neofiet

het laatste woord

24/09/2020

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het begrip ‘neofiet’.

Keer om voordat je verder leest en ontvlucht gauw de visuele trauma’s, nog voor ik ze beschrijf, want we moeten even terug in de tijd naar een moment waarover niemand graag fantaseert. Zo ongeveer twee decennia terug (voor de meesten van jullie), was het storm op zee in de slaapkamer van jullie ouders. Ja, het spijt me nu al. Maar als de maag nog meewil, luister dan nog even verder. Toen, op dat eigenste moment van de verwekking, was jij een neofiet, naar het Griekse neophutos. Neo betekent natuurlijk ‘nieuw’, phutos ‘beplant’ en bij uitbreiding ‘verwekt’. 

Wij volgen even de hartstochtelijke weg van de verwekker – zo ook van de verwekte – en zullen daarvoor nog wat dieper graven in de baarmoederslijmvliezen die de neofiet omzwachtelen. Velen van jullie zijn allicht gedoopt met het water van de Heilige Geest. Welnu, nadat de Griekse godenwereld de scepter doorgaf aan het Romeinse pantheon – laat de ironie duidelijk zijn – en nadat het heidendom het op zijn beurt moest afleggen tegen de christenen, werd het allereerste sacrament des mensen deel van de geboorte: men was nu pas volledig verwekt na het baptisterium. Neofiet was men als pas gedoopte, maar ook als pas bekeerde en pas gewijde priester.  

Wie echt geïnteresseerd is in zaad en vruchten, volgt me nog even verder mee de geschiedenis in. Ditmaal heb ik het over wereldlijke biologische avonturen en niet zozeer over de vleselijke, want neofieten zijn ook inwoners van het plantenrijk. Let wel op voor de gevaarlijke ondertoon van het botanische betoog. In tegenstelling tot een archeofyt, een plant die in onze streek grofweg voor de ontdekkingsreizen van Columbus ingeburgerd werd, kwamen de neofieten pas na 1500. De simpele korenbloem, ergens tussen parelblauw en kobalt in, is zo’n archeofyt die hier ‘altijd al geweest is’. De veenbes daarentegen – in geperste vorm goed tegen bepaalde pijnen, als ik de geruchten moet geloven – kwam aanspoelen vanuit Noord-Amerika omstreeks 1850, hoewel het schijnbaar een inheemse heideplant is.

Als je hier nog bent, is dat nog steeds als neofiet, want ik heb je zopas ingewijd in het kennen van jezelf. Tegelijkertijd heb ik je ontfiet, of help ik je ontfieten. Neofiet zijn we allemaal willens nillens wel een keer geweest, hetzij in een van de voorgaande betekenissen, hetzij in de betekenis die het woord in zijn moderne jasje draagt: een nieuwkomer, een groentje.