wolkenpot

kortverhaal

16/01/2023

Armen om mijn wolkenpot geslagen verschuil ik me. Poedersuikerzoete wolken, traanvochtzoute wolken, ik heb ze in alle vormen en maten. Doorheen de jaren heeft de verzameling zich stelselmatig uitgebreid. Sommige wolken vonden als vanzelf hun weg naar de pot, anderen kon ik nog net in mijn handen klemmen voor ze ontsnapten. Mijn wolken in een pot te klein om ze te vatten. Ze krioelen, botsen, dringen elkaar naar de bodem. Voorzichtig steek ik er het topje van mijn vinger in; ik hoop op een troostwolk, maar ze lijken allemaal zo op elkaar.

Cirrocumulus, mijn kleine blije huppelwolkjes. De wolkjes die ik vangen wil op momenten als deze, maar steeds weer door mijn vingers heen glippen. Zoete, van een suikerspin geplukte hompjes, van de soort die smelt op mijn tong, en als ik ze eindelijk vangen kan, me een lach op mijn gezicht bezorgt. Wolkjes die me terugbrengen naar die keer dat ik voor het eerst trots in het diepe zwembad sprong, naar die keer dat een voorbijganger vond dat mijn haar leuk zat of naar die keer dat een vriendin me verraste met een lading chocomelk aan de voordeur. Fijne, gelukzalige wolkjes.

Ik lik de wollige substantie van mijn vinger en al snel blijkt dat ik een vergissing begaan heb. Ik heb weer eens gemist en in de plaats slik ik een vingertop nimbostratus in. Een hevige huilbui welt in me op. Onzekerheden aangewakkerd, teruggekatapulteerd naar een verleden waar ik wil wegblijven rollen de tranen over mijn wangen. Beledigingen en verwijten die ik vergeten wil, maar niet kan, drijven voorbij. Wat begint met motregen eindigt in een stortbui met steeds dikkere druppels.

Het wolkenpak wordt dikker, de kleur ervan donkerder en de aanhoudende regen klettert steeds harder op me neer. Doorweekt vormen alsmaar meer vragen zich. Wat als mijn vrienden hetzelfde denken als deze mensen jaren geleden? Wat als ze slechts de schijn ophouden omdat dat sociaal aanvaardbaar is? Wat als…? Bevend poog ik mijn ademhaling onder controle te houden, maar hoe harder ik probeer, hoe harder ik faal. De donderende paniek neemt het van me over.

Ik bal mijn handen tot vuisten en wanneer ik er weer gevoel in heb, schroef ik het deksel zo stevig als ik kan weer op de pot. Ze is te klein om mijn wolken te vatten, maar ik zal het blijven proberen. Met een laatste ruk berg ik de pot op. Tussen de confituurpot en de chocopot staat mijn wolkenpot, met een deksel dat nooit helemaal gesloten zal zijn.