Snelle auto's en mooie vrouwen

Kasper; student, drinkebroer, held
07/01/2006
🖋: 

“Nee, de soundtrack van 'Reservoir Dogs' omdat ik mijn saaie leven dan even kan ontvluchten en voor mezelf meer word dan ik eigenlijk ben.”

Het meisje lachte haar tanden bloot en gaf hem een vluchtige kus op de wang. Kasper neeg zijn hoofd even en tikte met twee vingers tegen zijn slaap voor hij zich omdraaide, huiswaarts.

“Dankje.” mompelde hij met een glimlach. “Ik was zelf niet op zo'n mooie afsluiter gekomen.”

“Natuurlijk. Als je wat meer naar mij zou luisteren, rund, zou je al een heel stuk verder staan.”

“Ach, laat het hangen, Alf, dit doe je nu elke keer.”

Kasper luisterde al niet meer; hij had op 'play' gedrukt en liet zich in de muziek zinken terwijl zijn voeten hem weg van de universiteit brachten. Hij kon zich niet meer herinneren wanneer ze bij zijn bewustzijn waren ingetrokken, maar aangezien iedereen die erover hoorde het allemaal afdeed als 'imaginaire vriendjes' en ze zelf karig waren met het hoe en waarom, had hij geleerd om hun aanwezigheid gewoon te aanvaarden; zoals lelijke mensen dat doen met hun gezicht en domme met hun intellect. Na verloop van tijd was hij er zelfs achter gekomen dat niet àl hun raad hem in de problemen bracht – niet al hààr raad dan toch – en had hij geleerd wanneer hij best kon luisteren. Nu echter werd de discussie een vaag gezoem dat hij amper hoorde (“Laat de jongen toch wat zelf zijn weg zoeken, hij moet een beetje zelfstandig worden.” “Zelfstandig, ha! Waar zou het rund zonder ons staan?”) en gedachteloos stak hij de straat over met muziek in zijn oren, zijn ogen dicht en zijn gezicht naar de zon gericht. /it's so hard to keep this smile from my face/ Een piepend geluid deed hem verschrikt opkijken, wat hij ook bleef doen terwijl de auto, een donkergroene Porsche 911, slippend vanuit de bocht op hem af kwam. /losing control, yeah, I'm all over the place/ Niet echt op het laatste moment maar daar dichtbij schoot de wagen opzij. Kasper bleef een beetje afwezig kijken hoe de Porsche zich in de zijkant van een geparkeerde auto boorde en hoe een meisje dat net wou oversteken met een klap naar achter werd geworpen. /clowns to the left of me, jokers to the right / here I am, stuck in the middle with you/

“Doe iets!”

Kasper rende naar de auto en zag de chauffeur een beetje versuft naar zijn leeggelopen airbag kijken. Toen hij de jongen door zijn gebroken raam naar hem zag kijken, schudde de man zijn hoofd en knikte in de richting van het meisje. Kasper fronste even, maar kroop toen snel op en over de motorkap naar haar toe. Ze lag met haar hoofd op de boordsteen van de stoep en hij was opgelucht toen ze kreunde en een beetje bewoog, ondanks het plasje bloed dat tussen haar haren in de goot lag. Hij deed zijn jas uit om onder haar hoofd te leggen. Even, heel even maar, staarde hij naar haar gezicht dat er op hetzelfde moment zowel vreemd bekend als haast onmogelijk perfect uitzag; maar daar was geen tijd voor. Nadat hij zo voorzichtig mogelijk het mouwloze vestje tussen de wonde en de stoep had gelegd probeerde ze naar zijn geknielde figuur te kijken, maar na enkele ogenblikken sloot ze zuchtend haar ogen.

“Je hebt een harde smak gemaakt. Hoe heet je?”

“Sam...Samantha. Sam.”

“Aangenaam, Sam, mijn naam is Kasper en ik zal er voor zorgen dat alles goed komt. Waar woon je?” Hij probeerde zo luchtig mogelijk te klinken, maar slaagde er niet goed in.

“Mooi zo, jongen, hou haar wakker en aan de praat.”

“En hoe mooi je haar ook vindt, hou je handen uit de buurt van haar erogene zones. Men houdt er niet zo van als je verongelukte mensen betast.”

“Hebben wij elkaar zo niet leren kennen, Alf? Het was toch nadat ik...”

“Wees stil, Klaartje, hij moet dit niet weten. Wat wij met elkaar...”

Kasper sloot de stemmen buiten. 'Al dat gezever ook altijd.' dacht hij geïrriteerd.

“En wat doe je?” vroeg hij aan Sam.

Met een vlotte beweging haalde de jongen zijn GSM uit zijn broekzak en toetste daar drie cijfers op in. Vlak voor ze het bewustzijn verloor, hoorde hij echter nog wel haar antwoord, amper een zucht.

“Ik vlucht...”