passie en vuur in Luik

Winants & de Walen
20/10/2014

Le plat pays, qui est le mien. Er zijn maar weinig Belgen die hun liefde voor het vaderland zo vurig en passioneel declameren als Jacques Brel. Hij was hard en cynisch voor ‘zijn land’ in zijn chansons, maar hij zalfde onmiddellijk. Brel was noch Vlaming, noch Waal, noch Brusselaar. Neen, Brel was vooreerst Belg. Trots op elke verborgen uithoek van zijn land. Wallonië, het onbeken- de vraagstuk voor menig Vlaming. En dan is daar Luik.

Wie Luik zegt, denkt vooreerst aan drie dingen: Standard de Liège, Luikse balletjes en Primark. De laatste twee kunnen al op wat meer bijval rekenen dan de eerste. Af en toe valt er ook wel eens Guillemins: het Calatraviaans eindstation van de stad. De uitverkoren weinigen zeggen Georges Simenon.

 

Liège-Palais

‘La Cité Ardente’ of ‘De Vurige Stede’. Een romantische bijnaam die de stad verwierf in 1905, opgetekend door Henri de Carton Wiart, en zinspeelt op het Liègeoise verzet tegen Karel de Stoute. Die vurigheid vind je overal terug in de stad aan de Maas. Op Sclessin, waar de heethoofdige fans van de Rouches voetbal ademen en leven. Want Sclessin is de hel op aarde voor voetbal. In Centre Carré, waar Rue du Pot d’Or de slagader vormt die naar talloze bruine kroegen en clubs leidt. Want Le Carré is de hel op aarde voor zij die nuchter willen blijven. Of op Place Saint-Lambert, vlakbij Liège-Palais, waar op 13 december 2011 een bom ter ontploffing werd gebracht die zes mensenlevens met zich meenam. De hel op aarde.

 

Vijf minuten verwijderd van het station strekt zich die Place Saint-Lambert voor me uit. Aan de ene kant geflankeerd door het immense commerciële centrum Les Galleries Saint-Lambert, aan de andere kant door het Paleis van de Prins-bisschoppen, waarvan de barokke gevel statig uitkijkt over het plein. Nog geen twee minuten later sta ik voor l’Opéra Royal de Liège-Wallonie. Een kleine colonne auto’s gedrapeerd in rood-witte plunjes passeert. Standard de Liège speelt vandaag tegen Zulte-Waregem. “Allez Standard allez,” schreeuwen ze uit. Sclessin zal wederom kolken.

 

Enkele minuten verder schittert in het bronskleurig op de grond ‘Le Carré’: het oudste stadsgedeelte van Luik, bekend om zijn handelstraten en het bruisende dag- en nachtleven. Maar bovenal berucht om een zesstratennetwerk volgestouwd met cafés, clubs en restaurants. 365 dagen per jaar en 24 op 24 vloeien hier rijkelijk alcohol, vuistslagen, studentenliederen en muziek. Le Mad Murphy, l’Escalier, Les Trois Rivières, Le Déluge, l’Orange Givrée; elk huis is een oord des verderfs en de meesten hebben nog wat verderfelijks voor de entree liggen. Wodka-orange, meen ik uit het Pollockesque kunstwerk op de grond op te maken. De gotische toren van de Cathedrale Saint-Paul is net zichtbaar boven de daken van Het Vierkant. God ziet alles in Le Carré.

 

 

Outremeuse

Rue de la Cathédrale geeft uit op Rue Léopold. Rue Léopold geeft uit op Rue Georges Simenon. Simenon, geboren in het gebouw met nummer 24 op de tweede verdieping, is de geestesvader van inspecteur Jules Maigret. De hard-boiled en continentale tegenhanger van Sherlock Holmes – geen Watson, wel Torrence – figureert in meer dan 75 verhalen en lost moordzaak na moordzaak op in Parijs. Een Place du Commissaire Maigret kan dan ook niet ontbreken. Kapsalon Georges en Boutique Joséphine bevinden zich onder Simenons kamer. Een tweede colonne auto’s passeert. “Vive le Standard!

 

Net zoals uw geliefde stad Antwerpen, wordt ook Luik doormidden gekliefd door water. De Maas meandert door het Luiks gewest. Wat Linkeroever is voor Antwerpen, is Outremeuse voor Luik. Alleen is die laatste mooier, gezelliger en ‘rechteroeverser’. Volkser ook. Mannen en vrouwen met een pijp in de mond drinken hun péket in donkere kroegen. Hier en daar vang je het Luiks dialect op. Een bastaard van Frans, Italiaans en Nederlands, amper verstaanbaar. Zeg niet Luik, zeg Lîdje. Rare mensen, die Walen.

 

La Citadelle

Het is nabij valavond. De winkels sluiten langzaamaan hun deuren en de café’s beginnen druppelsgewijs vol te lopen. Place Saint-Lambert is nog steeds enorm druk. Les Galleries spuwen de talloze shoppers naar buiten. Er hangt al kerstversiering in sommige winkels. En dan plots een plakkaat met de altijd imponerende woorden ‘La Citadelle’.

 

In één klap word je tien jaar jonger en hoop je ergens een drakenhelm, maliënkolder en zwaard te vinden om daar de troepen van Karel de Stoute mee van de barricades te houden. Équipez les barricades!  Op een heuvel achter het Palais Princes-Éveques overschaduwen eiken, middeleeuwse huisjes en groen de kleine straatjes die zich verstopt hebben in de stad. Pour le Roi et la Patrie! Musée de la Vie Wallonne – stuur je aangebrande Walengrap door naar contact@dwars.be – is een sierlijk maar onbeduidend huisje aan de voet van de citadel. Sur ma marque!

 

De kinderlijke moed en fantasie die ik had bijeengeschraapt zakken me in de bepantserde schoenen. Réculez! Voor mij strekt zich een leger beton uit. Meer dan driehonderd eenheden die pure wanhoop en verwondering richting je hart sturen. Montagne de Bueren richt zich voor mijn ogen op. Een muur van treden die La Citadelle verbindt met het centrum van de stad. Gebouwd ter ere van de zeshonderd gevallen kameraden tijdens de Slag om Luik in 1468, noemt men deze berg in de volksmond les 600 escaliers. Hellingsgraad trappen: 28 procent.

 

75. Een jongeman langs me wandelt zijn huis binnen met een boodschappentas. “Je fais les escaliers de Bueren presque chaque jour.” 145. De vermoeidheid slaat een beetje toe. Het tempo zakt wat weg. 223. “Fils de pute,” zeg ik onder mijn hevig hijgen door. 224. Even stoppen. Het uitzicht is al buitenaards mooi. Alsof zich een pijl recht doorheen het hart van De Vurige Stede wil boren. 302. “Allez Standard allez!” 374. De top is bereikt maar de beklimming langs de citadel is nog niet voorbij. Fuck you, Rocky.

 

Ik zet me neer op een van de bankjes op Montagne de Bueren. Het is hier stil. IJzingwekkend stil. De bomen die over de trappenstraat hangen deinen mee met de wind. Het is misschien wel het mooiste plekje van De Vurige Stede.

 

Bijna vergeten. Luik heeft een Primark. Ga niet enkel daarvoor naar Wallonië.