Erasmusgedrag

Maarten Staepels is onderzoeker
18/09/2010

Elke maand ga ik op zoek naar een interessant onderzoek. Geïnspireerd door de massale exodus van Erasmusstudenten ga ik deze maand op bezoek bij CeMIS, het Centrum voor Migratie en Interculturele Studies. Mijn onderzoeker in de spotlight en gids van dienst is Christof Van Mol die, na twee-en-halve maand reizen door heel Europa, vandaag voor het eerst nog eens zijn bureau zal binnenwandelen. We spreken af om negen uur aan de ingang van het centrum, dat zijn adres deelt met het Steunpunt voor Gelijke Kansen. “First things first: koffie”, zegt hij terwijl we het gebouw binnenwandelen, en daarmee is de toon gezet voor de voormiddag die me te wachten staat.

Christofs bureau ligt bezaaid met papers en boeken met titels als “Impossible Things Before Breakfast: Myths in Education Abroad” of “The Double Life of Erasmus Students”, en koppen beschimmelde koffie die bevestigen dat hij inderdaad lang is weggeweest. Ook de verraste uitdrukking op het gezicht aan het andere bureau – “och allé!” – is veelzeggend. Onmiddellijk worden er verhalen uitgewisseld. Joris, tevens een onderzoeker aan het CeMIS, blijkt een maand in Congo te hebben gezeten, en weet te vertellen dat “alles wat je hoort en leest over Congo waar is.” Goed om weten. Ook in de koffiekamer gaat het over gemaakte reizen. Edith is net terug van een paar weken Krakau en Warshau, en beschrijft met een zeker komisch talent hoe moeilijk de Poolse taal is, in het bijzonder de werkwoordstijden. Eens terug in zijn kantoor haalt Christof zijn notitieboekjes boven, één voor elk van zijn reizen. “Mijn onderzoek dus: de belangrijkste conclusie is dat de cappuccino in Noorwegen beter is dan die in Oostenrijk”. Hij zegt het grappend, maar wijst tegelijkertijd in ieder van zijn notitieboekjes op paragraafjes die inderdaad over niets anders dan koffie gaan. “Ik neem mijn interviews meestal af in cafés, vandaar...”

 

Het eigenlijke project van Christof is iets ambitieuzer. Hij wil de aspiraties van Erasmusstudenten onderzoeken door over een periode van drie jaar online enquêtes af te nemen van duizenden studenten aan niet minder dan achtentwintig universiteiten in twintig Europese landen, gevolgd door een reeks interviews aan zes van deze universiteiten. Officieel heet het een onderzoek naar “the development of an empirically based theoretical model on European Student Mobility within the European context”, want zoals dat dan gaat met zulke projecten moet zowat alles in het Engels benoemd en beschreven worden.

 

Christof benadrukt dat het om een zelfstandig onderzoek gaat, dat wordt gesponsord door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO). De Europese Unie doet zelf ook erg veel onderzoek naar Erasmusstudenten, maar heeft volgens Christof de neiging om de resultaten nogal optimistisch te interpreteren. “Ze zien wat ze willen zien”. Weinig van de vele duizenden avontuurlijke Erasmusstudenten die in september vertrekken zullen het beseffen, maar wat de EU betreft dient het hele Erasmusproject twee duidelijke doelen. Enerzijds EU-burgers creëren die zich met de EU vereenzelvigen, om zo legitimiteit te geven aan de EU als politieke entiteit. Anderzijds het promoten van de circulatie van mensen en talent, om zo de EU competitiever te maken in wat de “Global Knowledge Economy” heet. Heel wat minder romantisch dan ‘Erasmus: een ervaring om nooit te vergeten!’

 

Terwijl we langs de Meerminne richting bibliotheek wandelen – negen boeken, allemaal over tijd – vertelt Christof me meer over het doel van zijn onderzoek. Door te polsen naar zaken als de overwegingen die studenten maken voordat ze besluiten in het buitenland te gaan studeren of niet, hoopt hij een duidelijk – en statistisch gezien correct – beeld te krijgen van wat de jeugd van Europa vindt, hoezeer studenten zich Europeaan voelen, en vooral hoe mobiel ze zijn binnen de unie. En natuurlijk of een Erasmuservaring daar iets aan verandert. De resultaten beloven interessant te worden, al durft Christof bij een onafgewerkt onderzoek enkel te spreken over tendensen. Zo blijken de Polen erg positief te staan tegenover de EU. Een deel van de verklaring hiervoor is het feit dat Polen pas recent een lidstaat is geworden, en dat zij sindsdien bepaalde zaken met hun eigen ogen hebben zien verbeteren. Belgen staan als oudere lidstaat veel sceptischer tegenover de Europese Unie, terwijl de Noren zich na een Erasmuservaring eerder Scandinaviërs voelen dan Europeanen.

 

Voor het middagmaal spreekt Christof af met enkele collega’s om te eten in het restaurant in de agora. Het gespreksonderwerp aan tafel is, niet voor het eerst vandaag, statistiek, meerbepaald de voor- en nadelen van kwantitief versus kwalitatief onderzoek en non-parametrische testen. Ik droom wat weg, waan mezelf in Granada, Wenen of Parijs, en neem een slok van mijn koffie.