Bandwerkers of bedelaars: Pro's en contra's van het nieuwe financieringsdecreet

Dossier financiering
24/11/2007

Geld dat naar instellingen gaat moet renderen volgens minister Vandenbroucke. De outputfinanciering en de kwaliteitsmaten die het beleid daarvoor hanteert, worden echter vaak – en vooral in de humane wetenschappen – met argusogen bekeken. VVS (Vlaamse Vereniging van Studenten) wijst bovendien op het “asociale karakter van het model en het risico op kwaliteitsvermindering van het onderwijs."

Jesse Mortelmans en Dietlinde Willockx, twee geesteswetenschappers van de Universiteit Antwerpen, drukten hun bezorgdheid over het nieuwe financieringsdecreet voor het Hoger Onderwijs al diverse malen uit. Samen met Jürgen Jaspers schreven ze een open brief en startten ze met enkele collega’s, het VSOA en VVS, een petitie om een hoorzitting aan te vragen in het Vlaams Parlement. Ook Rogier De Langhe, filosoof aan de UGent, liet het niet bij morren en gaf een aanzet tot een alternatief financieringsmodel in de humane wetenschappen. Hoewel het protest tegen het wetsvoorstel vaak wordt afgedaan als een Antwerpse strijd – onze universiteit heeft immers een lange traditie en groter aanbod in humane, eerder dan exacte wetenschappen – is de resultaatsgebonden financiering volgens onze drie ondervraagde wetenschappers nefast voor elk onderzoek dat tijd vergt en innovatief wil zijn.

 

Publish or perish. De humane wetenschappen

Geesteswetenschappers worstelen wel in het bijzonder met het model, om verschillende redenen. Allereerst kennen zij geen traditie van onderzoeksgroepen, waardoor ze vaak alleen werken en trager publiceren.

 

Moet er dan helemáál niet geteld worden?

Jesse Mortelmans Wij zijn niet bang voor een evaluatie van ons onderzoek maar wel voor de manier waarop die zal gebeuren. De focus op véél publicaties ín A1-tijdschriften creëert bandwerk en genereert armoede in het veld zelf. Geen academicus zal nog willen publiceren in algemene tijdschriften voor een breder publiek want die behoren niet tot de toptijdschriften. Zogezegd moet je onderzoek maatschappelijk betrokken zijn maar in de praktijk verlies je elke voeling met het concrete veld.

 

De wetenschappers wijzen ook op het risico dat onderzoek tot eenheidsworst verwordt. “Publiceren in A1-tijdschriften veronderstelt een bepaald soort onderzoek dat vooral inspeelt op actuele debatten die wereldwijd gevoerd worden. Dat gaat ongetwijfeld ten koste van de diversiteit. Je krijgt immers louter variaties op hetzelfde thema, met weinig ruimte voor alternatieve thema’s,” aldus Rogier De Langhe. Volgens hem dreigen we zo te evolueren naar een systeem waar iedereen mooi in de pas loopt, waar steriele wetenschappen de boventoon voeren. Het model negeert daarmee de essentie van de humane wetenschappen, namelijk haar pluralistisch karakter.

 

"We richten ons nu wel op het financieringsdecreet," verduidelijkt De Langhe, "maar dat is een symptoom van een bredere (management)tendens in de richting van almaar grotere controle, waarin steeds meer middelen worden vrijgemaakt om te verifiëren of mensen effectief werken. Deze sfeer van wantrouwen is nefast voor de idealen van vrij onderzoek."

 

Pleinvrees?

De Angelsaksische origine van de A1-tijdschriften kan ertoe leiden dat bepaalde soorten onderzoek niet meer aan bod komen. En een artikel over bijvoorbeeld Vlaams beleid moet in het Engels verschijnen. "Een geschifte situatie," meent De Langhe, die vreest dat de visie van continentale geesteswetenschappers minder snel zijn weg zal vinden naar het maatschappelijk debat.

 

Minister Vandenbroucke verwijt de humane wetenschappers “provincialisme”.

