OP DE GRENS VAN ACADEMISCHE VRIJHEID

chaotisch debat op de universiteit

04/12/2025
 [OP DE GRENS VAN ACADEMISCHE VRIJHEID] (© [Hanne Colémont] | dwars)

Wat betekent academische vrijheid precies? Zijn er grenzen aan academische vrijheid, en hoe verhoudt ze zich tot de vrijheid van meningsuiting? Met die vragen in het achterhoofd trok dwars naar de gespreksavond. De twee uur durende dialoog op donderdag 13 november werd georganiseerd door Centrum Pieter Gillis, dat zich inzet voor actief pluralisme aan UAntwerpen. Maar wat een open uitwisseling over de betekenis van academische vrijheid moest worden, ontaardde snel in een fel en ongemakkelijk eenzijdig debat tussen de moderator en de panelleden. 

Rector Herwig Leirs opende de avond met een plechtig statement: “Ik denk dat dit een hele boeiende avond wordt. Academische vrijheid is een onderwerp dat ook mij nauw aan het hart ligt. Vrijheid,” stelde Leirs, “moet vanzelfsprekend zijn aan universiteiten, ook bij uitspraken die tegen heersende opvattingen ingaan.”
 

academische vrijheid?

Ik hoor je al denken: “Wat is academische vrijheid?” Panellid Patrick Loobuyck, moraalfilosoof en tevens verbonden aan Centrum Pieter Gillis, legt het je uit: “Academische vrijheid is de vrijheid die we als academici hebben om ons werk goed te doen. Het is een moreel en conceptueel principe. Daarnaast is academische vrijheid ook een collectief recht. Universiteiten mogen zichzelf organiseren en professoren mogen ook kritiek uiten op de instelling als ze dat willen.” Loobuyck stelt verder dat academische vrijheid er ook voor zorgt dat academici vrijuit kunnen deelnemen aan het publieke debat. 

Na deze inleiding was het tijd voor een eerste korte tussenkomst. Blomme Van Hul, Coördinator Sociale Zaken bij de Studentenraad, begon haar pleidooi krachtig: “Ik kom een statement geven. Academische vrijheid is een van de belangrijkste pijlers van onze democratie. Oncomfortabele vragen moeten gesteld worden.” Nog voor ze goed op dreef was, werd Blomme onderbroken door moderator Joël De Ceulaer: “Kun je daar eens een voorbeeld van geven?” Daarmee was de toon voor de avond gezet. Blomme gaf moedig een voorbeeld en vervolgde haar tussenkomst alsof er niets gebeurd was. De zaal bleef echter achter met één centrale vraag: “Hoe ver reikt academische vrijheid?” 

Dat thema kwam tijdens de avond veelvuldig aan bod. Jasper Van Steenbergen, jurist, stelde dat academische vrijheid een “kwalitatieve verbijzondering” is van de vrijheid van meningsuiting, waardoor academische vrijheid enerzijds een verbreding en anderzijds een vernauwing is van vrijheid van meningsuiting. “Er zijn kwaliteitsvereisten verbonden aan academische vrijheid. Dat betekent dat je niet zomaar alles mag zeggen, maar wanneer je op basis van degelijke academische methoden werkt, mag er heel veel”, aldus van Steenbergen.


debat uit zicht

Na die uiteenzetting barstte de strijd los. De Ceulaer was met momenten storend in zijn rol als ‘kritische’ moderator. Hij onderbrak de panelleden veelvuldig en gaf ongepaste opmerkingen genre: “Dat moet je dan toch maar eens lezen”, waardoor de panelleden en het publiek geërgerd en vol ongemak achterbleven. De moderator probeerde zich nog te verdedigen door te zeggen dat hij “toch een beetje advocaat van de duivel moest spelen”, waarop de panelleden zich verenigden en de ‘kritische opmerkingen’ van de journalist in twijfel trokken. Keer op keer werd de grond te warm onder de voeten van De Ceulaer; waardoor hij met een slap excuus over tijdsgebrek maar al te graag wilde overgaan naar het volgende thema. Dat belemmerende scenario deed zich, zoals je al vermoedt, gedurende het debat meerdere keren voor, waardoor de essentie bij momenten verloren ging.

 

gevoelig en actueel

Een volgend gevoelig en actueel thema dat aanbod kwam, was het begrip genocide en hoe daarover gesproken wordt. Grondwetspecialist Patricia Popelier ging daar dieper op in. Ze stelde dat het begrip genocide in het publieke debat “perfect legitiem” is, maar dat grondwetspecialisten en juristen voorzichtig moeten omgaan met de term en het best wachten op een uitspraak van het Internationaal Gerechtshof, vooraleer ze de term zelf gebruiken. Na de juridische uiteenzetting was het tijd om het debat weer breder open te trekken. 

Sam Smit, domeincoördinator van Gelijke Kansen en Diversiteit van UAntwerpen, vatte het debat kort samen in de tweede tussenkomst: “Ik ben voorstander van veel verschillende geluiden in het debat. Ook als het schuurt, is academische vrijheid zeer essentieel.” Na de interventie van Smit greep De Ceulaer opnieuw zijn kans om te provoceren. Nog voor Smit weer op zijn plaats zat, vroeg de moderator: “Mag ik een kwetsend grapje maken?” De zaal leek verontwaardigd, Smit stemde in. De moderator stelde zonder filter: “Ik ben altijd blij als witte mannen het opnemen voor minderheden.” De uitspraak van de journalist illustreerde hoe dun de grens is van het verantwoordelijk omgaan met vrijheid van meningsuiting. De wenkbrauwen werden – opnieuw – gefronst en met een collectieve zucht gingen we weer verder met het thema van de avond: academische vrijheid.

 

ambigu diversiteitspleidooi 

Historicus Bert De Munck stelde dat academici vanuit hun expertise moeten deelnemen aan het publiek debat, onder meer om de diversiteit aan perspectieven te verbreden. Ook Loobuyck sloot zich daarbij aan: “In het publieke debat moeten academici het eenheidsdenken, dat bijvoorbeeld in de media ontstaat, uitdagen. We hebben veel vrijheid, maar daar komt ook veel verantwoordelijkheid bij kijken.” Verder merkte hij op: “Het eenheidsdenken vormt ook binnen universiteiten een valkuil. Het is belangrijk dat ook daar verscheidene perspectieven bestaan die elkaar uitdagen en wijzen op elkaars blinde vlekken.” 

Bij het schrijven van dit stuk viel het op dat de diversiteit die meermaals aan bod kwam in het debat, binnen het panel grotendeels ontbrak. Alle sprekers hadden een achtergrond in de humane en sociale wetenschappen. Hiermee rijst de volgende vraag op: wanneer kijken we over deze hokjes heen en gaan we in gesprek met de verdwaalde bètaproffen? En misschien nog wel belangrijker: hoe representatief is een debat als alle panelleden dezelfde achtergrond hebben?