Moeten er grenzen gesteld worden aan de groei?

Eigen gelijk eerst
18/03/2007
🖋: 
Auteur extern
Thomas Vanhees en Kristof De Pooter

In een niet zo ver verleden werd uw huisblad geleid door de onverbrekelijke tandem Kristof De Pooter (hoofdredacteur) en Thomas Vanhees (redactiesecretaris). Ondertussen hebben deze twee heren het universitaire leven ingeruild voor de arbeidsmarkt, waar hun wegen zich scheidden. Kristof dook het harde zakenleven in, terwijl Thomas stage ging lopen bij een ngo gespecialiseerd in duurzame ontwikkeling. Vandaag brengt dwars ze opnieuw bij elkaar om te zwammen over de houdbaarheid van onze huidige vorm van economische en industriële ontwikkeling.

Ja

De economische ambiance wordt tot op heden uitsluitend gemeten aan de hand van het bruto binnenlands product. Niet geheel onterecht kan men zich afvragen of deze parameter wel de enige zaligmakende is. Waarom zou deze niet kunnen worden getoetst aan de vruchtbaarheid van de mannelijke populatie? Toegegeven: deze houdt evenmin rekening met de ongelijke verdeling. Tot zover de gedachte in de marge over de schaarse spermatozoïden die nog wel kunnen zwemmen. Ook de grote nieuwswaarde van de gestelde vraag is reeds enige tijd passé. De Club van Rome maakte in 1972 de kanttekening dat er eventueel grenzen aan de groei zouden kunnen zijn (het nieuwe leesteken dat ironie aangeeft is hier gepast). De hardhorigheid heeft ertoe geleid dat de dag waarop de economie in 2006 op wereldschaal over de ecologische schreef ging 9 oktober was, volgens de Ecological Debt Day-kalender. Eén vierde van het jaar gaan we in het rood, waarvan niets is terug te vinden in de boekhouding van de economische groei.

De economische wetenschap wordt beoefend vanuit het idee dat de mens die in het stuk figureert een rationele actor is, die perfect geïnformeerd is over wat er zich op de markt afspeelt. Afgezien van het feit of we al dan niet volledig geïnformeerd willen zijn, kunnen we het nu überhaupt niet zijn; en wel omdat niet alle informatie vertaald is in de prijs. Dit cruciale mankement heeft tot gevolg dat onze rationele consument op de gemondialiseerde markt niet die keuzes maakt die hij zou maken om zijn welzijn te optimaliseren (zowat het centrale idee van de humane wetenschap genaamd economie). Op groot scherm geprojecteerd zien we dan dat de wereldhandel – motor van de economische groei – zoals die vandaag georganiseerd is niet het gewenste effect heeft. Laat staan dat deze dan oneindig zou kunnen doorgaan zonder pijnlijke tegenreacties van mens en natuur. Voor de westerse contreien zal er vooral op gelet moeten worden dat de ietwat artificiële economische groei – die duurzame allures begint te krijgen – niet noodgedwongen eindigt in een decroissance soutenable. Als we geluk hebben moeten we zelfs niet kiezen en zoekt de markt voor ons wel naar een nieuw evenwicht.

 

Thomas Vanhees

 

Nee

Een ondertoon die de laatste jaren steeds actueler geworden is in politieke debatten en economische discours, is de angst voor de mondialisering. Zij is gevaarlijk, want niet beheersbaar en gedreven door het kapitalisme – bron van welvaart voor de enen maar niet voor allen. De marktwerking als maatschappijverstorend.

Het is interessant om vast te stellen hoe deze angst voor de mondialisering in eerste instantie een westers fenomeen is; ongetwijfeld vanuit een altruïstische reflex om te doen wat beter is voor zij die het minder goed hebben op onze wereld. Of misschien toch ook omdat een geglobaliseerde economie een globalisering van de levensstandaard impliceert? Omdat men niet wil dat wat aan de ene kant van de planeet gebeurt implicaties heeft aan de andere kant?

Deze angst is begrijpelijk maar gaat voorbij aan een aantal ondubbelzinnig positieve gevolgen van de geglobaliseerde markt die zo belangrijk zijn dat het quasi immoreel zou zijn er grenzen aan te stellen. Voor het overgrote merendeel van de wereldbevolking steeg de levensstandaard in de voorbije decennia sneller dan ooit tevoren. Precies dankzij de globale markt genieten honderden miljoenen mensen in bijvoorbeeld China en India vandaag van gezondheidszorg en voedselvoorziening op westers niveau.

Bovendien is de angst voor de mondialisering op een aantal vlakken onterecht omdat zij de opportuniteiten niet ziet, hoewel die zich steeds duidelijker manifesteren. Een stad als Brussel is vandaag meer dan ooit een kenniscentrum en thuisbasis voor regionale en globale hoofdzetels van bedrijven en politieke instellingen waarin vele jonge burgers zich kunnen engageren in interessante functies die enkele decennia terug ondenkbaar waren.

Het marktdefaitisme dat vanuit een angstreflex grenzen wil stellen aan de economische groei is conservatief. Natuurlijk moet er continu gewerkt worden aan kaders die rekening houden met sociale en omgevingsgerelateerde factoren, maar ook daarin moeten we streven naar méér, niet minder mondialisering.

 

Kristof De Pooter