Foute prentjes van grote geesten

Groteske schilderijen en tekeningen van Goya, Redon en Ensor in het KMSKA
17/04/2009
🖋: 

Werken van Goya kan je normaal gezien niet bezichtigen zonder dat er achter je een colonne Aziatische camera’s de museumzaal omtovert tot een lichtshow die niet zou misstaan in Café d’Anvers. Een tentoonstelling met schilderijen en tekeningen van Francisco Goya, Odilon Redon en James Ensor in ons eigenste Antwerpen klinkt dan ook als dé kans op een intiem onderonsje met drie meesters van de moderniteit. Zeker wanneer het KMSKA erbij aankondigt dat het om hun grotesk werk gaat, afbeeldingen die ontstaan wanneer kunstenaars een blik gunnen op de donkere kantjes van hun geest.

De grot van Nero

De term ‘grotesk’ ontstond nadat archeologen het paleis ontdekten van een van de meest duistere geesten uit de westerse geschiedenis, keizer Nero. Tijdens de opgravingen bleken de muren van zijn Domus Aurea versierd met afbeeldingen waarin schijnbaar onverenigbare elementen werden gecombineerd tot een grappig, angstaanjagend of satirisch geheel. Denk hierbij aan verrimpelde, maar hoogzwangere omaatjes, deernes met vreemd geproportioneerde lichamen à la Lolo Ferrari – een meer hedendaags voorbeeld van ‘groteskerie’ – en andere absurde mens-diercombinaties. Deze wezentjes werden met meer rustgevende flora- en faunamotieven verwerkt in een symmetrisch geheel.

 

De zestiende-eeuwers doopten hun vondst grottesche, naar de grotto of spelonk waarin ze haar ontdekten. Vervolgens begonnen ze, dol als ze waren op alles wat antiek was, lustig varianten op deze decoraties in hun eigen schilderijen te gebruiken. Al snel werd de term gemeengoed om te praten over buitengewone en absurde combinaties in zowel schilderkunst, theater als literatuur, gaande van de reuzen in Rabelais tot het proza van onze Antwerpse zot Paul van Ostaijen.

 

Subtiele ontmaskering

De groteske werken van Goya die het KMSKA bovenhaalt, blijken niet de levensgrote olieverfschilderijen waar andere musea graag mee uitpakken. Het zijn subtielere werkjes uit een latere periode van de geroemde hofschilder. Na getroffen te zijn geweest door cholera, zonderde Goya zich af en begon etsen te maken waarin hij de schijnheiligheid en de stompzinnigheid van zijn tijdgenoten hekelde. Titels als ‘Duidelijke dwaasheid’, ‘Bekende dwaasheid’ en ‘Rustige dwaasheid of loyaliteit’ spreken voor zich. In de bekendste afbeelding zien we een dame op leeftijd met afzichtelijk tronie zichzelf optutten voor de spiegel, terwijl daarachter haar personeel haar uitlacht. De getoonde werken zijn vrij kleine, gedetailleerde prenten. Bij een eerste oogopslag vind je er vaak niet zoveel aan, bij een tweede frons je de wenkbrauwen en bij een derde blik kan je niet anders dan glimlachen om de originele en grappige benadering.

 

Van een totaal andere aard is het groteske werk van Ensor. Het begint met een aantal realistische binnenhuistaferelen, waarop uit het niets plots geesten verschijnen. Al snel moeten deze vroege probeersels echter plaatsmaken voor topstukken van de Oostendenaar zoals we ze verwachten: enorme, kleurrijke, gemaskerde figuren. De eerste stappen van de Belgische moderne schilderkunst, waarin het realistische pad wordt verlaten met als doel de realiteit te ontmaskeren. Voor Ensor tonen de boosaardige, bespottelijke maskers namelijk beter het ware gelaat van de drager dan zijn levensecht gezicht.

 

En dan is er nog Redon, een Franse symbolist, die geprangd zit tussen deze twee ‘dwaze smoelenschilderaars’. Zowel Redon als Ensor zouden volgens de curator zijn beïnvloed door Goya. Geen spectaculaire vaststelling gezien de invloed die Goya uitoefende op kunstenaars van Baudelaire tot Manet. Het aanschouwen van Redons hypnotiserende interpretatie van Goya zou echter een aanleiding zijn geweest voor het verschijnen van de eerste demonen in Ensors keukens. Wat op zich een interessant gegeven is, maar niets verandert aan het feit dat de werken van Redon een beetje misplaatst lijken in een tentoonstelling rond het ‘groteske’. Hoewel in de door hem gecreëerde droomwereld geregeld onrealistische figuren voorkomen, lijken vooral de mysterieuze dames en vage mythische elementen de aandacht te trekken. Geen motieven die men direct met grotesk zou associëren.

 

Belang van het behang

En daar zit het pijnpunt van de tentoonstelling. Hoewel hij een interessant inzicht geeft in de invloeden op Ensors werk en de kans biedt om enkele unieke etsen van Goya te bewonderen, zegt hij bitter weinig over ‘het groteske’. Behalve dat de term doorheen de geschiedenis zo breed is geworden dat men hem op bijna alles kan plakken. Zeker wanneer men na het bespreken van de maskers bij Ensor ook nog eens enkele van zijn werken met veldslagen en Bijbelse onderwerpen erbij sleurt. Het geheel krijgt zo eerder iets van het stillen van de honger van een knorrig kunstminnend publiek met een aantal topwerken, dan het uitwerken van een thema. Daar kan zelfs het behang met afbeeldingen uit Nero’s gouden grot geen verandering in brengen.