Dietlinde Willockx Volgens de minister staat internationalisering voor kwaliteit. Als ik op een buitenlands congres wil spreken over Guido Gezelle moet ik eerst een heleboel zaken introduceren en toelichten eer ik iets vernieuwends kan zeggen. Dan is het nog de vraag of de toehoorders de relevantie ervan kunnen schatten. Natuurlijk zijn er algemene, onderliggende beschouwingen die je kan voorleggen maar die komen pas voort uit vele jaren onderzoek. Dergelijke langdurige processen scoren echter niet in dit model.

 

Als de humane wetenschappen de lijst met toptijdschriften bekritiseren, moeten ze zelf maar een alternatief voorstellen, zo oppert de minister. Een dergelijke onderneming stuit op heel wat praktische bezwaren: het is moeilijk om voor zo’n heterogeen veld als dat van de humane wetenschappen één lijst op te stellen. Het orgaan dat zo’n index zou moeten ontwikkelen is de VLIR (Vlaamse Interuniversitaire Raad), maar die bestaat uit vertegenwoordigers van universiteiten en niet van de verschillende wetenschapsdomeinen, zodat andere belangen voorgaan. De European Science Foundation heeft eveneens een lijst gemaakt die pas wanneer ze is afgewerkt ter consultatie voorligt bij de onderzoekers. Bij het tot stand komen werden de vele subvelden niet betrokken.

 

Bedelaars

Op de onderfinanciering van de humane wetenschappen reageert Vandenbroucke dat het aan de universiteit zelf is om het zwaartepunt van de financiering te bepalen.

Mortelmans Een kromme redenering. Wij begrijpen niet waarom hij zelf een verdeelsleutel hanteert en vervolgens van de universiteiten verwacht dat ze een logica toepassen die niet strookt met zijn criteria. Tot nog toe konden de humane wetenschappen rekenen op de solidariteit van meer begunstigde faculteiten, maar ons bedelen kan natuurlijk niet blijven duren.

 

Op onderwijsvlak is er een ongelijke studentenweging. Voor een student Geneeskunde krijgt een universiteit vier keer zoveel als voor een Letterenstudent. Dat verschil wordt wel erg groot, menen Jesse Mortelmans en Dietlinde Willockx. De omkadering van hun faculteit wordt voortdurend ingeperkt, terwijl het beleid hamert op begeleiding van zwakkere groepen en de instroom in Taal- en Letterkunde steeds groter wordt. Het tekort aan personeel heeft, naast minder begeleiding, nog consequenties voor studenten: ze zullen in grotere groepen les krijgen en van goedkopere werkkrachten, zoals praktijkassistenten zonder doctorstitel. “Hierdoor zal het principe van het universitair onderwijs, namelijk dat het gestoeld moet zijn op onderzoek, gedeeltelijk uitgehold worden,” meent Mortelmans, die zich dan ook afvraagt wat het nut is van een doctorstitel als zelfs de universiteit het niet meer nodig vindt dat haar onderwijzend personeel een doctoraat heeft.

 

Alleen kommer en kwel? De visie van de exacte wetenschappen

Uiteraard is het nieuwe financieringsdecreet niet in één haal neer te sabelen. Dr. Jan Paredaens, decaan van de faculteit Wetenschappen aan de UA, beschouwt het financieringsmodel van Vandenbroucke als een positieve stimulans voor de onderzoekstaken aan zijn faculteit. Onderzoeksgroepen die minder presteren worden zo objectief doorgelicht en aangezet beter te presteren. Goede onderzoekers worden dan weer beloond voor hun werk. Daarenboven rekent Paredaens door het nieuwe decreet op een extra financiële impuls voor zijn faculteit. De stap naar internationalisering die Vandenbroucke met deze financiering tracht te zetten, juicht hij toe. Hij waarschuwt er wel voor niet te verwachten dat Antwerpen onmiddellijk een belangrijke internationale rol zal spelen.

