“De universiteit moet het voortouw nemen”

Francis Van Loon rector van de UA maar voor hoe lang nog?

01/12/2003

Twee jaar geleden – in de eersteling van dwars – brachten we al eens een bezoekje aan Francis Van Loon, op dat ogenblik nog rector-voorzitter van de UA. Bij een aantal vragen dook de fameuze fusie toen al op, maar alles was nog zo vaag en leek zo ver af. Intussen zijn we academiejaar 2003-2004 en is de UA officieel van start gegaan. Het nieuwe logo duikt overal op, de bordjes met de campusnamen worden overplakt en in plaats van een drievuldigheid zwaait nog slechts één rector de plak. Maar is de fusie nu echt een feit?

Francis Van Loon Op het ogenblik zitten we in een overgangsperiode van drie maanden. Officieel zijn we op één oktober gestart, juridisch bestaat sinds die datum enkel nog de Universiteit Antwerpen. De UFSIA, de UIA en het RUCA bestaan dus niet meer. Voor de periode tot één januari is echter geen nieuwe begroting opmaakt. Administratief en academisch is de UA één universiteit, met één raad van bestuur en één bestuurscollege dat alle beslissingen neemt. Letteren en Wijsbegeerte, Politieke en Sociale Wetenschappen en Rechten, de drie faculteiten die vroeger gesplitst waren, zijn gefusioneerd. Op dit moment staat daar echter nog voor drie maanden een decaan-adinterim aan het hoofd. Vanaf één januari lopen al die tussentijdse mandaten af. geschoven. De personeelsdiensten, de financiële diensten en de diensten internationale relaties zijn op papier nog niet samengebracht. Ook de diensten departementshoofden moeten nog benoemd worden. Pas daarna kunnen ook alle posities per departement ingevuld worden. Dat alles zou in januari voltooid moeten zijn.

 

Tenslotte is ook de verhuis, waarbij we alles fysisch hergroeperen, heel nabij. De onderzoeksdienst en de onderwijsdienst zijn eind november verhuisd, begin januari verhuist de financiële dienst en kort daarna volgt de personeelsdienst. Voor al die diensten moeten nog enkele gebouwen heringericht en van nieuwe meubels voorzien worden. Dat is ook de reden waarom ik hier nog zit: mijn nieuwe meubels moeten nog geleverd worden op mijn nieuwe bureau in het koloniaal gebouw op de Middelheimcampus. De eerste maanden – of zeg maar jaren – zullen nog wel wat kinderziektes de kop opsteken, maar vanaf januari kunnen we zeggen dat de oude instellingen echt verleden tijd zijn.

 

Een niet onbelangrijk punt bij de fusieoperatie was het statuut van het personeel. Zit iedereen daar intussen ook op dezelfde lijn?

Van Loon Het probleem van de drie statuten is opgelost. Dat was een zware klus.Voor het personeel bestaat nu het ZAP-statuut (Zelfstandig Academisch Personeel, nvdr.). Dat is intussen ook al goedgekeurd door het college van decanen. Ook het AAP en ATP-statuut (Assisterend Academisch en Administratief en Technisch Personeel, nvdr.) zijn klaar. Die gaan op 12 december voor een eindbeslissing naar de raad van bestuur. Dan zijn alle statuten afgehandeld. Dat moet natuurlijk ook, want vanaf één januari worden die effectief van kracht en moet ieder personeelslid zijn statuut kiezen. Die overstap roept nogal wat vragen op met betrekking tot de pensioenen, vandaar dat een aantal personeelsleden vermoedelijk in zijn oude statuut zal blijven.

 

Het eerste academiejaar van de UA is van start gegaan. Betekent dat ook UAdiploma’s in juni?

Van Loon Ja. De laatste UIA-, UFSIA- en RUCA-diploma’s zijn in september uitgereikt. Wie nu in zijn laatste jaar zit, krijgt aan het einde van het academiejaar – als hij of zij slaagt tenminste – een UA-diploma. Dat zullen ook de eerste diploma’s zijn met vermelding van de nieuwe namen van de campussen, onder de hoofding UA. Daar is geen discussie over.

 

De eerste maanden – of zeg maar jaren – zullen nog wel wat kinderziektes de kop opsteken.

 

De Universiteit Antwerpen treedt in iedere publicatie naar buiten als ‘pluralistische universiteit’. Op welke manier gaat de UA trachten inhoud te geven aan dit vaak inhoudsloze modewoord?

