Farrell Way

brief uit de VS
01/12/2001
🖋: 
Auteur extern
Jacques Tempère

Hoi allemaal.

 

Vorige zondagochtend sliep ik, zoals gewoonlijk op een zondag, lang uit. Ik lag daar al negen snooze-buttons lang in mijn bed, rustigskes bezig wakker te worden, toen een vreemd gezang mijn oren bereikte.

 

Het was de hymne ‘America the beautiful’, die na 11 september al volkomen mijn strot uithangt. ‘Wel als ik hier toch een nachtmerrie heb, kan ik evengoed opstaan’, dacht ik.

 

Gewoonlijk stopt een droom na het opstaan. Maar het spookachtige gehuil bleef voortduren. Het was inderdaad de hymne, maar vals gezongen en met bibberende, schrapende stemmen. Hoogst ongewoon voor een zondagochtend, en dus besloot ik om de bron van het geluid te achterhalen.

 

Het schriel gezang kwam van buitenaf. Toch wel met enige angst voor het onbekende in mijn hart ging ik naar het raam, en het tafereel dat ik daar te zien kreeg achtervolgt me nog steeds op duistere nachten...

 

Een troep bejaarden, met vlaggen en medailles en vijftig jaar oude kostuums met mottegaten, stond in het gelid een lied te kermen vlak voor ons huis. Niet op straat, maar aan de zij-ingang. Valse gebitten kletterden, botten kraakten en kwijl spetterde lustig terwijl ze de volgende strofe aanheften.

 

Dit is niet het beeld dat ge wilt hebben als ge opstaat.

 

Wat was er aan de hand ? Halloween was toch al voorbij! Was er een nieuwe terroristische aanslag geweest, en waren de patriotten van het lokale rusthuis, als weerwraak hierop, een spoor van vernieling doorheen de straten van het multiculturele Boston aan het trekken? Ging de geriatrische meute nu ook ons huis bestormen en de Belg lynchen gelijk in de goeie ouwe tijd? Ik zou de meesten onder hen wel kunnen ontlopen, maar ik vreesde voor dat drietal in hun gemotoriseerde rolstoelen, die dingen kunnen hier in de States illegaal worden opgedreven en gaan verdomd snel.

 

Toen ik piepte over mijn vensterbank merkte ik iets op dat me echt deed vermoeden dat ik in de Twilight Zone terecht was gekomen. Al die oudjes leken op elkaar. OK, alle bompies lijken op elkaar, maar dit was meer dan een overeenkomst op het niveau van rimpeligheid en tandloosheid, het was alsof ze klonen van elkaar waren. Ze deden me aan iemand denken, maar wie?

 

Mijn huisbaas.

 

Kruipend langs de vloer zodat ze me niet konden zien in het venster, sloop ik naar de kamer van de dichtstbijzijnde roommate, Katie. Die wist ook niet wat er aan de hand was. Spoedberaad werd gehouden in de kamer van Katie. David werd er bij gehaald, en die heeft een cruciaal stukje van de puzzel geboden. De oudjes stonden gegroepeerd rond een paal met een groen plakkaatje op.

 

Het stuk grond dat ons huis, een huis achterin, en het nieuwe huis omvat, is allemaal eigendom van de familie van de huisbaas. Zijn overover- overgrootvader, Farrell genaamd, heeft het opgeeist toen hij met zijn vrouw en kinderen emigreerde naar Boston in 1840. Hij heeft er toen het huis gebouwd waar ik nu in woon, en ook het huis achterin.

 

Sindsdien is er aan die gronden niets veranderd. Tot dit jaar. George Oleson, afstammeling van mijnheer Farrell, wiens naam nog steeds gegraveerd staat op onze voordeur, begon een nieuw huis te bouwen. Er moesten oude bomen sneuvelen. Ook een honderdvijftig jaar oude wijnrank moest er aan geloven vlak voordat het ons de jaarlijkse druiven kon geven. Ik herinner me nog dat een oud bommaatje, een nicht van de huisbaas, toen vol nostalgie en droefheid stukjes van de wijnrank kwam knippen om te enten op een andere stam.

 

Jaja, de familie Farrell en (aangetrouwd) Oleson zal niet gelukkig geweest zijn met de plannen van huisbaas George. Vooral omdat de oude grond, waar naar ‘t schijnt nog een of ander lid van de familie Farrell in ligt te rotten (mooie revelatie was dat), nu overdekt is met een asfaltje. Dat asfaltje vormt een weg tussen ons huis en het nieuwe, en eindigt bij het kleine huis achterin.

 

Huisbaas George heeft, uit schuldgevoel voor het overbouwen van de familiegronden, betaald aan de gemeente Cambridge om deze veredelde oprit te verheffen tot een straat. Het groen plakkaat op de paal waar de oudjes rond staan is de straatnaam, “Farrell Way”.

 

Ik woon dus vanaf vorige zondag op een hoek. De hoek van Inman Street en Farrell Way. En de gruwelijke ceremonie waaraan ik onrechtstreeks werd onderworpen was de inhuldiging van de nieuwe straat. De patriarchen en matriarchen van de familie Farrell waren in grote getale komen opdagen, blijkbaar konden het de jongere generaties geen moer schelen.

 

Nu staat er op het naambord “Farrell Way” met eronder in ‘t klein “private way”.

 

We gaan dat overplakken.

 

Het wordt “No Bloody” Way met eronder “Don’t even think about it” (of “eat this, mapquest”).

 

Groetjes van uw trouwe vandaal,

Jacques

 

PS: Nonkel Jacques’ tip van de week: als ge aan iemand $20 leent, en ge ziet die persoon nooit meer terug, dan was het dat waarschijnlijk waard.

 

 

Jacques Tempère is post-doc onderzoeker aan het departement natuurkunde van de UA. Momenteel verblijft hij in Boston, aan Harvard University.