 

Paredaens is echter geen onverdeeld voorstander van een outputfinanciering die grotendeels gebaseerd is op het aantal uitstromende studenten. De faculteit Wetenschappen kan niet rekenen op grote studentenaantallen, en hij vreest dan ook dat een dergelijke financiering niet in het voordeel van zijn faculteit zal spelen. Zijn collega dr. Frans Van Meir, decaan van de faculteit Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen, merkt ook op dat de financiering naar input en output “het decreet mismeesterd heeft.” Zo stelt hij vast dat “outputfinanciering betekent dat de universiteit niet betaald wordt voor de gebuisde student. Dit kan leiden tot niveauverlaging wanneer docenten studenten laten slagen omwille van de financiering,” al neemt Van Meir wel aan dat de docenten nog altijd naar eer en geweten zullen oordelen over de kwaliteit van de studenten. Hij vindt het echter jammer dat de geïnvesteerde tijd in gebuisde studenten niet gecompenseerd wordt. Van de nieuwe onderzoeksfinanciering lijkt Van Meir wel een gematigd voorstander.

 

Bent u niet bang dat er minder geld naar onderzoek zal gaan?

Van Meir De competitie om onderzoeksgelden te verwerven zal juist toenemen, en omdat ook het volume aan onderzoeksgelden verhoogt, zal er meer geld naar onderzoek gaan. Je kan je wel afvragen of dit niet ten koste van het onderwijs zal gaan. Laten we hopen van niet. Hierbij moet toch duidelijk gesteld worden dat het onderzoek nu reeds onderwijs financiert: de opleiding van de exacte en levenswetenschappen is afhankelijk van de begeleiding door onderzoekers die voor een belangrijk deel betaald worden door deze onderzoeksgelden.

 

Bestaat de kans dat de Universiteit Antwerpen achterop zal raken door de nieuwe onderwijsfinanciering?

Van Meir Ik ben ervan overtuigd dat de Universiteit Antwerpen alleen maar kan groeien. Het groeipotentieel in ons onderzoeksaandeel kan toenemen. De exacte en levenswetenschappen hebben reeds het hoogste rendement in Vlaanderen. Als dat straks ook het geval zal zijn voor de humane wetenschappen, dan zal het marktaandeel van de Universiteit Antwerpen sowieso stijgen. En zo zal het onderwijs, gebaseerd op onderzoek, altijd maar verbeteren.

 

VVS: minder Frank, meer euro's

VVS, de Vlaamse Vereniging van Studenten, ziet de toekomst niet zo rooskleurig. De outputfinanciering (vanaf 60 credits) blijft voor hen een belangrijk punt van kritiek: "In een financiering gebaseerd op studieresultaten worden trager doorstromende studenten met lagere slaagkansen heel wat minder aantrekkelijk voor een universiteit. Het gevaar is reëel dat instellingen verdoken asociale selectiemechanismen gaan hanteren om die 'lastige' en dure studenten zoveel mogelijk te weren."

 

“In een outputfinanciering is een financiering op basis van studentenkenmerken dus nog meer noodzakelijk,” benadrukt Nele Spaas, stafmedewerker van VVS. Helaas zijn de studentenkenmerken die de minister doorvoert volgens haar slecht gedefinieerd: “De minister gebruikt beursstudenten als indicator voor de opleidingskwetsbare student, maar beursstudenten stromen niet trager door dan andere studenten."

 

Mattias Willems, lid van de Raad van Bestuur, heeft zijn bedenkingen bij de definitie die de minister hanteert voor studenten met een functiebeperking. Die zou erg eng zijn: "Enkel studenten met een inschrijving bij het Vlaams Fonds worden extra gefinancierd. Op die manier komen slechts een paar honderd studenten in heel Vlaanderen voor de wegingsfactor in aanmerking. Leerstoornissen, geestelijke gezondheisproblemen of chronisch zieken vallen uit de boot.”

 

Vandenbroucke verkondigt overal dat hij studenten met een functiebeperking, beurs- en werkstudenten anderhalf keer gaat financieren, maar Willems zwakt die democratisering af: “In de praktijk heeft hij de invloed van deze financiële stimulans geplafonneerd. Beursstudenten, studenten met een functiebeperking en werkstudenten mogen maximaal slechts 8% opleveren van de universiteitsfinanciering, maar vandaag bedraagt het aandeel van de beursstudenten al 8,35%. En dan zijn gehandicapte en werkstudenten nog niet meegerekend. De groei van deze groep studenten wordt door de overheid dus helemaal niet gestimuleerd.”

