Alles kan beter, ook de UA

De nieuwe rector en vice-rector over hun ambities
17/10/2008

Veel tijd om hun nieuwe functie te vieren hebben Alain Verschoren en Johan Meeusen, sinds 1 oktober respectievelijk rector en vicerector van de UA, duidelijk niet genomen. Onze universiteit staat na de eenmaking dan ook voor nieuwe en grote uitdagingen. Touwtrekken is in het hoger onderwijs meer dan ooit de normale gang van zaken en ook de UA wil niet achterblijven: Antwerpen moet en zal op de universitaire kaart komen te staan. Geen sinecure, nu de KU Leuven almaar groter wordt en de strijd om studenten en centen des te scherper. Het nieuwe UA-bestuur licht haar plannen en kopzorgen toe.

De samenstelling van de universitaire top ziet er anders uit. Voor ons zitten geen drie vicerectoren maar één. Vanwaar die verandering?

Johan Meeusen Vroeger had je drie raden (Onderwijs, Onderzoek en Wetenschappelijke en Maatschappelijke Dienstverlening, nvdr.) die elk een aparte voorzitter kozen, de drie vicerectoren. In de interimperiode tussen de verkiezingen en 1 oktober hebben we wijzigingen in onze academische structuur aangebacht: de zeven decanen zullen vanaf nu altijd aanwezig zijn op de vergaderingen van het Bestuurscollege, de voorzitters van de drie kerntaakraden worden rechtstreeks voorgedragen door de rector en de voorzitter van de WMD-raad wordt automatisch ook de enige vicerector.

Alain Verschoren In het verleden hadden die drie raden niet altijd een coherent beleid, terwijl ze de facto zaken behandelen die niet geïsoleerd zijn voor het personeel. Je had verschillende meningen en niet voldoende overleg tussen de drie raden. Ik wil eigenlijk dat iedereen iedereen adviseert. Er wordt vaak gesteld dat wij niet genoeg aanwezig zijn in Brussel en dat de UA met andere woorden niet weegt op het beleid. Niets is minder waar, maar we kwamen niet naar buiten als een geheel met gelijke standpunten. Dat is niet goed voor onze universiteit. Als er een beslissing genomen is, moet die ook gezamenlijk verdedigd worden.

 

ANTWERPEN VERSUS DE OLIEVLEK

Jullie willen dat de UA zichzelf meer op de kaart zet en zich profileert ten opzichte van de K.U.L. en de UGent. Ook de AUHA (de associatie die onze universiteit en vier Antwerpse hogescholen overkoepelt) gaat daarbij een steeds grotere rol spelen.

Verschoren De associatie moet een samenwerkingsverband zijn op het vlak van infrastructuur en studentenvoorzieningen. Zo’n structuur heeft als voornaamste doel de academisering (een nieuwe onderwijsevolutie waarbij hogescholen zich meer op onderzoek zullen moeten richten, nvdr.) mogelijk te maken en daarmee kwaliteit te garanderen.

 

Wat vinden jullie van Walter Nonneman, de nieuwe voorzitter van de Antwerpse associatie? Gaat hij ervoor zorgen dat Antwerpen een belangrijke speler wordt?

Verschoren De associatie had geen betere keuze kunnen maken! We hebben alleszins dezelfde boodschap: we willen aan de buitenwereld laten zien dat ze niet met onze voeten kunnen blijven spelen. Die boodschap brengen we wel op een andere manier: Walter Nonneman steekt zijn klauwen uit en ik doe het wat rustiger. In die zin zijn we erg complementair, maar onze neuzen staan in dezelfde richting.

Meeusen De vijf partners van de associatie hebben elk een verschillende achtergrond en werken nog maar enkele jaren samen. Het is dus nog wat zoeken. In elk geval starten we vanuit gelijkwaardige posities, in tegenstelling tot wat elders gebeurt.

 

De K.U.L. beperkt zich met haar associatie niet tot één gebied. Ze heeft ondertussen zowat overal in Vlaanderen wel een afdeling. Hebben jullie plannen om Leuven achterna te gaan?

