parle-vous bien François?

over de matige kennis van het Frans

19/04/2021

Komt een student bij de dokter. Dokter, ik heb al enige tijd last van bibberende benen, knikkende knieën en een onrustig bonkend hart. Verder heb ik geen eetlust en slaap ik onrustig. “Dat ga ik snel onderzoeken, maar eerst een routinevraagje: moet u deze week toevallig enkele zinnen Frans spreken?” 

Docenten aan hogescholen en universiteiten luiden regelmatig de alarmbel over de afkalvende kennis van het Frans onder jongeren. Medio 2019 vroegen tientallen docenten Frans in een open brief aandacht voor die toestand. Wie zich al vroeg flink zorgen maakte over de tanende kennis van het Frans, is Prof. dr. Alex Vanneste. Momenteel is hij decaan van de faculteit Ontwerpwetenschappen, maar tot en met 2012 doceerde hij Franse taalbeheersing en Franse taalkunde aan de faculteit Taal- en Letterkunde. “Voor de aanvang van elk academiejaar kregen eerstejaarsstudenten de kans om deel te nemen aan de propedeuse Frans, zeg maar een stoom- en evaluatiecursus. Zowel bij het begin als aan het einde van die week hield ik een computergestuurde oriëntatietest, van 1986 tot en met 2012 – elk jaar dezelfde test. Stelselmatig en ononderbroken daalde de instapkennis van het Frans. Ook bij de eindtest scoorden de studenten in 2012 een stuk lager dan de studenten eind jaren tachtig, maar ze maakten duidelijk progressie ten opzichte van de begintest. Ze zijn waarschijnlijk niet dommer geworden, maar komen met minder kennis van de humaniora. Het eerste bachelorjaar diende dan eigenlijk om deze achterstand in te halen. Pas daarna kon ik echt van start gaan met verdieping.” 

 

comment est-ce possible? 

Hoe is het zover kunnen komen dat de tweede landstaal met zo’n harde klap van de prioriteitenladder is gevallen? Vanneste ziet verschillende verklaringen voor het verval van het Frans bij jongeren. “De taal stond lange tijd hoog aangeschreven in Vlaanderen, maar na de Tweede Wereldoorlog veranderde dat. Met name vanaf de jaren zestig begon de samenleving te veramerikaniseren en vond de Angelsaksische cultuur ingang in Europa. Of het nu ging over muziek of economie (onder andere met het Marshallplan), ze drong in al haar facetten de samenleving binnen en dat vooral ten koste van het Frans.” 

“Maar dat is natuurlijk niet de enige verklaring”, gaat Vanneste verder. “We moeten ook kijken naar het onderwijs en het didactische model onder de loep nemen. Vroeger lag het accent misschien te veel op grammaticale kennis: leerlingen konden de meest exotische onregelmatige werkwoorden vervoegen, maar waren soms niet in staat om een brood te bestellen in het Frans. Talrijke pedagogen namen het daarom op voor de communicatieve benadering: wat je zegt of schrijft hoeft niet grammaticaal correct te zijn, zolang men je maar begrijpt en de boodschap overkomt. De slinger is inmiddels veel te ver doorgeslagen. Ziehier een anekdote van een lerares Frans aan wie ik nog lesgaf, die haar leerlingen het zinnetje “Ik heb dorst en bestel een glas bier” liet vertalen. Een van hen vertaalde dat als “Moi soif, moi commande bière.” Zij zette een dikke rode streep door dat antwoord, maar kreeg daarna van de inspectie te horen dat dat niet eerlijk was en ze de helft van de punten had moeten toekennen, want ze wist toch wat de leerling bedoelde.” 

 

De slinger is inmiddels veel te ver doorgeslagen naar de kant van de communicatieve vaardigheden.

 

Iets wat Isa Van Acker, docente Franse taalbeheersing in verscheidene jaren, waaronder het eerste, beaamt: “In het (vreemde)talenonderwijs heeft de nadruk te lang gelegen op de zogenaamde vaardigheden — als de boodschap maar overkwam. Dat ging ten koste van de kenniscomponent. Het werd haast een taboe om grammatica te onderwijzen, wat ik een schandalige onderschatting van het abstraheervermogen van de jeugd vind. Gelukkig zijn er recent meer en meer kritische geluiden te horen, van zowel studenten als docenten, waardoor de aandacht voor kennis opnieuw aan belang wint.” 