Van Loon ‘Pluralisme’ is geen inhoudsloos begrip, het is een begrip waar heel wat betekenissen aan gegeven kunnen worden. Reeds drie jaar geleden, toen het fusie-akkoord werd bediscussieerd, heeft de UA duidelijk gekozen voor een actief pluralisme en in dat fusieakkoord een aantal garanties opgenomen. We denken dat we over de grenzen van de verschillende levensbeschouwingen heen kunnen werken. Let op, dat staat niet gelijk aan neutraliteit, of aan tolerantie. Integendeel, het betekent actief aandacht besteden aan levensbeschouwing, en het discours er rond blijven aanzwengelen. We willen het levensbeschouwelijke niet wegsteken of verbannen naar de privésfeer van de studenten of personeelsleden. Wij willen een actief discours rond levensbeschouwing net aanmoedigen.

 

Daarvoor is inmiddels een apart centrum opgericht. Dat krijgt een eigen structuur die verankerd ligt in alle faculteiten. Je vindt die keuze voor het actief pluralisme, het actief levensbeschouwelijke ook terug in het verplicht opnemen van een levensbeschouwelijk vak in het curriculum van alle studierichtingen in het derde bachelorsjaar. Vanaf 2006 zullen alle studenten zo’n vak aangeboden krijgen. Er zal een systeem uitgewerkt worden naar Nederlands of Leuvens voorbeeld waarbij vanuit het centrum een lessencyclus zal worden aangeboden van een tiental lessen gevolgd door een examen of een paper. Maar het is zeker geen godsdienstig vak, al valt godsdienst in de brede zin natuurlijk weer wel onder levensbeschouwing. Het vak godsdienst als zodanig zal dus verdwijnen.

 

Tot slot zal er een dienst worden opgericht voor personeel en studenten waar zij met levensbeschouwelijke vragen terecht kunnen. Via die drie opties gaan we dus trachten het begrip ‘pluralisme’ wel degelijk inhoud te geven en het niet te laten verzanden in tolerantie of neutraliteit. Of dat gaat lukken is een andere vraag.

 

In dat pluralistisch geheel springt nog één element in het oog. De historische tegenstelling van de katholieke faculteit in de binnenstad en de andere, Wilrijkse campussen wordt helemaal geconcentreerd in UCSIA (Universitair Centrum St-Ignatius). Welke positie neemt dat centrum in?

Van Loon UCSIA staat buiten de klassieke Universiteit Antwerpen. Het heeft zijn eigen middelen gekregen, een eigen raad van bestuur en vervult een eigen taak, zij het dat die complementair is aan wat de UA aanbiedt. Het UCSIA richt geen regulier onderwijs in en levert geen diploma’s af. Het biedt wel seminaries aan, zomercursussen etc. Ook wordt vanaf februari een leerstoel met een kaderplaats aan de UA aangeboden. Daar zullen een aantal lezingen worden gegeven door buitenlandse collega’s.

 

Vragen stond vrij bij rector Francis Van Loon
  1. Een rector is een manager van een groot bedrijf, veel meer dan manager van een school.
    Ja. In die zin dat een universiteit ook een aantal bedrijfsmatige aspecten vertoont (o.a. een gezond financieel beleid, transparantie..) maar voor het overige verschilt een universiteit grondig van een bedrijf, vooral door de aard van haar producten: onderwijs, onderzoek en wetenschappelijke en maatschappelijke dienstverlening.
     
  2. De UA moet voluit gaan voor meer studierichtingen.
    Nee. Nu alle opleidingen van de UA volledig zijn (op diergeneeskunde na) en onderwijswetenschappen als nieuwe richting werd verkregen, is deze vraag op korte termijn niet meer aan de orde. Op langere termijn moet eventueel de vraag wel opnieuw worden gesteld.
     
  3. De UA moet binnen de Associatie Antwerpen de grote voortrekker zijn.
    Ja. Alleen al voor de academiseringsopdracht van de 2-cycli-opleidingen aan de hogescholen en de schakelprogramma’s, moet de universitaire partner binnen een associatie die rol vervullen. Dat de Antwerpse associatie gekozen heeft voor gelijkwaardigheid van de partners verandert daar niets aan.
     
  4. Het katholieke van de UFSIA moet volledig uit het curriculum gebannen worden.
    Nee. De UA heeft expliciet gekozen voor pluralisme, waarbij op actieve wijze aandacht wordt besteed aan het levensbeschouwelijk discours. Hierin is per definitie plaats voor alle levensbeschouwelijke visies, evident ook voor de katholieke.
     
