De HeroRats van de UA

05/05/2008

De Universiteit Antwerpen heeft iets met ratten. Er lopen al enkele jaren verschillende onderzoeken op het departement Biologie waarin de knaagdiertjes een heel erg belangrijke rol spelen. Prof. dr. Herwig Leirs probeert het uitbreken van de builenpest met zijn team aan de hand van rattentellingen te voorspellen, en prof. dr. Ron Verhagen begeleidt een onderzoek waarin ratten worden opgeleid om landmijnen op te sporen.

Virussen, ratten en satellieten

Het eerste onderzoek speelt zich voornamelijk in Centraal-Azië en Afrika af, waar nog steeds gevallen van builenpest worden vastgesteld. De builenpest, bij ons ook bekend als de Zwarte Dood, krijg je via een bacterie die wordt overgedragen door vlooien. Die verspreiden zich vooral via wilde knaagdieren die niet vatbaar zijn voor de pest. Wanneer besmette knaagdieren en vlooien met mensen in contact komen, kunnen deze geïnfecteerd geraken.

 

Professor Leirs en zijn team onderzoeken hoe het komt dat de pest op zo'n groot landoppervlak bepaalde jaren kan voorkomen, en andere jaren helemaal niet. “Van het westen van Kazachstan tot Mongolië is er een strook waar de pest vaak voorkomt bij gerbils, vrij grote knaagdieren uit de woestijn”, vertelt Leirs. Tijdens het Sovjettijdperk werden in deze streek heel wat rattentellingen gedaan om de mensen te behoeden voor de pest. Die tellingen werden erg nauwkeurig bijgehouden en op basis van die gegevens kan men nu bepaalde patronen herkennen. “De infectie kan zich pas verspreiden als er genoeg gerbils zijn. Er is dus een bepaalde drempelwaarde”, legt Leirs uit. “Een besmette rat moet de mogelijkheid hebben een niet-besmette rat tegen te komen. Wanneer er niet genoeg ratten zijn, kunnen ze ook niet meer verder besmetten en is er weinig kans op verspreiding van de pest.”

 

De ratten wonen in vrij grote kolonies, ongeveer 20 à 30 m², en omdat de vegetatie op de plaats van de kolonies opgegeten is, zijn de kolonies zichtbaar als open plekken. De onderzoekers proberen nu om met satellietfoto's de kolonies te situeren. Professor Leirs gaat ze opsporen en nakijken of ze bewoond zijn of niet. Wanneer er genoeg vegetatie is, zullen er veel bewoonde kolonies te vinden zijn en dus ook meer gerbils. Dat wil zeggen: een groter risico op pest. De ploeg gaat ook op expeditie richting Congo en Tanzania. Daar komt builenpest in verschillende dorpen voor. Hier gaat het echter niet om kolonies die voor veel knaagdieren zorgen, maar spelen andere factoren een rol. In het ene dorp komt jaarlijks pest voor, terwijl in een andere dorp amper twee kilometer verderop nooit pest voorkomt. Het team van professor Leirs onderzoekt hoe dat komt.

 

Cricetomys Gambianus als mijndetector

In de hele wereld liggen er op dit moment meer dan 100 miljoen landmijnen, verspreid over een 70-tal landen. Dagelijks worden er naar schatting 50 mensen gewond of gedood door een onopgeruimde antipersoonsmijn. Één van die landen is Mozambique, waar na de burgeroorlog zo’n 500.000 landmijnen achterbleven.

 

Tot voor kort gebeurde het ontmijnen met peperdure hoogtechnologische opsporingsapparatuur, zoals radars, infraroodcamera’s en robots. Op zoek naar een goedkoop en efficiënt alternatief werd eind jaren 90 de vzw APOPO opgericht, wat staat voor Antipersoonsmijnen Ontmijnende Productontwikkeling. In het kader van het APOPO-project startte professor Ron Verhagen een onderzoek naar ontmijning met inzet van de Cricetomys Gambianus, of Gambiaanse hamsterrat. Al snel bleek dat deze rat uitstekend geschikt is als snel, goedkoop en natuurvriendelijk middel om landmijnen op te sporen.

 

Dit knaagdier beschikt immers over een uitstekende reukzin en kan geconditioneerd worden om te reageren op de geur van TNT. In Afrika, waar vandaag de meeste mijnen liggen, is ze een inheemse soort. Daardoor is ze volledig aangepast aan de lokale omstandigheden en zijn tropische ziekten aan deze rat niet besteed. Ze verdraagt ook verschillende baasjes en heeft een licht gewicht zodat de bom onmogelijk kan ontploffen wanneer ze er bovenop staat. Bovendien kan ze tot 8 jaar oud worden, waardoor de investering van de opleiding loont.

 

De ratten worden gekweekt en opgeleid in Tanzania, aan de Sokoine University of Agriculture in Morogoro, en verhuizen later naar Mozambique, waar vandaag 25 ratten volop meehelpen aan ontmijningsprojecten. De ratten worden aan een leiband het mijnenveld ingestuurd en gaan rechtop staan wanneer ze een mijn hebben gevonden, waarna de mijn met precisie gesitueerd wordt en door een deskundige ploeg onschadelijk gemaakt. Tijdens één ontmijningssessie doorsnuffelen de ratten gemiddeld 100 m2.