Toen ik Frankenstein twee jaar geleden op de literatuurlijst zag staan, dacht ik eerlijk gezegd meteen aan een Hollywoodmonster met schroeven in zijn nek en een gestoorde wetenschapper in een torenkamer. Wat ik kreeg, was iets heel anders: een existentiële tragedie, een verhaal over schuld, eenzaamheid en de grenzeloze honger naar kennis. Hoewel ik het toen las uit verplichting, ontdekte ik tot mijn verrassing dat het een van de eerste boeken in lange tijd was die ik met oprecht plezier verslond.
Mary Shelley schreef Frankenstein toen ze nog maar achttien jaar was, op een stormachtige nacht in 1816. Samen met haar man, Percy Bysshe Shelley, en hun vriend Lord Byron daagde ze zichzelf uit om het engste verhaal te schrijven dat ze kon bedenken. De inspiratie kwam uit een droom: een jonge wetenschapper wekte iets onnatuurlijks tot leven en kreeg meteen spijt. Uit die nachtmerrie ontstond een roman die vaak de eerste sciencefictionroman ooit wordt genoemd.
Het verhaal begint met brieven van poolreiziger Robert Walton, die tijdens zijn expeditie een uitgeputte man uit het ijs redt: Victor Frankenstein. Terwijl de stormen om hen heen razen, vertelt Victor zijn verhaal. Gedreven door een ontembare honger naar kennis en roem probeert hij het geheim van het menselijk leven te ontrafelen. Hij slaagt daarin, maar wanneer zijn schepping de ogen opent, verstijft hij van afschuw. Het wezen dat hij tot leven heeft gebracht, blijkt niet het wonder dat hij voor ogen had, maar een spiegel van zijn eigen hoogmoed.
Het naamloze monster is niet de hersenloze karikatuur die de popcultuur ervan maakte. Het is intelligent, gevoelig, nieuwsgierig en verlangt wanhopig naar liefde en aanvaarding. Maar de wereld, en zijn eigen schepper, wijzen hem af omwille van zijn uiterlijk. Dat verandert zijn onschuld in woede en de tragedie die volgt is even wreed als onvermijdelijk.
De vraag wie hier het echte monster is, maakt Frankenstein zo aangrijpend. Shelley schreef geen horrorverhaal in de klassieke zin, maar een spiegel van de mensheid. Haar thema’s zijn tijdloos: de drang om te scheppen, de grenzen van ambitie, de nood aan verbondenheid. Ze toont hoe isolatie iemand kan breken, hoe oppervlakkig oordeel en angst voor het vreemde de menselijkheid zelf ondermijnen. Shelleys taal is niet altijd eenvoudig, maar glanst als een bliksemflits in het duister.
Frankenstein is geen verhaal over een monster, maar over wat het betekent om mens te zijn. Nu de dagen korter worden en de Halloweensfeer nog in de lucht hangt, is er geen beter moment om dit verhaal opnieuw tot leven te wekken. Want twee eeuwen later klopt het hart van Mary Shelleys schepping nog altijd: een herinnering dat de monsters die we het meest vrezen vaak uit onze eigen handen geboren zijn.
- Login om te reageren