Ook zij stelt vast dat het aanvangsniveau van studenten Frans blijft dalen. “De oorzaken zijn complex en hebben weinig te maken met de intelligentie of inzet van de studenten zelf. Het is nu eenmaal zo dat het gewicht van het Frans wereldwijd daalt ten opzichte van andere ‘grote’ talen. Daardoor is het Frans minder nadrukkelijk dan vroeger aanwezig in ons dagelijks leven en in de media, al zijn er de laatste jaren ook mooie tegenvoorbeelden: alleen al in de populaire muziek krijgt het Frans internationaal terug een podium dankzij het succes van onder andere Stromae, Angèle of Aya Nakamura.” 

Zowel Van Acker als professor Franse taalbeheersing en Franse taalkunde Patrick Dendale merken op dat vele studenten geen Frans durven spreken. Die laatste vertelt: “Mondelinge taalbeheersing bij studenten is een heikel punt. Ik hoor bij sommigen dat ze zich zelfverzekerder voelen in het Spaans en Duits dan in het Frans, hoewel ze Frans studeren en het jaren kregen in de middelbare school. Gaandeweg daagde het mij dat het gebrek aan zelfvertrouwen te maken heeft met hoe de taal wordt gedoceerd in de middelbare scholen, waar het voldoende is dat je je verstaanbaar kan uitdrukken. Dat botst natuurlijk met onze kwaliteitseisen.” 

Als eerstejaarsstudente Frans merkt Nina dat het basisniveau Frans inderdaad niet hoog genoeg is. “Ik geef al enkele jaren bijles aan leerlingen uit zowel het lager als het middelbaar onderwijs en merk dat de basiskennis vaak ontoereikend is. Dan wordt het extra uitdagend om nieuwe, moeilijkere leerstof aan te brengen. Ik ondervond zelf in het middelbaar dat de nadruk heel erg op vaardigheden – vooral spreken en schrijven – gelegd werd. Maar je kan onmogelijk een goede tekst schrijven of een dialoog voor de klas brengen als je onvoldoende basiskennis bezit wat bijvoorbeeld woordenschat en werkwoordstijden betreft. Er moet in de eerste plaats op kennis gefocust worden waarna leerlingen die kennis in de praktijk leren gebruiken.” 

 

Studenten durven geen Frans spreken.

 

Ook Joshua is eerstejaarsstudent Taal- en Letterkunde Frans. Hij kijkt kritisch naar de eigen taalbeheersing. “Vooral mijn woordenschat en spreekvaardigheid laten te wensen over. Ik weet wel hoe ik een vliegtuig moet nemen, maar ik zou niet kunnen volgen als iemand me in het Frans uitlegt hoe ik een ei moet bakken. Frans spreken ben ik nu eigenlijk pas aan het leren, terwijl we zogezegd met een zekere voorkennis vertrekken.” 

“Toch valt ook voor die vrijblijvende aanpak in het middelbaar iets te zeggen”, merkt Dendale op. “Voor vele leerlingen in de middelbare school is zich kunnen behelpen op reis in het Frans al voldoende. Alleen is het natuurlijk zo dat de toekomstige specialisten Frans met dat niveau universitaire studies Frans moeten aanvatten en daar zijn wij de dupe van. Je zou twee sporen kunnen ontwikkelen: een spoor intens Frans en een spoor ‘t-doet-er-niet-toe-Frans. Maar wanneer weet je als middelbare scholier dat je je wilt verdiepen in het Frans? Vaak vrij laat pas. Ikzelf wist dat trouwens pas in het laatste jaar.” 

 

et maintenant?  

Voor Vanneste ligt een belangrijke sleutel in de herwaardering van het beroep van leraar. “Van kleuterleid(st)er tot professor en alles wat zich daar tussenin bevindt. Herwaardeer de menswetenschappen. Opgelet, lees dit niet als een pleidooi tegen exacte wetenschappen waarvoor de laatste jaren flink publiciteit is gemaakt. Die zijn van enorm belang, maar laat de menswetenschappen daar niet het slachtoffer van worden. En stap ook af van de idee dat onderwijs in de eerste plaats leuk moet zijn. Frans is een bijzonder populaire taal in avondscholen. Dus de interesse is er wel. Maar in tegenstelling tot Engels blijft Frans, zeker in de aanvangsfase, een moeilijk te verwerven taal.” 

