dodemansrit op twee wielen

over fietsveiligheid in Antwerpen
16/11/2014
Bron/externe fotograaf

Bert Lezy


Het is een doordeweekse dag en je fietst naar de universiteit. Onderweg schieten de auto’s rakelings langs je heen – een fietspad is er niet. Ondanks de geringe afstand tussen jou en de auto’s blijf je vastberaden doorrijden. Je vervolgt je weg tot je een paar meter verderop een voetganger ziet die wil oversteken. Het lijkt erop dat die jou wel gezien heeft, maar nee! De voetganger stapt zomaar de straat op, en besluit daarna pas om te kijken. Je trapt hard op de rem en weet hem nog nét te ontwijken. Eigenlijk zou je af willen stappen om hem de les te lezen, maar je hebt haast en rijdt door. Maar door de impact van dit bijna-ongeluk let je even niet goed op en belandt je voorwiel in de gleuf van de trambaan. Geïrriteerd en ongemakkelijk zet je je fiets recht, tegelijkertijd opgelucht dat er geen tram op je afkwam. Zo vervolg je je weg, trillend en rammelend over kasseien. Na vele malen schrikken en uitwijken kom je ongedeerd aan op je bestemming. Je hebt het weer overleefd: +1.

Dit scenario zal menig fietser in de Antwerpse binnenstad bekend voorkomen. Zoals in iedere grote stad zorgt de combinatie van fietsers, auto’s, voetgangers, trams en bussen ook hier voor een hoop commotie. Tijdens zo’n fietstocht door het centrum is het cruciaal dat je je elke seconde goed concentreert op het verkeer om je heen. Meestal gaat dat goed, maar helaas zijn er vele fietsers die hun rit minder succesvol zien aflopen. In 2013 raakten maar liefst 8.225 fietsers in Vlaanderen betrokken bij een ongeluk. 1.044 van hen raakten zwaargewond en 73 fietsers overleefden het niet. Ondanks deze schokkende cijfers nemen veel Antwerpenaren toch de fiets. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is de stijgende populariteit van de Velo-fietsen. Sinds de start van het Velo-project in juni 2011 zijn er vele stations bijgekomen: de teller staat inmiddels op 153, waarvan de jongste 14 zich op Linkeroever bevinden. Bovendien zijn de Velo-fietsen speciaal ontworpen om een fietsrit zo veilig mogelijk te maken: zo heeft iedere fiets extra brede banden, zodat je niet tussen de tramsporen komt te zitten.

 

Maar natuurlijk zijn er vele Antwerpenaren die niet zo’n veilige fiets hebben en vanwege de lange wachttijd geen Velo-abonnement kunnen aanschaffen. Het aantal doden en gewonden blijft hoog. Nieuwe fietspaden worden nauwelijks aangelegd en ook op de meeste hoofdwegen is er geen lijn gemarkeerd die fietsers en autmobilisten van elkaar scheidt. Ook is het grootste deel van het wegdek in zeer slechte staat. Heeft ‘t Stad niet wat meer in haar mars voor deze kwetsbare verkeersdeelnemers?

 

een eerlijke stem

Aangeleerde antwoorden van getrainde politici, die vaak te weinig weten over hun bevoegdheden – behalve wat hun kabinet hen heeft leren nazeggen – schrijven zichzelf en vervelen lezers in bijna alle pers en media. Wie kan over dit onderwerp een oprechte mening hebben? Wie zou het durven én kunnen om klaar en duidelijk, eerlijk en gemeend, over dit thema te spreken? Iemand die zelf al eens fietst. Een moeder die haar kinderen dagelijks met de fiets op pad stuurt. Iemand die zich op een of andere manier engageert voor het afbotten van dat eeuwig dreigende zwaard van Damocles boven de hoofden – of de helmen – van de zwakkere weggebruikers.

 

Als fietsende moeder van drie al even fietsende kinderen zit Kristien Hulstaert als fractieleider van Groen in de gemeenteraad van Beveren. Daar zet ze zich, onder andere, in voor mobiliteit. Zij spreekt als fractieleider, als moeder en als mens openhartig met dwars over het probleem van mobiliteit.

 

“Wanneer bijna iedereen voor de auto kiest en er veel vrachtverkeer op kleinere wegen rijdt, wordt het voor fietsers héél gevaarlijk als er geen afgescheiden fietsinfrastructuur bestaat. Zij hebben geen koetswerk van honderden kilo’s om zich te beschermen tegen voertuigen die dat wél hebben. Dagelijks fietsen is rijden met een dagelijks risico zonder recht op een tweede kans. De cijfers omtrent verkeersongevallen zijn bekend. Elk dood kind, elke dode mens, betekent niet alleen het einde van dat ene leven: het vernietigt de levens van een heel gezin, een hele familie en vriendenkring. Toch kijken politici, zij die de macht én de bevoegdheid – om nog te zwijgen van de morele plicht – hebben om te investeren in veiligere infrastructuur met lede ogen dat cijfermateriaal aan. Collateral damage.”