  5. De fusie zal met de herstructureringen een afvloeiing van academisch personeel veroorzaken.
    Nee. De fusie is nooit ingegeven door budgettaire overwegingen, wel om een academische meerwaarde te realiseren. Ze zal op zich dan ook geen afvloeiing van academisch personeel met zich meebrengen. Eventuele afvloeiingen zullen het gevolg zijn van de minder goede budgettaire toestand van sommige van de voormalige instellingen.
     
  6. De UA moet zich schikken in haar rol van provinciale universiteit onder de grote broers uit Gent en Leuven.
    Nee. De UA is nu een volwaardige universiteit geworden. Het aantal opleidingen dat ze mag aanbieden, is weliswaar beperkt (minder dan de helft van Gent, Leuven of de VUB). Maar voor die disciplines die de UA mag aanbieden, moet het onze ambitie zijn tot de beste te behoren.
     
  7. Marleen Vanderpoorten is een slecht onderwijsminister.
    Ja. In die zin dat er in verschillende dossiers (bijvoorbeeld de BaMa-hervorming) weinig richtinggevends of veel te laat werd opgetreden of gereageerd. Maar uiteraard heeft de minister ook veel goede initiatieven genomen.
     
  8. De UA is helemaal klaar met Bologna.
    Ja. Alle dossiers zijn met uitstekende medewerking van de faculteiten zonder grote problemen tijdig ingediend bij de Vlaamse Regering. De UA-dossiers zijn onlangs zonder opmerkingen de toets in de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) gepasseerd. Ook intern is de UA er klaar voor om op 1 oktober 2004 met het eerste jaar Bachelor van start te gaan.
     
  9. Toelatingsproeven zijn – vanwege het ondemocratisch karakter – ontoelaatbaar.
    Ja. Ik ben principieel, om democratische redenen tegen toelatingsproeven en heb dat al in verschillende interviews gezegd. Degelijke heroriënteringsmogelijkheden (vooral tijdens en na het eerste jaar) zijn een veel beter en efficiënter alternatief.
     
  10. De UA stelt internationaal nog te weinig voor.
    Nee. In verschillende disciplines staan onderzoeksgroepen van de UA aan de top. De EU heeft recent de UA als eerste Vlaamse universiteit gerangschikt wat betreft de visibiliteit van haar wetenschappelijke output (voor biomedische wetenschappen, geneeskunde en wetenschappen). Internationaal staat de UA dus duidelijk op de kaart, maar het kan altijd nog beter.

 

We klimmen een trapje op in de structuur van het Antwerps onderwijs, naar de Associatie. Welke rol speelt de UA, of moet de UA spelen binnen die AA?

Van Loon De verhoudingen liggen puur kwantitatief natuurlijk anders dan bijvoorbeeld in Leuven, waar er een dominante universiteit is die vier keer groter is dan de hogescholen. Bij ons liggen die verhoudingen veel dichter bij elkaar. De universiteit is weliswaar de grootste partner, maar wij hebben twee grote hogescholen in de Associatie zitten.

 

We treden dan ook als gelijkwaardige partners toe tot die associatie, al zal de UA natuurlijk op een aantal terreinen de leidinggevende factor moeten worden. Ik denk daarbij meteen aan één van de grootste taken van de Associatie, namelijk de academisering, het inbrengen van wetenschappelijk onderzoek in het twee cycli-onderwijs van de hogescholen. Daarin moet de universiteit uiteraard het voortouw nemen, in nauwe samenwerking met de onderzoeksraad van de universiteit en haar onderzoekers zelf. Alleen al daarvoor zijn we dus een belangrijke speler binnen de Associatie.

 

Die leidersrol doet echter niets af aan het uitgangspunt van gelijkwaardigheid van de partners, iets dat de Antwerpse samenwerking trouwens kenmerkt. Moest er niet tot een consensus gekomen worden, hebben alle vijf de partners van de confederatie (de UA, de Karel De Grote Hogeschool, de Hogere Zeevaartschool, de Plantijnhogeschool en de Hogeschool Antwerpen, nvdr.) veto-recht bij de stemming. Dat is een heel groot verschil met de andere associaties. In Leuven hebben de hogescholen niets meer te zeggen. Hun autonomie is de facto opgeheven. Het is een essentiële keuze geweest om de confederatiestructuur in Antwerpen te behouden. Die kwam ook niet uit de lucht gevallen: we hebben hier zo lang samengewerkt met drie universiteiten. Iedereen kan nu het resultaat zien van die samenwerking. Via SUHOPA (Samenwerkingsplatform Universiteit en Hogescholen Provincie Antwerpen, nvdr.) bestond er ook een samenwerking met de hogescholen. We hebben er dan ook bewust voor gekozen die goede samenwerking voort te zetten en geen enkele partner, ook de kleinste (de Hogere Zeevaartschool, nvdr.) niet, te minoriseren.