“Maak Frans leuk opdat leerlingen zich amuseren met de taal en zet tegelijk in op spreekvaardigheid”, aldus Joshua. “Een aanstekelijke leerkracht doet veel, want de taal heeft bij jongeren onterecht een slechte reputatie. Veel leerlingen in de middelbare school durven hun mond niet te openen uit angst om een fout te maken omdat ze buiten hun comfortzone moeten treden. Zo maak je je natuurlijk nooit een taal eigen.” 

 

Maak Frans leuk. 

 

“De heterogeniteit van het aanvangsniveau van de studenten vormt een almaar grotere uitdaging”, vertelt Van Acker. “Het verschil tussen de sterkere en de zwakkere studenten lijkt te groeien. Dan is het zoeken naar manieren om die laatste groep alle kansen te bieden om lacunes weg te werken en tegelijk de taalsterke studenten voldoende te stimuleren om hun grenzen te blijven verleggen. Dat kan door in te zetten op differentiatie, waarbij je afstapt van het principe dat elke student precies hetzelfde pakket doorloopt. In plaats daarvan voorzie je een ruim aanbod aan lesmateriaal dat studenten de kans biedt een persoonlijk leertraject te volgen afhankelijk van hun niveau, behoeften en interesses.”

Het mag duidelijk zijn dat de situatie in de middelbare scholen zorgen baart. Het lerarentekort is een almaar nijpender probleem, in het bijzonder voor het vak Frans. Een spectaculair voorbeeld was een school die het examen moest afgelasten omdat ze na vijf weken zoeken nog altijd geen vervanger vond voor een zieke leerkracht. U raadt het helemaal goed: leraar Frans figureert in de lijst van knelpuntberoepen. De auteurs van de al aangehaalde open brief die verscheen op de website van Knack lieten het volgende optekenen: “Dat de leerkrachten Frans, in tegenstelling tot hun collega's wiskunde of Latijn, leerlingen niet meer zo streng kunnen beoordelen wanneer zij een ontoereikende beheersing van hun vak vaststellen, is in dat verband een cruciaal gegeven. Er wordt van hen namelijk verlangd dat zij grote inspanningen leveren om hun vak aantrekkelijk te maken, maar hun minstens even belangrijke taak van kwaliteitsbewakers wordt hen (sic!) ontzegd.” 

 

Laat de menswetenschappen niet het slachtoffer worden van het succes van de exacte wetenschappen.

 

Wat als scholen blij zijn dat er überhaupt een leerkracht Frans komt opdagen? Zijn de kwaliteitsbewakers wel altijd in staat om de kwaliteit te bewaken? Een leerkracht Frans uit een Antwerpse middelbare school getuigt. “Ik moest vrij recent een stagiair beoordelen. Het was niet alleen op didactisch vlak ondermaats, ook zondigde hij tegen elementaire regels van het Frans. Hij verwarde bijvoorbeeld c’est en ses met elkaar. Ik wou de stage afbreken of hem op zijn minst niet doen slagen. Maar dat werd me afgeraden. Ik zou daarmee een soort van precedent scheppen.” 

 

parler français comme une vache espagnole 

“Toen ik nog in het eerste jaar lesgaf, stond ik versteld van de banale fouten”, vertelt Dendale. “Maar wanneer de studenten in het derde jaar een exposé houden voor het vak academische taalbeheersing, merk je toch dat hun niveau wel goed is na drie jaar en dat ze grote vorderingen hebben gemaakt. Dan is het merkwaardig om vast te stellen dat de perceptie van studenten zelf niet is meegegroeid. De angst om Frans te praten blijft. Ze zeggen dan dat ze op straat de weg niet kunnen vragen. Dat zou na de middelbare school te hebben doorlopen basiskennis mogen zijn.” 

Marjolein zit in haar derde jaar Frans en voert een pleidooi voor meer aandacht voor spreekvaardigheid. “Ik merk dat er zowel in het middelbaar als in het hoger onderwijs véél te weinig nadruk wordt gelegd op spreken en schrijven. Ik denk dat ik voor de hele richting spreek wanneer ik zeg dat we in het hoger onderwijs de grammatica ondertussen welhaast perfect beheersen en onze luister- en leesvaardigheid een moedertaalniveau heeft bereikt. Waar het probleem ligt, is dat we tijdens lessen nauwelijks Frans moeten spreken. En wanneer we dat doen, is het voor presentaties die we uit ons hoofd konden leren. Volgens mij is het een goed idee om meer laagdrempelige gesprekken te houden. Zo lijkt het mij niet slecht om wekelijks een soort debat te houden over een bepaald onderwerp dat we niet op voorhand kennen. Iedereen kan zijn zegje doen, maar je leert ook veel spontaner spreken.” 

