kaasschaafbeleid

de besparingen aan Universiteit Antwerpen
18/11/2014

Dat het hoger onderwijs fors moet besparen, zal u niet als nieuws in de oren klinken. De armtierige student krijgt volgend academiejaar al een verhoging van het inschrijvingsgeld voor de kiezen, maar staat daarmee slechts op het topje van de ijsberg. Of beter: er onderaan. Welke gevolgen heeft de besparingsdrift van de Vlaamse Regering op de alledaagse werking van onze alma mater? dwars ging op de koffie bij Martin Decancq, financieel beheerder van UAntwerpen.

break-even

Martin Decancq Onze universiteit moet het in 2015 met 5 miljoen euro minder doen. We krijgen dus geen echte besparing opgelegd, we krijgen gewoon minder middelen dan voorop gesteld. De beslissing van de Vlaamse Regering om het inschrijvingsgeld te verhogen naar 890 euro per student is niet voldoende om deze schok op te vangen.

 

Toen de verschillende Antwerpse instellingen in 2004 samenvloeiden tot Universiteit Antwerpen zoals we die nu kennen, begonnen we met een negatief cijfer in onze boekhouding. Na jaren een streng financieel beleid gevoerd te hebben, zouden we in 2015 2 miljoen euro overschot hebben. Door deze terugval van onze financiering draaien we in 2015 break-even. We hebben de schok dus zelf kunnen opvangen voor 2015. Er zullen dit jaar dus geen ontslagen vallen om rond te komen.

 

weg met de kaasschaaf

Decancq Voorheen gebruikte Universiteit Antwerpen een gemodelleerde kaasschaaf: we trokken iedereen in het bad en iedereen bespaarde evenveel. Daar willen we van afstappen met een opstartende Business Model-oefening. We gaan na waar we het meest zinvol zouden kunnen besparen. Dat wil zeggen: waar kunnen we inkomsten vinden en hoe kan je deze middelen besteden? Dat vergt natuurlijk een diepere studie waaruit kan blijken dat bepaalde initiatieven sterk verlieslatend zijn.

 

Een volgende stap is nagaan wanneer iets een zinvol initiatief is. Na de inhoudelijke oefening bekijken we welke initiatieven kandidaat zijn om op te besparen. Is een initiatief bijvoorbeeld een core business voor de universiteit? Wat zijn de financiële contributie en de academische waarde van het initiatief? Is het initiatief geen core business, dan zal de beslissing om erop te besparen wel sneller genomen worden.

 

kliksysteem

Decancq Er is een vast deel in de werkingstoelagen, de zogenaamde sokkel, dat op degressieve wijze afhankelijk is van de omvang van de instelling en dan is er het variabel deel dat circa 70 procent van het totaal bedraagt. Dit variabele deel is een combinatie van input- en outputfinanciering. Voor dit laatste gedeelte geldt een kliksysteem, dat het variabele deel jaarlijks kan laten stijgen met 2 procent als er aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt. De universiteiten voldoen aan deze voorwaarden. 

 

De nieuwe regering heeft echter beslist om het kliksysteem niet meer toe te passen in 2015. Daarbij zijn er ook kostenstijgingen die onvermijdelijk zijn, zoals licentiekosten voor software, bibliotheekkosten, huurprijzen en energieprijzen die door de klik min of meer gecompenseerd werden. We verwachten hierdoor een extra tekort van 1 miljoen euro. Omdat we in de wandelgangen al horen dat de Vlaamse Regering een extra verlaging van onze toelage van nog eens 1 miljoen euro wil doorvoeren, kan het tekort voor 2016 oplopen tot 2 miljoen euro.

 

Er bestaan drie soorten besparingen: je hebt de indexmanipulatie en je hebt generieke besparingen: 10 procent op de werkingscomponent van de subsidies en die bedragen voor de werkingstoelagen van de universiteit 20 procent van het geheel, wat de totale besparing op 2 procent brengt. Tenslotte zijn er de specifieke besparingsmaatregelen, zoals het afschaffen van het kliksysteem.

 

impact op sociale voorzieningen

Decancq De sociale voorzieningen staan wat los van de klassieke werkingstoelagen en worden niet aan een specifieke, maar aan een generieke besparing onderworpen. Dat is extra pech voor ons. Op het ministerie hebben ze daar in hun besparingsijver niet diep genoeg over nagedacht. Er is blindweg 10 procent op de werkingscomponent van de sociale toelage bespaard. Maar omdat hier de verdeling niet 80 procent lonen, 20 procent werking, maar 50/50 is, zet men de bijl extra hard in de sociale voorzieningen. De werkingspot wordt dus harder geviseerd en moet plots 5 procent besparen in plaats van de voorziene 2 procent.

