De beest uithangen in Wenen...

Over lichamelijkheid in Jan Fabres ‘Parrots and Guinea Pigs’
01/06/2003
🖋: 
Auteur extern
toon (m.m.v. ep)

De beest uithangen in Wenen... we zouden niet durven. Er zijn echter Antwerpenaren die daar niet voor terugdeinzen, en ze krijgen er nog geld voor ook! Verantwoordelijk voor dit ‘zootje ongeregeld’ is de Antwerpse kunstenaar Jan Fabre, die zijn productie Parrots and Guinea Pigs in het Tanzquartier Wien voorstelde. Belg én Antwerpenaar als we (al is het maar een beetje) zijn, konden we natuurlijk niet op het appèl ontbreken! Te meer omdat diezelfde Fabre met prof. Luk Van den Dries het Aisthesis-centrum voor Taal en Lichaam aan de UIA heeft opgericht. Een goede reden, om eens een stuk van Fabre zelf onder de theaterwetenschappelijke loep te nemen...

Wat begint met een prachtige rode papegaai die eenzaam op zijn stok zit, en af en toe letterlijk een grote mond opzet, eindigt in een overweldigende scène waarin mens-dieren lopen en schreeuwen tot ze er bij neervallen. Het is net die confrontatie mens-dier die Fabre ten tonele wil voeren. Terwijl beelden van een slachthuis met bloederige kadavers geprojecteerd worden, lopen naakte mannen wild over het podium, al masturberend en copulerend met alles wat hun pad kruist. Vier netjes geklede dames doen dan weer hun uiterste best, om de ‘jongens’ op te voeden, en hen betweterig op andere gedachten te brengen.

 

Ondertussen duiken steeds vaker levensgrote pluchedieren op, waarin de acteurs als het ware gevangen worden. Op die manier transformeren ze voortdurend van mens naar schaap, konijn, muis, kikker of kuiken en terug. Hun handelingen en taal zijn brutaal, teugelloos en snoeihard. Terwijl ze de longen uit hun lijf schreeuwen: “I’m not an animal”, wordt al maar meer duidelijk dat de grens tussen mens en dier dreigt te verdwijnen...

 

U kan niet volgen? Dat konden wij ook niet echt. Daarom spraken we met actrice Anny Czupper: “Jan test in dit stuk de mens op zijn ‘dierlijkheid’, en stelt dan vast dat mens en dier helemaal niet zoveel van elkaar verschillen. Ook de mens heeft een heleboel dierlijke instincten, maar die worden onmiddellijk door onze opvoeding verdrongen. Dat merk je bijvoorbeeld bij jonge kinderen, die nog niet geleerd hebben wat wel mag, en wat niet. Uiteindelijk is kinderen ‘opvoeden’ ook voor een groot deel dingen afleren. En daarbij gaan zeer zeker waardevolle elementen verloren”. Parrots and Guinea Pigs is echter ook een zoektocht naar de ‘oorsprong’ van deze complexe verhouding van de mens tot de dierenwereld. Op die manier komt Fabre uit bij een fundamenteel probleem: onze eigen lichamelijkheid.

 

De status van het lichaam wordt in de hedendaagse podiumkunsten sterk geproblematiseerd. Er heerst een spanning tussen enerzijds het lichaam als vleselijke materie (in de theorievorming het ‘viscerale lichaam’ genoemd) en anderzijds de culturele codering van het lichaam (het ‘discursieve lichaam’). Dit vind je bijna letterlijk terug in Parrots and Guinea Pigs, waar de mensen twee verschijningsvormen blijken te hebben: naakt zijn ze als kinderen, volgen ze hun ‘instincten’, en is hun lichaam ‘materie’ (‘visceraal’). Hierdoor komen ze echter in conflict met hun andere verschijningsvorm: de ‘fatsoenlijke’ mens, netjes in kostuum gekleed, die de vleselijke materie van zijn lichaam volledig door maatschappelijke normen verdrongen heeft (‘discursief’).

 

In Parrots and Guinea Pigs slaagt de ‘fatsoenlijke’ mens er niet in, zijn concrete lichamelijkheid te verbergen. De culturele codering van zijn lichaam gaat hier namelijk gepaard met ziektes en allergieën, waardoor de vleselijke lichamelijkheid pijnlijk op de voorgrond treedt. De slijmen en andere lichaamsvochten die hierbij tevoorschijn komen, worden netjes bewaard in inmaakpotten, en dan aan vleeshaken opgehangen. Deze handeling symboliseert Fabres visie op lichamelijkheid, namelijk dat er tussen deze twee schijnbaar tegengestelde lichaamsvoorstellingen toch een wisselwerking bestaat: in het ‘discursieve’ komt men tot het ‘viscerale’.