 

Wie had drie jaar geleden ooit gedacht dat de fusie intussen een feit zou zijn?

 

Waar moet het naartoe met de Associatie?

Van Loon De Associatie is een ‘open end process’, we zullen wel zien hoe het afloopt; zo zijn we indertijd ook aan de samenwerking tussen de universiteiten begonnen. Ik ben er alvast van overtuigd dat associaties op middellange termijn een heel belangrijke rol zullen gaan spelen in het hoger onderwijs. Daarom is het essentieel dat de AA nog verder en steviger wordt uitgebouwd. Op het ogenblik staan we sterk, met zo’n 26000 studenten. Ook qua werking staan aan de top, en onze structuur is volwassener dan die van de Genste en Leuvense associatie. We zullen daar echter wel voortdurend aan moeten blijven werken. Eerst en vooral zal er daarom ook een eigen voorzitter voor de AA worden gekozen, en een beleidssecretaris.

 

Om een groot schip te sturen is er natuurlijk een goede kapitein nodig. Op welke manier zal die eerste voorzitter van de Associatie worden aangeduid?

Van Loon Het profiel van de voorzitter is binnen de Associatie goedgekeurd. Het is overduidelijk een academisch profiel, geen politiek zoals bij de voorzitter van de Gentse Associatie (Luc Van den Bossche, nvdr.). De kandidaturen kunnen ingediend worden. Op 16 december zal de voorzitter dan bij verkiezing worden aangeduid.

 

Stelt u zich kandidaat voor die positie?

Van Loon Neen. Hoewel velen zeggen dat die rol me op het lijf geschreven is, dien ik mijn kandidatuur niet in.

 

Geschiedenis

We zijn vertrokken binnen de UA, vandaar naar de AA, laten we nu nog een trapje hoger gaan. Binnen Vlaanderen is Antwerpen een kleine universiteit, zeker met het oog op het aantal studierichtingen. In ons vorig interview nu ruim twee jaar geleden  noemde u dat een handicap voor onze universiteit. Robert Voorhamme bleek echter een andere mening toegedaan: hij vond dat wat engere pakket net een voordeel, een troef. Bent u nu nog steeds van plan nieuwe studierichtingen aan te trekken?

Van Loon Neen. We zijn nu middelgroot. Leuven en Gent zijn zo’n tweeënhalve keer groter dan wij, en mogen daarom meer aanbieden. De eerste bekommernis is altijd geweest volledigheid na te streven. We hadden in Antwerpen nog een aantal kandidaturen die geen vervolg kenden. Daar hebben we eerst werk van gemaakt. Dat is indertijd al begonnen met Communicatie- en Biomedische Wetenschappen. Sinds dit jaar ook Geschiedenis, Wijsbegeerte en Bio-ingenieur. Die uitbreiding van de universiteit met extra licentiejaren is overigens een groot succes. Er zijn meer studenten ingeschreven in de eerste licentie Geschiedenis dit jaar dan er vorig jaar hun kandidaatsdiploma hebben gehaald in Antwerpen. Dat betekent dat we studenten aantrekken van andere universiteiten. Ook voor de nieuwe studierichting Onderwijskunde zie ik het rooskleurig in.

 

Laat ons goed zijn in wat we hebben en daarin minstens volwaardige richtingen aanbieden, dat is altijd de eerste optie geweest. Die is nu dus gerealiseerd. Alle richtingen zijn nu doorgetrokken, behalve Diergeneeskunde. Enkel Gent biedt die volledig aan en het zou een onverantwoorde investering zijn ook in Antwerpen die licenties te willen organiseren. Overigens is geen enkele universiteit in Vlaanderen echt volledig. Ook Leuven niet. Dat is trouwens uit de tijd, daar bestaan de middelen gewoon niet meer voor.

 

Het volgende hoofddoel is nu bestendiging. Proberen goed te zijn, aan de top te staan, de beste te zijn in Vlaanderen, en meespelen in Europa en de wereld. Een neutraal onderzoek van de EU zette Antwerpen voor de wetenschappelijke richtingen op de eerste plaats wat de zichtbaarheid van wetenschappelijke output betreft. Dat is ook de betrachting voor de economische en handelsrichtingen. Voor de humane wetenschappen is het voorlopig nog onhaalbaar, maar ook daar zijn we op goede weg. Verdere uitbreiding is op dit moment – zeg maar voor de eerste vijf à tien jaar – niet meer aan de orde. Antwerpen moet – ook met de financiële middelen waarover we nu beschikken – de beste universiteit van Vlaanderen kunnen worden, of toch minstens de tweede. Maar laat ons toch de ambitie hebben de nummer één te worden op een aantal extra terreinen.