Verschoren Laat ons duidelijk zijn: wij zijn en willen een ander type associatie, een sympathieke associatie. In mijn ogen loopt het samenwerkingsconcept waarover ik het net had helemaal mis bij onze Hagelandse collega’s. Zij volgen het olievlek-model: onder het mom van academisering geven ze hun partners de naam ‘campus’ en krijgen die hun logo, maar in feite is de enige drijfveer daarvoor hun expansiedrang.

 

PSEUDO-TEW

Ondertussen hebben ze wel mooi de Antwerpse Lessius Hogeschool ingelijfd, waardoor er van die gezamenlijke Antwerpse voorzieningen weinig terecht komt. Bovendien zou hun handelsopleiding wel eens een duchtige concurrent kunnen worden van onze opleiding TEW.

Verschoren Dat probleem moet en zal opgelost worden. Ik vind het niet acceptabel dat een hogeschool met een academisch karakter ons in onze achtertuin concurrentie aandoet. Volgens Minister Vandenbroucke moeten de verschillende opleidingen en instellingen samenwerken. Maar hoe maak je die samenwerking waar als je in andere associaties zit en bijna verplicht wordt om elkaar, opgejut door de huidige financieringscriteria, concurrentieel de duivel aan te doen?

Meeusen Lessius zou inderdaad kunnen mikken op onze TEW’ers en een pseudo-TEW aanbieden. En om meer geld binnen te halen bij Lessius, zouden ze vanuit Leuven doctoraten kunnen importeren en presenteren onder het mom van Lessius.

 

Ik weet dat bepaalde universiteiten niet te streng evalueren om meer studenten aan te trekken.

 

Is dat geen logisch gevolg van de academisering?

Verschoren Hogeschoolopleidingen moeten gefundeerd worden op onderzoek, daar kunnen we niet meer omheen. Dat wil alleen niet zeggen dat de docenten van de hogescholen plots allemaal onderzoekers moeten worden. Als de handelswetenschappen academiseren, kunnen ze bijvoorbeeld heel goed de kennis gebruiken uit het onderzoek dat binnen TEW of Handelsingenieur gedaan wordt. Maar wie staat er nu te wachten op handelswetenschappers die volop bezig zijn met een doctoraat? Nee, de maatschappij heeft ook nood aan échte praktijkmensen.

 

U klinkt als een koele minnaar van de academisering.

Verschoren Ik heb er op zich geen probleem mee, maar wel als de hogescholen bestempeld worden als de campussen van universiteiten. De evolutie is in volle gang dus we moeten ons afvragen of de academisering overal moet gebeuren en hoe het allemaal in zijn werk moet gaan. Men heeft in het verleden nooit de politieke moed gehad om met professionele masters te werken die minder theoretisch zijn en zich direct richten op de arbeidsmarkt. Bepaalde opleidingen kunnen goed functioneren als beroepsgerichte opleidingen. De geacademiseerde opleidingen van de hogescholen moeten daarom hun eigenheid bewaren, in plaats van volledig te functioneren binnen de universiteit, die zich op haar beurt soms minder op de praktijk richt. Neem nu het statuut van de kunsten: is een doctoraat in de kunsten een kunstwerk? Moet dat doctoraat dan op een theoretisch niveau gebeuren? Een mix is wellicht de beste oplossing.

 

DIPLOMA’S OP EEN SCHOTELTJE

Om overheidsgeld te krijgen moeten universiteiten en hogescholen elkaar steeds meer beconcurreren. Is Antwerpen te klein?

Meeusen We hebben nu bijna 10 000 studenten, dat zijn er 2 000 meer sinds de fusie.

Verschoren Ik heb een soort van weddenschap afgesloten: tegen het einde van mijn mandaat wil ik 15 000 studenten.

 

U wilt dus groeien. Nochtans horen we u steeds zeggen dat de kleinschaligheid van de UA een troef is en dat studenten bij ons ten minste geen nummer zijn. Spreekt u uzelf nu niet tegen?

