Antwerpse student in Gent

Meeloper
30/04/2009

Bus 9 Gentbrugge Groeningewijk – Mariakerke Driesdreef stroomt leeg bij de halte voor het afgelegen gebouw van de faculteit Psychologische en Pedagogische Wetenschappen (FPPW). Het verlopen betonnen complex werd in 2005 uitgebreid. Het interieur kreeg in datzelfde jaar een opknapbeurt. In de hal hangt een digitale klok: 28/04/09 - 8:17 AM. Het begin van een dag als student in Gent.

Verdeel en heers

De les Fysiologie van de eerste bachelor Psychologie vindt plaats in een grote aula met roze vloerbekleding en gele baksteen die trapsgewijs langsheen de zijmuren loopt. Op het spreekgestoelte vooraan hangt een poster van de nationale betoging tegen de verhoging van de studiekosten. De prof is erg nieuwe stijl: stoppelbaardje, haar achteruit, MacBook en een microfoontje opgespeld. ‘Episodisch langetermijngeheugen’ projecteren twee beamers op evenveel schermen. Het volgende puntje – vertelt de prof halverwege het eerste deel – kan interessant zijn voor ons, de studenten. De Total time-hypothese houdt in dat de hoeveelheid die je kan leren in functie staat van de studietijd, maar er is een geweldig verschil tussen massed en distributed practice: beter één maal tien uur studeren, dan twee maal vijf. Rumoer in de aula. “Sorry, wat heb ik gezegd?” vraagt de prof. “Nee, sorry, het is natuurlijk andersom: beter twee maal vijf uur, dan één maal tien.”

 

Sterrenrestaurant

Negentien voor elf. De les is afgelopen. Ik ga op zoek naar wc’s, vuilnisbakken, studentenblad Schamper, een pingpongtafel en de bib. Het is leuk om vast te stellen dat men ook op de UGent sorteert. Een A4’tje ‘PMD’ en een A4’tje ‘Restfractie’ maken duidelijk wat waarin hoort. In de bib vind ik een computer waarmee ik op internet kan zonder in te loggen, iets wat op de UA niet mogelijk is. 's Middags vraagt de bibliothecaresse om af te ronden: blijkbaar sluit men hier tijdens de lunchpauze. Op weg naar buiten lees ik de valven. De aankondiging van een gastcollege over ‘The history and geography of human left and right handness’ vertedert me. Ze doet me beseffen dat studeren waarschijnlijk de grootst mogelijke luxe is. Buiten voor de ingang staan wat studenten met een megafoon, twee diabolo’s en enkele Arafatsjaals. Zo dadelijk trekken ze naar het station voor een pre-betoging en dan naar Brussel voor de eigenlijke manifestatie. Samengevat gaan ze ervoor ijveren dat iedereen aanspraak kan maken op die luxe die studeren is.

In het studentenrestaurant in het nieuwe gedeelte kent men sterren toe aan de vijf aangeboden maaltijden. Hoe gezonder, hoe meer sterren. Mijn vis pavé Bordelaise krijgt er zeven en is daarmee koploper. Bij het afrekenen ontvang ik een bonnetje dat meldt dat ik geholpen werd door job 1. De resto is tamelijk groot. De eerste verdieping kijkt uit over het gelijkvloers en de buitenwanden zijn volledig van glas. Bij de kassa hangt een voedseldriehoek, er is gratis drinkwater en de broodjes worden hier naar voorkeur vers bereid. Goede punten dus voor de eetvoorziening.

Tafeltennistijd. De FPPW, het gebouw van de Sport- en Bewegingswetenschappen en het sportcomplex aan de Watersportbaan liggen alle drie even buiten het centrum van Gent, door de rest van de universiteit wat verstoten. Voor twee euro per persoon kan je als niet-student pingpongen. De tafels staan in een patio met aan de ene kant uitzicht op het zwembad en aan de andere kant twee grote sportzalen.

 

Overvloed aan de Overpoort

Ik neem tram 22 naar ’t Zuid. Ruwweg strekt de studentenbuurt zich uit tussen de Vooruit en de Overpoort. Een pijl met ‘UGent De Therminal’ wijst een steegje in. Ik volg een paadje naar beneden, voorbij de faculteit Economie en Bedrijfskunde om uit te komen bij een groot gerenoveerd gebouw. Het oude pand telt enkele verdiepingen met sobere, ruime lokalen met blinkende vloeren en glazen wanden. Na wat rondzwerven in deze levensgrote vitrine vraag ik aan de balie wat dit gebouw juist is. “Dit is het studentenhuis”, antwoordt de receptioniste. “Hier stellen wij ruimtes ter beschikking aan verenigingen en initiatieven van studenten.” Ongelooflijk is dat, bijna decadent.

Op de grens tussen het Sint-Pietersplein en de Overpoort staan enkele studenten in een rijtje op de stoep. Boven hen hangt een bord met daarop ‘De gouden saté’ en een foto van Julien en schoonzoon Peter, de uitbaters van wat een legendarisch frietkot moet zijn. In de nauwe zaak waar je enkel kan afhalen, hangt de muur in de diepte vol met posters. De korte muur aan het einde van de toog toont allerlei krantenknipsels die de faam van de frituur bevestigen. Het topstuk is een poster van Wendy van Wanten die in viltstift de frietjes van Julien aanprijst.

Na de Bicky Burger is het tijd voor een pilsje. Als psychologiestudent in Gent heb ik twee keuzes, de ∏-nuts op een hoek van het plein en de Artevelde in de Sint-Pietersnieuwstraat. Het wordt Artevelde, een fancy studentencafé en -bistro met hoge tafels met krukken, gewone tafels en zeteltjes. Uit de toog komt blauw licht en rode matglazen lampen moeten voor een warme gloed zorgen. Niemand maakt gebruik van de twee pooltafels die in een ruimte achteraan op een verhoog staan. De meisjes van studentenclub VPPK zitten aan hun avondeten. Een spaghetti kost zes euro vijftig. Na het leegdrinken van mijn biertje, een euro zeventig voor vijfentwintig centiliter, blijven mijn metgezel en ik als enigen in het café over. Tijd om naar huis te gaan.