 

Het werkt contraproductief om studenten constant te wijzen op hun spreekfouten.

 

“Wat is de oplossing voor de clash tussen het vrijblijvende systeem dat vele middelbare scholen hanteren en het veeleisende systeem van universiteiten?” vraagt Dendale zich af. “We voeren te weinig mondelinge conversaties, hoor ik van studenten. Elk jaar passen we dingen aan en er moeten altijd componenten bijkomen om studenten te doen bijbenen en mijn vakken zitten nu al eivol. We bieden studenten extra didactische tools aan om hun mondelinge taalvaardigheid bij te spijkeren. Maar er zijn nu eenmaal niet genoeg uren om je mondelinge taalniveau louter klassikaal op peil te brengen. Vergelijk het met een piloot van wie men zegt hoeveel vliegminuten hij heeft in plaats van vlieguren. En wie wil er met een piloot vliegen die slechts vliegminuten op de teller heeft staan? Je moet buiten de lessen investeren in je Frans, bijvoorbeeld door naar Frankrijk te gaan.”  

“Op Erasmus gaan heeft mijn spreekvaardigheid gevoelig verbeterd”, vertelt Marjolein. “Toch blijft het gevoel beter te kunnen lezen en te schrijven overheersen. De angst om Frans te spreken is iets heel herkenbaars. Dat ligt aan het feit dat ik nog steeds het gevoel heb niet goed Frans te kunnen, maar ook aan de lage tolerantie die veel professoren hebben voor gebrekkig Frans. We hebben elk jaar een vak taalbeheersing, maar naar mijn ervaring krijgen we vooral te horen welke fouten we te vaak maken en wat we anders moeten doen. Allemaal goed en wel, maar als je dat uurtje per week vervangt door een uur praten, zou onze spreekvaardigheid beteren ondertussen. Ergens begrijp ik het, maar volgens mij werkt het contraproductief om alle studenten zo te wijzen op hun fouten.”   

“Taalvaardigheid verwerf je niet alleen op de schoolbanken”, bevestigt Van Acker. “Als je goed Frans wil leren – en wie wil dat nu niet?  – zorg dan dat je zo vaak mogelijk in contact komt met gesproken en geschreven Frans. Ontdek wat je boeit, wees nieuwsgierig en verken gaandeweg ook andere onderwerpen. ” 

 

et alors? 

Waar er in 2010 nog een 55-tal studenten aan een opleiding Frans begonnen aan de faculteit Taal- en Letterkunde waren er dat dit jaar nog maar een 25-tal. Misschien moeten we de realiteit dan maar aanvaarden. Is het dan echt zo onoverkomelijk dat jongeren geen Frans meer kunnen? “Jongeren die het Frans goed onder de knie hebben, bewijzen zichzelf een grote dienst. De vraag naar Frans in het bedrijfsleven is groter dan naar Engels”, weet Vanneste. Onderzoek van UAntwerpen-professor Mathea Simons naar het nut van Frans op school onderschrijft die stelling. Uit een analyse van 1.500 vacatures blijkt dat 40% van de vacatures expliciet kennis van een vreemde taal vereisen. Met 80% spant het Frans duidelijk de kroon. In net geen 60% van de gevallen wordt er kennis van het Engels gevraagd. Alleen in de provincie Antwerpen is de vraag in vacatures naar Engels groter dan de vraag naar Frans. 

Van Acker wil het niet alleen louter strategisch bekijken. “Met elke nieuwe taal die je leert, opent zich een nieuwe wereld voor je. Je wordt er cultureel rijker van en je kan met meer mensen in dialoog gaan. Elkaars taal spreken werkt verbindend. Tot slot is het Frans natuurlijk ook très sexy … Met de juiste intonatie en een beetje verbeelding kan zelfs deze technische zin uit een Frans woordenboek als een vurige liefdesverklaring klinken: La théobromine est un diurétique, un cardiotonique et un vasodilatateur des artères coronaires.”