Verschoren Onze kleine schaal is inderdaad een middel om kwaliteitsverhoging te realiseren, onder meer door persoonlijke begeleiding. Aan de UGent en de KU Leuven zitten in de richting Psychologie meer dan duizend studenten, ik weet niet hoe je aan zo’n groepen nog kwaliteit moet bieden. Ik heb al voorgesteld om er wat aan ons te geven. (lacht) Een opleiding Psychologie zou in Antwerpen zeker niet misstaan. Mijn doelstelling is dus om 15 000 studenten aan te trekken op basis van de kwaliteit die we aanbieden. Ik ga niet op de markt staan en met gratis diploma’s zwaaien. Studenten zijn geen klanten maar participatoren.

 

In een interview met De Tijd zei u dat “studenten verkleuteren”. Krijgen ze soms te veel begeleiding?

Verschoren Ik wil niet de ouwe zak spelen en zeggen dat het vroeger beter was. Toen ik student was, werd ik pas op het einde van het jaar geëvalueerd. Ik moet dan ook toegeven dat ik niet steeds naar de les ging. Nu worden studenten inderdaad beter begeleid – hun studieduurvooruitgang wordt bijvoorbeeld nauwkeurig in het oog gehouden – maar daarvoor betalen ze wel een prijs: door de vele tussentijdse taken hebben ze amper tijd om deel te nemen aan het studentenleven. Het verkleuteren werken we dus ook zelf in de hand door die begeleiding. Maar ik vind niet dat we onze diploma’s op een schoteltje overhandigen. Ik weet dat bepaalde universiteiten niet te streng evalueren om meer studenten aan te trekken en te laten uitstromen.

Meeusen We zouden wel heel dom zijn om dat ook te doen. De aantrekkelijkheid van een universiteit vertaalt zich immers markt-economisch: het is de markt die de waarde van een diploma bepaalt. Bovendien zijn gediplomeerden de onderzoekers van morgen. Hun publicaties bepalen ook onze klassering.

 

Onderzoek telt inderdaad ook steeds meer mee als het over financiering gaat. Zijn jullie van plan om vooral te investeren in onderzoek dat goed scoort op de markt en in internationale tijdschriften?

Meeusen Het is wat schipperen tussen een financiering op basis van studentenpopulatie en op basis van onderzoek. Je hebt opleidingen die een attractiepool zijn qua studentenaantal – zoals Taal-en Letterkunde – en andere die minder studenten aantrekken maar wel top-onderzoek leveren. Dat we een aantal vakgebieden de financiële middelen geven om door te stoten naar een hoger niveau, betekent nog geen devaluatie van het algemeen onderwijs. We verdelen het geld intern niet helemaal zoals het model van Minister Vandenbroucke het voorschrijft. Wat wij willen doen is financieren op basis van een behoefte-analyse: wat hebben departementen of onderzoeksgroepen nodig om aan goed onderwijs, onderzoek en dienstverlening te doen? We financieren dus niet louter op basis van het geld dat een onderzoek in het laatje brengt. Ons herallocatiemodel is een langdurig voorbereid en evenwichtig compromis waarbij de humane wetenschappen niet helemaal het onderspit moeten delven.

 

TOERISTEN

Om internationaal te kunnen scoren wordt er soms ook gesuggereerd dat er onderwijs in het Engels voorzien moet worden.

Meeusen Er gaan inderdaad steeds meer stemmen op om in het Engels te doceren aangezien je met het Nederlands niet zo veel bent in de (bedrijfs)wereld. Op het niveau van de bachelors bestaat hierover weinig meningsverschil: het Engels moet daar nog beperkt blijven. Studenten ervaren sowieso al een cultuurschok bij de overgang van het middelbaar naar de universiteit en bovendien mag je in de bachelors geen toeloop van buitenlandse studenten verwachten. Op het niveau van de masters liggen de zaken echter anders.

