne Frank Huis, of Hollywoodfilms zoals Schindler’s List het leed wil tonen, dan kan dat snel als banalisering bekritiseerd worden. Als we het evenwel niet tonen, zijn we dan net als Höss en zijn familie het leed aan het negeren? Bestaat de kans dan dat we in onze eigen wereld onze oogkleppen ophouden? The Zone of Interest plakt het kijkgat voor onze ogen dicht en stelt de vraag of we ons daar comfortabel bij voelen, maar bij de Holocaust hoor je je niet comfortabel te voelen. Plak dat denkbeeldige kijkgat dan maar voorgoed dicht, zou ik zeggen. 



close-up

23/03/2024
Yorgos Lanthimos (© John Lamparski | dwars)
Bron/externe fotograaf

John Lamparski

🖋: 

Een van de opmerkelijkste films van de 96ste Oscars is het kleurrijke Poor Things (2023), dat maar liefst elf Oscarnominaties in de wacht wist te slepen. Hoewel de film evengoed een samenwerking had kunnen zijn tussen een hedendaagse Mary Shelley en een avant-gardistisch modehuis, is Poor Things van de hand van de Griekse regisseur Yorgos Lanthimos. Net als Poor Things kan je ook de rest van zijn oeuvre op z’n zachtst gezegd speciaal noemen.

Yorgos Lanthimos brak internationaal door met Dogtooth (2009), een film die meteen ook het startschot gaf van de Greek Weird Wave. Die filmstroming stelt machtssystemen in vraag en kent vaak donkere humor en een vervreemdende sfeer, elementen die ook terugkomen in Dogtooth. De film toont een periode uit het leven van een gezin dat geïsoleerd is van de buitenwereld, waardoor de tienerdochters en -zoon ervan overtuigd zijn dat katten het grote kwaad in de wereld zijn. Filmliefhebbers die het in Keulen horen donderen bij dat bizarre plot, zullen waarschijnlijk ook nog nooit van de Greek Weird Wave gehoord hebben en voor de tere zieltjes onder hen is dat misschien maar beter zo. Als je je toch aan Dogtooth waagt, geef ik je graag een kleine disclaimer mee: de film zit vol fysiek geweld, extreem grafisch geweld, seksueel geweld, intrafamiliaal geweld en dierenmishandeling. Wees dus gewaarschuwd. Desondanks is Lanthimos’ grote doorbraak over een disfunctionele familie het kijken waard. De film is zo absurd dat je gedurende anderhalf uur vol verbijstering aan het scherm gekluisterd zit en je vervolgens de fundamenten van je eigen bestaan in vraag begint te stellen.

Die absurditeit vormt een rode draad door Lanthimos’ volgende films. Neem nu The Lobster (2015): in de dystopische samenleving die de basis vormt van de film – en waaruit de makers van Arcadia ongetwijfeld inspiratie hebben gehaald – is geen plaats voor vrijgezellen. Zij die na een verblijf van 45 dagen in het Hotel nog geen geschikte metgezel hebben gevonden, worden opgesloten, opgejaagd en verdierlijkt. Dat laatste mag je zelfs vrij letterlijk nemen. Het spannende plot, dat evengoed uit Black Mirror zou kunnen komen, maakt van The Lobster al een iets toegankelijkere film, zeker in combinatie met de Engelssprekende cast. Toch is ook deze film nog steeds geen aanrader voor dierenliefhebbers.

Lanthimos zet verdere stappen in de Angelsaksische filmwereld en weet zijn plaats er definitief te veroveren wanneer hij The Killing of a Sacred Deer (2017) uitbrengt. Meer dan de relatief kleine cast vol sterren als Nicole Kidman, Colin Farrell en Alicia Silverstone heeft de regisseur niet nodig om een geslaagde thriller neer te zetten. De bevreemdende sfeer die hij creëert, is genoeg om de kijkers koude rillingen te bezorgen. Hoewel het duidelijk is dat Hollywood meer inspeelt op de commerciële belangen dan Lanthimos nodig acht, houdt hij vast aan zijn typische vlakke dialogen en bijna apathische personages waardoor de film een unheimlich randje krijgt.

Na The Killing of a Sacred Deer slaat Lanthimos een nieuwe weg in met het kostuumdrama The Favourite (2018). De film situeert zich in het achttiende-eeuwse Engeland, waar koningin Anne (Olivia Colman) op grillige wijze over het land regeert. Intussen strijden hofdame Sarah (Rachel Weisz) en dienstmeid Abigail (Emma Stone) om de aandacht van hun geliefde majesteit, tot bloedens toe. Onder impuls van Robbie Ryan, die hier instaat voor de cinematografie en later ook zal meewerken aan Poor Things, krijgt de film een heel ander uiterlijk dan Lanthimos’ vorige werk. Zijn eerdere soberheid maakt plaats voor overdadige sets en stijlvolle kostuums. Dankzij Ryans visuele trucs, zoals de fisheye-lens, eigent Lanthimos zich een nieuwe esthetiek toe waarin Stone, Weisz en Colman zich ten volle kunnen uitleven. Ook is er meer ruimte voor emoties en humor, waardoor Lanthimos een meer mainstream publiek weet te bereiken.

Voor de regisseur definitief kiest voor een nieuwe fase in zijn oeuvre keert hij met de kortfilm Nimic (2019) nog even terug naar zijn vroegere absurdisme. In slechts twaalf minuten vervreemdt hij de kijker van de werkelijkheid zonder daar al te veel dialogen voor nodig te hebben. De lege blik van een raadselachtige vrouw volstaat.

Het hoogtepunt van Lanthimos’ oeuvre is ongetwijfeld nieuwkomer Poor Things. Daarin laat hij zijn bescheiden visuele stijl definitief achter zich en zet hij alle registers open, want er wordt duidelijk niet bespaard op de cast, sets, kostuums en visuele technieken. Ook benut de Griekse regisseur nieuwe inspiratiebronnen: het setdesign van Lanthimos’ gefictionaliseerde Lissabon zou zo ontworpen kunnen zijn door Salvador Dalí. Desondanks blijft Lanthimos trouw aan zijn absurde kijk op de werkelijkheid. Sommige scùnes zijn zo van de pot gerukt dat ze bij een andere filmmaker totaal ongeloofwaardig zouden overkomen – ja, ik heb het over Willem Dafoe die zijn maagsappen als luchtbellen door de eetkamer laat zweven – maar om een of andere reden komt Lanthimos ermee weg. Zulke scùnes zorgen net voor een vorm van humor waar andere komedies nog veel van kunnen leren. Daarbovenop smeert Lanthimos nog een dikke laag maatschappijkritiek in de vorm van socialisme en feminisme. Bij The Favourite hing er al een feministische sfeer, maar in Poor Things wordt die onmiskenbaar. De mannen worden er regelmatig te kijk gezet, zeker wanneer de vrouwelijke personages – spoiler alert – een van hen in een geit veranderen. Zulke feministische statements juich ik alleen maar toe.

Lanthimos heeft zich dus weten ontpoppen tot een lieveling van alternatief Hollywood. Als hij de koers van zijn laatste projecten aanhoudt, komen er waarschijnlijk meer komische kostuumfilms en gothic sprookjes vol maatschappijkritiek aan. Dat belooft dus nog veel moois voor in de toekomst. Ik kijk er alvast naar uit.Â