Demian

column
01/03/2002

Ik ben een Nederlander. Zo, het is eruit, al in de eerste zin. In de zelfhulpgroep hebben ze me geleerd gewoon uit te komen voor mijn eigenaardigheid.

Het heeft lang geduurd voordat ik mijn oorsprong heb geaccepteerd en ik ben eigenlijk nog altijd in het proces van verwerking. Het is ook een moeilijk te verbergen afwijking, de mensen horen het direct zodra je iets bestelt in de winkel, een vraag stelt, aangesproken wordt door verdwaalde reizigers. Na zeventien jaar beschermd wonen met mijn soortgenoten, ben ik op mezelf gaan wonen in Antwerpen en begonnen met studeren. Geneeskunde zeker? Inderdaad, wij houden het eenvoudig.

 

Inmiddels ben ik zover dat ik volledig in het reine ben met mijn afkomst en er zelf allang geen probleem meer van maak. Ik heb het geaccepteerd. In het begin voelden wij Nederlanders ons wat op vakantie hier, moesten wij nog wat wennen aan vanalles en waren wij veel bezig met de eventuele verschillen tussen jullie en ons. Het verschil in gewoonten, aard, taalgebruik was een interessant gespreksonderwerp. Wat waren wij gewend daar waar we vandaan kwamen en wat was er dan allemaal anders hier? Maar in de tijd die ik gebruikt heb om op een volwassen wijze om te leren gaan met mijn andersheid ben ik een beetje gewend geraakt aan jullie. Het klinkt wellicht bizar, maar ik voel me bijna een van jullie en als ik terug in de plaats ben waar ik vandaan kom, voel ik me ontheemd, ontwend en op vakantie. Volgens de therapeut mag ik mijn probleem niet ontkennen, maar hoewel je het aan mijn spraak nog hoort, voel ik me geen Nederlander meer. Ik weet het, ik ben er een, maar ik leef al zo lang als een van jullie dat ik mijn excentriciteit bijna vergeten ben. Ontkennen is een teken van herval en daarom vecht ik ertegen om me voortdurend te verdedigen tegenover jullie met het afzwakken van de dingen. Ik weerhoud mij ervan mijn kennis van jullie cultuur, mijn vriendschappen met jullie en mijn acceptatie door sommigen van jullie als argumenten op te voeren in die verdediging. Ik betracht deemoed.

 

Maar stilaan, na acht jaren, raakt het vervelend om keer op keer weer op mijn geboorteafwijking te worden aangesproken. Ik ben er een, dat geef ik toe, maar ik ben meer dan alleen mijn handicap. Joost de Nederlander. Iedere nieuwe mens die ik van jullie tref, hoor ik vanbinnen denken: ‘een Nederlander’, en achter ieder adjectief dat men mij toedicht hoor ik een onuitgesproken ‘voor een Nederlander.’ Toegegeven, ik heb jullie op gelijke wijze benaderd toen ik nog maar juist mijn lotgenoten achter me gelaten had, maar ik heb het afgeleerd. En haast dagelijks met deze etikettering te maken krijgen, is niet eerlijk.

 

Zelf zou ik mijn defect al jaren vergeten zijn als ik er niet regelmatig mee geconfronteerd werd door goedbedoelende mensen die het vaak niet eens een ‘nadeel’ voor me vinden. Ook ‘Hij is een van ons in alles behalve zijn accent’, valt niet in goede aarde. Net zomin als de onintelligente aanname dat ik over ieder gespreksonderwerp zou weten ‘hoe dat soort dingen er in Nederland aan toegaan.’ Ik woon al sinds voordat ik stemrecht heb onder jullie, ken jullie gebruiken beter, jullie regels, jullie ideeën. Dat was alles, ik hou erover op. Ik voeg me weer in de grijze massa. Ich bin ein Belgier.