het beste moet nog komen

utopia in absentia
20/04/2014
🖋: 
Auteur extern
Christophe Deborsu

Een gelauwerd schrijver of journalist blikt voor ons terug op zijn/haar studententijd. Over het verlies van jeugdige idealen en de teloorgang van naïeve onschuld. Christophe Deborsu (1965) is columnist, journalist, coauteur met zijn partner Annick De Wit van de bestseller Dag, Bonjour! en gastcolumnist voor dwars.

Ik heb nooit jong willen zijn. Noch jong willen blijven.

 

Als tiener in Namen dacht ik: "Ik hoop dat ik zo snel mogelijk in het echte leven sta." Mijn grootmoeder uit Dinant antwoordde dan: "Denk niet in die termen. Profiteer van je jonge jaren, ze gaan zo snel voorbij." Ze zou het nog herhalen de dag voor haar dood, het waren meteen haar laatste woorden. Tout passe si vite.

 

En toch: ik wilde niets liever dan een 23-plusser worden. Om te werken: iets doen voor de gemeenschap en tegelijkertijd mezelf uitleven, de beste win/win die er is. Ik wilde mijn elektriciteitsfacturen zelf betalen, voor de huurprijs van mijn flatje opdraaien, een eigen wagen hebben – ja, toen in 1988 was de auto nog hip – de onbemande camera’s bestonden niet, de files amper.

 

De studententijd vond ik nogal surreëel. Best leuk, natuurlijk. Weinig verantwoordelijkheden, behalve op het einde van het academiejaar slagen en als leider voor een groep scouts zorgen. Voor de rest was het mama die de was en de plas deed en nog het verse appelsiensap perste tijdens de examenperiode. Ik gebruikte de auto van mijn ouders, ze betaalden mijn kot en wat ik met mijn vakantiejob verdiende, bezorgde me vooral bijkomend zakgeld. Zalig. Maar ja: buiten de realiteit. Een leven ‘in functie van’; van de job van je leven, van de vrouw van je dromen.

 

Wat de job betreft: ik wist heel jong dat ik journalist wilde worden, rond mijn achtste. Nadien deed ik dus alles om dat doel te bereiken: de literaire richting Latijn-Grieks in het middelbaar volgen, de radio van de school oprichten, de krant van de scouts uitbrengen en dan rechten aan de KU Leuven studeren om als tweetalige reporter in de Wetstraat aan de slag te kunnen.

 

Ja, alles ‘in functie van’.

 

En dan, op mijn drieëntwintigste, gebeurde het. Ik heb geluk gehad: ik kon bij de RTBF beginnen in april 1988, drie maanden voor ik mijn licentiaatsdiploma behaalde. Ik nam in juni drie weken vakantie om de examens af te leggen om me een volwaardige jurist te mogen noemen. Na 20 jaar op school, was ik er vanaf. Ik voelde me voor het eerst volwassen. Niet de minste heimwee bij het verlaten van het studentenleven (op de mooie ogen van Katrien en Frederika na). Mijn roeping kon eindelijk de rest mijn leven worden.

 

Ik heb het pas later ervaren. De echte overgang naar volwassenheid is niet alleen dat afstuderen. (Tussen haakjes: liefst afstuderen met een goed diploma op zak, in de examenperiode moet ik dit zeker schrijven. Ik denk aan u, beste lezer, verlies niet teveel tijd met het lezen van deze column, vergeet niet dat u studeert in functie van een hoger doel).

 

Nee, zeker even belangrijk was het stichten van een gezin en later een nieuw samengesteld gezin. In je eentje volwassen zijn, is zoals alleen in een stadion voor je geliefkoosde voetbalploeg supporteren: saai. Een gezin maakt het leven zoveel boeiender, zoveel completer. Je bent dan niet meer alleen volwassen, maar een volwassen mens.

 

Zie, het beste moet nog komen.