 

andere belangen

“De nalatigheid bij politici ligt volgens mij aan het feit dat ze vanuit een ander perspectief naar de kwestie kijken,” stelt Hulstaert. “Zij zullen daarom nooit genoeg aanpassingen doen om echt een verschil te maken. Daarvoor moet de visie op mobiliteit van de grond af heropgebouwd worden. Dat komt erop neer dat fietsers in het rechtssysteem bevoordeeld zouden moeten worden. Pas dan zullen veel meer mensen de fiets boven de auto verkiezen en pas dan zullen fietsers echt veilig zijn. Maar voor politici, die met auto én chauffeur naar het werk gaan, of enkel ’s zondags op het platteland door natuur fietsen, is er geen besef van de harde realiteit op de wegen in de steden.”

 

Aan de hand van een pijnlijk scherpe vergelijking maakt Hulstaert haar punt duidelijk. “We hebben met twee fundamenteel verschillende vormen van verkeer te maken: de auto en de fiets. Dat men dit niet beseft is een denkfout. Bekijk het anders: er bestaat een zwembad met drie zwembanen voor zwemmers en ééntje voor haaien, tamme haaien die nooit uit hun zwembaan komen, behalve dan één keertje om de duizend baantjes. Vervolgens bijt een haai een enkel ongelukkig kind. Geen enkele zwemmer zou er nog maar aan denken in het water te gaan of zijn naasten hun kans te laten wagen in het quasi veilige water. En toch sturen duizenden mensen hun kinderen, hun geliefden en zichzelf dagelijks de baan op, om vaak nog geen 40 centimeter te rijden van voorbijrazende auto’s. Toch is er voor deze problematiek geen sense of urgency. Wat belangrijker is, zijn de problemen met ‘de Walen’ of ‘de pensioenen.’”

 

Daarom is Hulstaert voorstander van gescheiden fietspaden. “Dat betekent dat er tussen de rijbaan voor auto’s een duidelijke afbakening moet zijn, zoals bijvoorbeeld een rij geparkeerde wagens. Dit zal geld kosten, maar niet zoveel als de kost van een beschadigd milieu, door eindeloos verbruik van fossiele brandstoffen in auto’s. Aanpassen is altijd moeilijk. Hoe ingrijpender de verandering, des te moelijker het is. Maar met inzet en doorzettingsvermogen lukt alles. Rokers van niet-rokers scheiden was ook een hele aanpassing, maar dat idee geraakt meer en meer ingeburgerd.”

 

slachtofferrol

Maar wat met de slachtoffers? Isabel Holthof werd onlangs voor de tweede keer dit jaar van haar fiets gereden. Nota bene door een dokter, die onoplettend door de Provinciestraat reed. Ze kwam er vanaf met een hersenschudding, drie weken werkonbekwaam. Ook Jan Daems kwam twee keer in aanraking met de paardloze koets. Nu anderhalf jaar geleden werd hij in de buurt van zijn huis door een auto geschept, waarbij zijn schouder zijn val brak. Met het geld dat hij van de verzekering gekregen heeft is hij blij, met de blijvende last aan zijn schouder niet. Ook hij was niet aan zijn proefstuk toe, want daarvoor werd hij nog onderschept door een bus toen hij de straat overstak met zijn fiets en bijna geplet werd tussen bus en verkeerslicht. Toen kwam hij er met de schrik vanaf, chauffeur idem.

 

rapport met verborgen gebreken

Het lijkt erop dat de Antwerpenaren het voorlopig moeten doen met de beloftes van de politici, die zich als het ware verschuilen achter het spreekwoord ‘veel geblaat, weinig wol’. Een veelzeggend voorbeeld daarvan is een rapport van de stedelijke Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid in Antwerpen, die bij elkaar kwam op 22 oktober. Uit de rapportering van die vergadering blijkt dat ‘t Stad – samen met belangengroepen en ervaringsdeskundigen – zich behoorlijk op de borst klopt. Er wordt gesproken over de aanpak van een groot aantal gevaarlijke kruispunten, er ligt een plan klaar voor een uitgebreide 30-kilometerzone en er wordt gemeld dat er ‘gevaarlijke schakels in het stedelijke fietsnetwerk’ in kaart zijn gebracht. Allemaal mooie woorden, maar concrete uitleg en cijfers worden niet gegeven. Dieptepunt in de campagne is het geloof dat automobilisten trager zullen rijden als ze boven snelheidsmeters selfies zien van teleurgestelde Antwerpenaren met de tekst ‘U rijdt te snel’, in plaats van de gebruikelijke smileys.

 

In het rapport wordt met geen woord gerept over het hoge aantal fietsdoden en ongevallen. Het enige dat wordt gemeld over fietsveiligheid is dat het aantal ongevallen niet daalt – wederom ontbreken concrete cijfers – en dat er zeker ‘moet worden ingezet op infrastructuur, educatie en handhaving’. Maar tekenend is de stelling dat vooral de fietser zelf zijn eigen verantwoordelijkheid draagt en zich moet inleven in de andere weggebruikers. En hoewel hierin natuurlijk een kern van waarheid schuilt, toont het eveneens de trieste waarheid van de manier waarop Antwerpen omgaat met haar meest kwetsbare verkeersdeelnemers.