 

Je kan toch niet verwachten dat studenten die een master willen volgen plots academisch Engels kunnen?

Verschoren Met de flexibilisering is het mogelijk om keuzevakken in te voeren zoals Academisch Engels. TEW en Rechten hebben in hun nieuw bachelorcurriculum trouwens al aandacht voor het taalonderricht. Of we alles meteen helemaal in het Engels moeten aanbieden, hangt eigenlijk vooral af van het soort studenten waarop we ons willen richten: toeristen of mensen die bewust hier opleidingen willen volgen in onderwerpen waarin we wetenschappelijk sterk staan, en met wie we achteraf kunnen uitpakken. Volledige opleidingen in het Engels moeten daarom volgens mij in de eerste plaats worden ingericht binnen de domeinen waarin we excelleren.

 

 

Welke zijn die 'topdomeinen' dan?

Verschoren Eigenlijk kunnen we hier nog niet concreet op antwoorden. De UA heeft nu vier excellentiecentra en dat zullen er in de toekomst meer worden. De onderzoeken die er verricht worden zou men best aan een onderwijscomponent koppelen. Daar zou het dan aangewezen zijn te doceren in het Engels. De internationalisering en de onderwijstaal zijn in elk geval goede voorbeelden van dossiers waarover we – zoals we hogerop al zeiden – op verschillende niveaus en met de drie raden moeten overleggen om tot gelijke standpunten te komen en die duidelijk naar buiten te kunnen communiceren.

 

BUITENCAMPUSSEN

Meneer Verschoren, in uw verkiezingsteksten lazen we dat de buitencampussen – en hun soms abominabele staat – prioritair zijn voor u. Zijn er misschien verhuisplannen?

Verschoren De Stadscampus is volgens mij ongeveer af. Voor de buitencampussen is er intussen een langetermijnplan voor investeringen opgestart. Hun staat is immers een ramp. We hebben heel wat alternatieven onderzocht maar het blijkt geen sinecure: Groenenborger verkopen aan overheidsdiensten is geen optie, het slopen van gebouwen en de grond verkopen brengt heel wat op maar is zeker niet voldoende om nieuwe labo’s te bouwen, om bij te bouwen moet het gewestplan gewijzigd worden en moeten we erg veel investeren, het gebouw is te klein om de geplande faculteit industriële wetenschappen te herbergen, etc. Maar het is wel de bedoeling om op termijn tot één buitencampus te komen en dat zou dan best Campus Drie Eiken zijn.

 

Het is de bedoeling om op termijn tot één buitencampus te komen, en dat zou best campus drie eiken zijn.

 

Naast de herwaardering van de buitencampussen, hameren jullie erg op studentenparticipatie. Op dit moment zijn er heel wat ‘postjes’ voor studenten. In de praktijk blijken studenten echter nauwelijks op de hoogte te zijn van die posities, is de opkomst voor de verkiezingen laag en weten de kiezers op de koop toe niet voor wie ze stemmen, laat staan dat ze op de hoogte zijn van de beslissingen die er nadien genomen worden.

Verschoren Het jammere is dat studenten nooit betrokken zijn bij het ontstaan van beleidsteksten. Neem nu de raad van bestuur: als er daar iets op tafel komt, is dat dossier al bijna rond. Daarom wil ik benadrukken dat die studentenparticipatie er ook moet komen als men nog in het stadium van de informatievergaring zit, zodat het beleid ook effectief rekening kan houden met de stem van de student. De studentenraden mogen geen lege dozen zijn.

Meeusen Natuurlijk moeten de studentenvertegenwoordigers dan wel de nodige verantwoordelijkheid op zich nemen en zich voldoende informeren over de dossiers.

Verschoren We kunnen die postjes trouwens ook aantrekkelijker maken voor studenten, door bijvoorbeeld hun engagement te belonen met een certificaat voor op hun cv. Maar naast die studentenraden wil ik informeel in dialoog treden met studenten en hun vragen beantwoorden. Daar is dit gesprek een mooi voorbeeld van.