 

We zullen er evenwichtig en voorzichtig mee omgaan, maar uiteindelijk moet dat natuurlijk betaald worden. Wat wel duidelijk is, is dat we ook hier niet blind de kaasschaaf zullen toepassen. Wat doen we dan met dat gat in de sociale sector? We zouden middelen uit normale werking kunnen gebruiken, maar dan ontstaat er bij de werking wel een serieus probleem. Dat zou betekenen dat je moet besparen op bijvoorbeeld onderwijsondersteuning. Die discussie moet gevoerd worden. Het wordt dan een heel moeilijke afweging: maaltijden met 1 euro laten stijgen of het contract van assistenten of praktijkassistenten niet verlengen.

 

Voor dat soort keuzes stelt de overheid onze instelling. Op het einde van de rit moet de rekening wel kloppen. Hier stopt het niet: bij het aanmoedigingsfonds is er bijvoorbeeld plots een gat ontstaan, terwijl er in 2014 nog niets aan de hand was. Toen kregen we 480 duizend euro van Vlaanderen, dan is er ‘een zotte zomer’ en – poef – in januari 2015 is er plots 160 duizend euro minder. Omgerekend is dat 2,5 personeelslid op de tocht, terwijl we met die middelen toch zinvolle functies invullen, zoals monitoraat op maat, centrum west of opvang voor mensen met een functiebeperking.

 

Absurdistan

Decancq Normaal gezien moeten universiteiten een meerjarenplanning opstellen. Nu zegt deze regering: “Doe dat niet! We zullen wel zien na 2015.” Dat is een probleem: in 2015 kunnen we rond de besparingen dansen omdat er een overschot was, in 2016 is deze buffer weg. Dat is een dubbele, gekke situatie: formeel mogen we van de Vlaamse Regering niet over de toekomst nadenken want het zou kunnen dat de extra besparingen niet doorgaan. 

 

Het is voor de rest onduidelijk wat de toekomst brengt. We hebben op dit moment geen enkele garantie dat het kliksysteem in de toekomst zal terugkeren. Als die niet terugkomt vanaf 2017, dan zitten de instellingen voor het hoger onderwijs echt in de miserie. Dan komen er geen extra middelen voor meer onderwijs, onderzoek, dienstverlening en voor de studenten. Onze grote vraag aan de regering is dus: Wat na 2016? Maar langs die kant blijft het oorverdovend stil.

 

Vlaanderen wordt meer en meer Absurdistan. De vorige regering had groeipaden uitgewerkt voor het hoger onderwijs. Dan zijn er verkiezingen en – boem – een nieuw beleid komt eraan en is er geen sprake meer van groei, maar van krimptoestanden. Dat maakt het voor ons onmogelijk om een zinnig meerjarenplanning op te stellen.

 

 

dwars vroeg enkele leden van het zelfstandig academisch personeel (ZAP) naar hun mening over de aanstaande besparingen (circa 20 personen).

 

De ondervraagde professoren erkenden unaniem dat zij een verhoogde werkdruk ervaren als gevolg van besparingen, en dat zij meer druk zullen ondervinden in het volgend academiejaar. Zij denken dat dit zich onder andere zal uiten in de manier waarop examens afgelegd worden. Meerkeuzevragen zullen open vragen meer en meer gaan verdringen en persoonlijke aandacht voor studenten zal in gevaar raken. Ook geven zij aan dat niet alleen de besparingen an sich, maar ook de focus op outputfinancieringen hieraan ten grondslag liggen.

 

Over het verleggen van de prioriteit op onderzoek door academisch personeel ten koste van onderwijs, zijn de meningen meer verdeeld. Enerzijds zien velen het doel om fondsen te werven via concreet onderzoek als bedreiging voor de kwaliteit van het onderwijs, anderzijds zou het volgens sommigen een goede zaak zijn dat er geld uit zelfvoorziening via contractonderzoeken gehaald kan worden en het onderwijs zijn performantie kan verhogen met onderzoeksfondsen. Wel moet er dan gewaakt worden voor het behoud van fundamentele onderzoeksdomeinen, die eventueel met andere universiteiten onderverdeeld en rendabel voortgezet kunnen worden.

 

Voor zijn eigen baan vreesde het voltijds personeel niet, maar voor die van het ondersteunend personeel met tijdelijke contracten wel. De personeelsleden zullen altijd een kosten- post vormen die bij besparingen niet ontzien kan worden. Met andere woorden: banen zullen er altijd blijven verdwijnen. Toch kan er volgens de professoren ook bespaard worden op andere gebieden via verdere automatisering, snijden in administratie en het verder verhogen van inschrijvingsgelden.