 

Nele Spaas vindt het verder opvallend dat de minister voor andere groepen de extra financiering zelfs niet in overweging wil nemen, terwijl studenten zonder een klassieke vooropleiding en studenten van allochtone afkomst bijzonder lage slaagkansen hebben.

 

Inkomen hangt samen met opleidingsniveau, dus de groep beursstudenten overlapt vaak die van studenten zonder ASO-diploma en met laaggeschoolde ouders, zo redeneert de minister.

Spaas Uiteraard is er een verband tussen scholingsniveau van de ouders en inkomensniveau, maar daarom is er nog geen perfecte overlapping. Onderzoek toont aan dat ook allochtone studenten met welgestelde ouders lagere slaagcijfers hebben dan autochtonen. Er zijn bovendien heel wat financieel minder gegoede studenten die door de scherpe inkomensgrenzen niet voor een studiebeurs in aanmerking komen. In de basisfinanciering van de onderwijsinstellingen moet de overheid in de eerste plaats stimulansen geven om de drempels inherent aan het onderwijs aan te pakken. De extra weging van beursstudenten gaat vooral de financiële drempels te lijf.

 

Na 60 studiepunten wordt ook van zwakkere groepen verwacht zich te conformeren aan de resultaatsgebonden financiering.

Spaas De problemen van deze groepen zijn absoluut niet opgelost nadat ze het eerste jaar zijn doorgesparteld. Van de KSO/TSO- studenten zit na 3,5 jaar in het hoger onderwijs 15% nog op schema tegenover 42% voor de ASO-vooropleiding. Ook na het eerste jaar blijven deze groepen kampen met onderwijsinherente drempels. Hetzelfde geldt voor allochtone studenten. In de hogere jaren ligt hun slaagpercentage nog 10 tot 15% lager dan die van hun autochtone medestudenten. Academisch Nederlands speelt bijvoorbeeld zeker mee bij het schrijven van een thesis. Ook op de stage duiken er nog regelmatig problemen op en haken sommige studenten af.

 

Voor kansengroepen die niet structureel herkend worden in het onderwijsluik van financiering is er het aanmoedingsfonds. Lost dit fonds de grote verwachtingen in?

Spaas Aanvankelijk zou het 5% van de totale enveloppe betreffen. Op kruissnelheid zal het slechts om 1% gaan. En dan moeten de instellingen nog de helft zelf betalen. Bovendien wordt het aanmoedigingsfonds niet verdeeld volgens de grootte van de aanwezige doelgroeppopulatie maar wel volgens de schaalgrootte van de instelling. Universiteiten die veel allochtonen tellen, krijgen dus minder uit de pot dan bijvoorbeeld de KULeuven, waar desondanks zeer weinig allochtone studenten ingeschreven zijn. Dat is een vreemd signaal voor een fonds dat de hefboom moet worden voor de tweede democratiseringsgolf.

 

Aangezien het zogenaamde tienkamp voor gelijke kansen van Vandenbroucke niet wordt omgezet in de praktijk, ziet VVS zich genoodzaakt om een eigen tienkamp te maken. Het blijft echter de vraag of de minister en het parlement nu zullen luisteren naar hun voorstel. VVS heeft in het prille begin wel enige impact gehad omdat ze de eersten waren met een duidelijke visietekst. Nele Spaas benadrukt echter dat in de loop van het proces slechts selectief werd geluisterd naar (enkele) instellingen en er vrijwel niets meer ten goede veranderde. Daarom trekt VVS opnieuw ten strijde. Op 6 december protesteert VVS samen met het personeel en de studenten van de Vlaamse universiteiten in Brussel. Op 1 januari zal het nieuwe financieringsdecreet in werking treden. www.vvs.ac/axie www.decreethogeronderwijs.com In het tweede semester organiseert het Academisch Forum een debat over de financiering van het hoger onderwijs.