 

Gaat u dat nog van dichtbij meemaken? De rectorverkiezingen komen er namelijk aan. Die vallen trouwens niet – zoals dat nochtans gebruikelijk is – in het voorjaar. Hoe komt dat?

Van Loon Ikzelf ben inderdaad in maart gekozen, in maart 2000 om precies te zijn. Op dit moment zijn de ex-rectoren echter nog voorzitter van een aantal raden. Men heeft ervoor geopteerd die mensen niet te lang in die precaire positie te laten en dus snel een nieuwe rector te kiezen om dan direct daarna ook nieuwe voorzitters te kunnen aanduiden. Daarom zijn de verkiezingen dus naar januari vervroegd.

 

Tegen die tijd ben ik een goeie drie jaar rector-voorzitter geweest van de UA. Die ‘voorzitter’ is er weliswaar op 1 oktober afgevallen en sindsdien ben ik gewoon rector. Wie had drie jaar geleden ooit gedacht dat de fusie intussen een feit zou zijn? We moesten die hele fusie eerst op het terrein uitvoeren. Maar dat is nu dus allemaal zo goed als in orde. Alles is eigenlijk heel snel gegaan. Maar drie jaar is ook erg kort voor een functie als de mijne. Daarom ben ik kandidaat voor nog één en slechts één mandaat. Langer is zowel voor de universiteit als voor mezelf niet wenselijk. Moest ik in januari gekozen worden, dan zet ik in 2008 hoe dan ook een stap opzij.

 

Gedelegeerd

Het epitheton ‘voorzitter’ is dus bij de start van dit academiejaar weggevallen. De UA rooit het sindsdien met slechts één rector waar ze er vroeger drie, of drie plus één had. Doet u nu het werk van drie?

Van Loon Het is een ander concept. Vroeger had je drie kleinere instellingen waar de rector van alles wat deed. Administratie, onderzoek, onderwijs... Nu, in een steeds groter wordende instelling, is dat onmogelijk. Er moeten meer afspraken gemaakt worden. Naast de rector komen er een aantal voorzitters van de raden voor onderzoek, onderwijs en dienstverlening, en een voorzitter van de raad van bestuur. De facto – we gebruiken die naam evenwel niet – worden dat vice-rectoren, dat zijn bijzonder belangrijke functies. Je krijgt dus een vijfspan aan het hoofd van de instelling.

 

De rector voert natuurlijk het algemeen beleid: hij zit aan tafel met de minister, gaat naar het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en naar de VLIR (Vlaamse Interuniversitaire Raad, nvdr.). Ook de internationale vertegenwoordiging hoort tot zijn takenpakket. Onvermijdelijk zal hij een heel groot stuk van onderzoeksen onderwijsbeleid uit handen geven en wordt hij zo meer een primus inter pares. Hij zal wel voor zich houden wat hij liever doet, maar het grootste deel moet in teamverband worden aangepakt. Als je alleen het aantal handtekeningen telt – dat loopt in de honderden per dag – zou de rector daaraan alleen al een voormiddag moeten spenderen. Dat is natuurlijk onhoudbaar. Daarom hebben we in Antwerpen een zeer vergaand systeem van gedelegeerde bevoegdheden, dat er trouwens mede voor verantwoordelijk is geweest dat de hele fusie zo snel is kunnen verlopen.

 

Hoe gaan de rectorverkiezingen concreet in hun werk?

Van Loon De kandidaturen moeten tussen twee en twaalf december ingediend worden. Uit die kandidaturen zal een kiescollege in de eerste week van januari de nieuwe rector kiezen. Tot dat kiescollege behoren alle ZAP-personeelsleden met een leeropdracht van minstens 50%. Ze worden aangevuld met vijf leden per faculteit die deeltijds werken, vijf leden per faculteit met een AAP-statuut, drie met een ATP-statuut en dan nog veertien personeelsleden uit de centrale administratie. Daarbovenop komen nog eens vijf studenten per faculteit, wat ons uiteindelijk bij een kiescollege met zo’n vijfhonderd leden brengt. Rector wordt de kandidaat die meer dan vijftig procent van de stemmen haalt, eventueel na een tweede stemronde tussen de twee sterkste kandidaten. De officiële benoeming gebeurt dan door de raad van bestuur.