Edit.

editoriaal
01/11/2003

Al wie in de zomer stillag, heeft van oktober gebruik gemaakt om zich weer zoetjesaan op gang te trekken. Wat nieuwe cursussen – voor zover ze al beschikbaar waren – aangeschaft, een vers setje markeerstiften gekocht en hier en daar een lesje bijgewoond. Verder nog geproefd van wat bier op de vorige cantus en genoten van zorgeloos uitgaan tot halfzes. Maar wat is dat eerste semester toch kort en wat nestelen die examens zich ongegeneerd vroeg in het achterhoofd van de student. Van de meeste toch.

Voor studenten in het laatste jaar van hun universitaire opleiding primeert die examenstress al lang niet meer. Niet omdat ze het onderhand wel gewoon zijn geraakt, ook niet omdat die examens gevoelig in aantal slinken en een echt gezellige kerst voor het eerst in jaren weer tot de mogelijkheden behoort. Studenten in het laatste jaar van hun universitaire opleiding beginnen stilaan aan de tijd na juni beginnen denken. Aan het nieuwe hoofdstuk dat traditioneel volgt op de mooiste tijd uit hun leven. En dat zorgt voor nerveus geschuifel en slapeloze nachten telkens als dat onderwerp ter sprake komt. Een brief voor een jobdag bij een advocatenkantoor, een vriendin die naast de gewone lessen ook de lerarenopleiding volgt om ‘meer mogelijkheden op de arbeidsmarkt’ te hebben, grootmoeders die vragen ‘of je het nu stilaan al weet, want dat begint nu toch tijd te worden’. Je zou voor minder uitkijken naar een extra specialisatiejaar of een doctoraatsstudie.

 

Het cohort afstuderenden is op dit ogenblik opgedeeld in een groepje ambitieuze carrièreplanners wiens grootste zorg de naam van het bedrijf is waarin ze zullen terechtkomen, en een zootje ongeregeld – veruit de grootste groep – voor wie na die laatste warme zomer een gigantisch zwart gat gaapt. Ikzelf behoor ook tot die laatste groep, maar ik heb een doeltreffend wapen gevonden tegen die knagende onzekerheid. Elke keer zo’n gedachte door mijn hoofd spookt, beslis ik gauw dat ik de job ga doen die op dat moment als eerste bij me opkomt. Meteen gerustgesteld, weg vervelende gedachten. Opmerkingen dat een dergelijk kortetermijndenken geen oplossing is en dat ik toch maar eens echt werk moet maken van mijn toekomst, zijn dan ook niet aan mij besteed. Ik word toch advocaat, denk ik.