Café Non Stop

Column - De Nutteloze van de nacht
25/09/2011
🖋: 
Auteur extern
Maarten Inghels

Maarten Inghels is dichter, schrijver en kroegtijger. Elke maand is hij, zoals Brel het ooit bezong, één van de nuttelozen van de nacht en bekijkt hij de bodem van zijn glas in een volkscafé.

Voor wie zijn angstpsychoses enkel kan beduvelen in een volkscafé, is café Non Stop in Antwerpen gefundenes Fressen. De vitrages achter de beslagen ramen komen nog uit een wereldoorlog, idem het stofrag en andere relieken die de vensterbank sieren. Café Non Stop ligt aan het De Coninckplein, een pleisterplaats voor dealers, daklozen en drugsverslaafden. Het is ook het plein waar de meeste nationaliteiten samen drummen, af te lezen van de groepjes mensen die voor de verscheidene handelszaken staan te drempelen. Een handvol nachtwinkels en Afrikaanse kroegen, en op een onopvallende hoek zit café Non Stop verstopt. De stamgasten zijn voornamelijk uit hartje Seefhoek, het Antwerpse dialect is navenant. Het totale gebrek aan decorum, zowel bij klant als interieur, herleidt deze kroeg tot een huiskamer van de doorgewinterde sanseverialiefhebber die zich niet schaamt om zijn legging weer eens vanonder het stof te halen. Iets wat men in de meeste drankzaken met talloze franjes tracht te verdoezelen.

 

Nog geen half uur na mijn entree in dit volkscafé waagt de eerste kleurling zich binnen. De Marokkaan, net in het hemd, probeert een pint te bestellen bij de barman. De barman vervangt Wiske, cafébazin en keizerin van dit café, die op vakantie is. De toevallige machtswissel aan de tapkraan is waarschijnlijk in het nadeel van de Marokkaan die keurig om een biertje vroeg, maar een njet ontvangt op zijn bestelling. “Hebt gij uw lidkaart bij”, vraagt de barman. “Excuseer,” antwoordt de Marokkaan, “ik wist niet dat je hier een lidkaart nodig had.” “Geen lidkaart, is geen pintje.” De barman knipoogt naar ons gezelschap. Wij zijn de goede verstaanders, denkt hij. Wij begrijpen wat er met vreemd voetvolk moet gebeuren. Wij hadden geen lidkaart nodig. “Ik wist niet dat dit café een privéclub was”, blijft de Marokkaanse man op zijn allervriendelijkst. “Voor één keer is ’t goed, één pintje krijgt ge. Maar de volgende keer neemt ge uw lidkaart mee”, zegt de barman.

 

Terwijl de barman het pintje met extra veel schuim tapt voor zijn nieuwe gast die zich na alle smalltalk meteen op zijn gemak voelt, komen wij bij van onze verbazing. Lange tijd om te filosoferen over de nieuwe multiculturele samenleving en bij uitbreiding de laatste kopvoddenmode, is er niet. Een van de graag geziene gasten die luistert naar Silleke, een naam die zo uit Boons ‘Daens’ zou kunnen komen, test het begrip handtastelijkheid uit op het gezelschap dat zich het dichtst rond haar boezem schaart. Het favoriete werkobject voor haar erotische insinuaties blijkt een gezette vijftiger in trainingstenue, met in zijn ronde gezicht een snor die de doorsnee trucker placht te hebben. Of ze een vriendschappelijk verleden hebben, is uit haar handelingen niet af te leiden, maar tot haar spijt zal ze een uurtje later merken dat de man een homoseksuele voorkeur heeft, en niet op haar avances wenst in te gaan.

 

De barman, verantwoordelijk voor de amusementswaarde en de niet aflatende stroom van consumpties, is begaan met de seksuele honger van zijn klandizie, en algauw jut hij Silleke maar al te graag op. Na het scanderen van de woorden striptease, dansen, striptease, voegt Silleke de daad bij het woord en gaan in willekeurige volgorde het ene kledingstuk na het andere uit. Dat ze in dit kouwelijke oord plots met enkel nog een lingerieniemandalletje aan staat te dansen, maant haar blijkbaar aan tot nog meer liflafferij. Met schrille stem slaat ze steeds meer nonsensicale kreten uit, ofwel drijft Silleke op ongelukkige wijze mee op de nieuwe borderline-hype, ofwel heeft ze een paar glazen sherry te veel op.

 

De barman laat het niet aan zijn hart komen. Met een sprintje trekt hij naar de deur, waar hij de lange gordijnen dichtschuift. Niemand kijkt nog binnen of buiten. “We maken er een privéclub van!” roept hij. Het is duidelijk dat deze uitbater de verschillende faciliteiten van zijn handelszaak erkent en benut. Een echte privéclub wordt het niet, Silleke haar verwoede lapdancepogingen ten spijt draaien maar drie cafégangers hun hoofd om. De rest van het stoelpubliek gunt de slanke taille van Silleke geen blik waardig. De latere handelingen die Silleke bezigt in het kader van het betere zelfonderzoek van het lichaam, bespaar ik de gevoelige lezer. De volgende keer laten we onze lidkaart thuis.