rioolwater als informatiebron over drugsgebruik

microscoop op wetenschap
22/03/2015

Sinds begin 2013 heeft Antwerpen een stevig drugsbeleid. Het controleren van het drugsgebruik van de hele populatie is een groot struikelblok, maar sinds kort is er een nieuwe onderzoeksmethode die hier verandering in kan brengen. Professor doctor Alexander van Nuijs van het departement Farmaceutische Wetenschappen en doctor Janelle van Wel van het departement Epidemiologie en Sociale Geneeskunde van Universiteit Antwerpen staan dwars te woord.

Het European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA) verklaarde in 2008 dat er geen methode bestond die drugsgebruik makkelijk en snel in kaart kon brengen. Het centrum sprong met deze uitspraak de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) bij, die een jaar eerder een soortgelijke vaststelling deed. Met steun van deze twee organisaties is toen een grootschalig project van start gegaan: Sewage-based epidemiology. Dit onderzoek had als doel om het drugsgebruik precies in kaart te brengen en om gegevens internationaal te vergelijken.

 

onderzoeksmethoden

Ten tijde van de uitspraken van het EMCDDA en de UNODC waren er geen objectieve gegevens voor handen. Om zicht te krijgen op het drugsgebruik, moest men het hebben van peilingen en enquêtes. Deze onderzoeksmethoden hebben echter een aantal bezwaren.

 

Ten eerste kunnen er geen vaste en objectieve resultaten gehaald worden uit de enquêtes. Deze peilen immers wel naar druggebruik, maar het komt zeer vaak voor dat de gebruiker geen idee heeft van de hoeveelheid. Niet alle lijntjes coke zijn even lang en het inschatten van de gebruikte hoeveelheid is dus geen evidentie. Bovendien word je als deelnemer ook nog eens verondersteld om je gebruik over een langere periode bij te houden. Weet jij nog wat je als lunch had vier weken geleden? Juist, hier wringt het schoentje al. Je kan er dus niet van uit gaan dat de deelnemers eerlijk en waarheidsgetrouw hun formulier invullen. Onvermijdelijk geeft dit een over- of onderrapportage van het drugsgebruik weer.

Onderschattingen kunnen ook het gevolg zijn van de onwetendheid van de opstellers. De enquêtes bevragen de gekende verslavende middelen; zoals speed, coke en cannabis. Wanneer er echter een nieuw product op de markt komt of een nieuwe naam wordt gebruikt, wordt deze niet mee opgenomen in de enquêtes en verkrijg je dus geen gegevens over dit gebruik.

Het grootste struikelblok is dat er ongeveer twee jaar vertraging zit op de verkregen gegevens. De tijd die kruipt in het opstellen, het afnemen, het analyseren en interpreteren maakt dat je met een drugsbeleid nooit kort op de bal kan spelen.

 

Toen bedacht een aantal slimme koppen plots dat je rioolwater kan beschouwen als een verdund urinestaal van de bevolking. Wat als we een collectieve urinetest uitvoeren op basis van rioolwater en zoeken naar excretieproducten van drugs? Sewage-based epidemiology kan komaf maken met de eerder genoemde bezwaren. Niet alleen staat dit onderzoek toe om uiterst objectieve gegevens te verzamelen, het doet dit ook nog eens in real time. Je moet immers niet meer twee jaar op de gegevens wachten; de cijfers liggen twee weken later al op je bureau.

 

meer dan afvalwater verzamelen

Het basisconcept van sewage-based epidemiology-tests is het bepalen van enorm lage concentraties (nanogram per liter) excretieproducten van drugs in afvalwater. Stel je voor dat je vijtig kilogram suiker oplost in het water van Loch Ness en dat je dan de suikerconcentratie in dat water moet bepalen. Dat is de opdracht waar de zestien Europese onderzoeksgroepen per staalname voor staan.

 

De staalname is ook meer dan gewoon een fles onderdompelen in het riool. Om betrouwbare informatie te verzamelen, moeten er representatieve stalen verzameld worden. Dit gebeurt met behulp van van speciale infrastructuur aan de instroom van een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Deze neemt gedurende 24 uur in tijdsintervallen een staal. Hierbij wordt er ook nog eens rekening gehouden met het weer want als het regent is er meer water in de omloop en moet je dus ook meer water verzamelen. Anders meet je onterecht een kleinere concentratie drugsresten.

 

Wanneer het staal gezuiverd is, is het klaar voor de analyse. Hiervoor gebruikt men vloeistofchromatografie gekoppeld aan massaspectrometrie. Als resultaat verkrijg je dan een grafiek (zie verder) met op de x-as de tijdcoëfficiënt en op de y-as de hoeveelheid metabolieten, in dit geval de hoeveelheid drugsrestanten. Elke stof heeft een specifieke tijd om door het apparaat te gaan en op deze manier is het mogelijk om de verschillende metabolieten van elkaar te scheiden. Uiteindelijk worden de concentraties ook nog terug omgezet naar de hoeveelheid gebruikte drugs; uitgedrukt in eenheden milligram per dag per duizend inwoners. In deze berekeningen wordt ook een correctiefactor gebruikt, want niet elke soort drugs wordt op dezelfde manier uit het lichaam geëxcreteerd.

 

Uiteraard weet je met deze gegevens niet of veel mensen weinig drugs hebben gebruikt, of een kleine groep een enorme drugsvoorraad heeft weggewerkt. Maar je krijgt wel een algemeen beeld van een gemiddeld gebruik per dag in een bepaald gebied. Zo kan je veranderingen, zowel geografisch als temporeel, zien optreden in het drugsgebruik. De eerder besproken enquêtes kunnen wel een hulpmiddel zijn om de resultaten van rioolwateranalyses verder te onderzoeken. Wanneer deze twee onderzoeksmethoden gecombineerd worden, krijgt men een unieke kijk op het drugsgebruik. Een dergelijk onderzoek werd laatst uitgevoerd in Lier, maar het is nog even wachten op de resultaten.

 

 

de ene drug is de andere niet

De sewage-based epidemiology kent verschillende toepassingen. Niet enkel de illegale drugs, maar ook nicotine, cafeïne en zelfs dieetwaarden kan men via afvalwaterstalen achterhalen.

Voor het drugsonderzoek is het echter boeiend om te weten of de stoffen die gevonden worden ook daadwerkelijk zijn gebruikt. De kans bestaat immers ook dat een hele voorraad drugs in uiterste nood gewoon is doorgespoeld. Dat maakt de analyse een pak lastiger en daarbij is de moeilijkheidsgraad productafhankelijk.

 

Verschillen per product ontstaan immers doordat ons lichaam elke stof op een andere manier uitscheidt. Cocaïne wordt bijvoorbeeld door ons lichaam in een totaal andere stof omgezet: als je deze nieuwe stof meet, weet je dus zeker dat de cocaïne gebruikt is. Andere stoffen zoals XTC worden onveranderd teruggevonden in de urine. Dan kan er dus heel moeilijk achterhaald worden of wat we meten gebruikt of gedumpt is. Er zijn wel al een aantal casereports uitgevoerd waar er gigantische concentraties XTC werden geregistreerd. Na omrekenen moest er besloten worden dat het niet allemaal om ingenomen drugs kon gaan. Anders had een hele populatie overvloedig drugs moeten nemen. Met zulke zaken wordt er dus wel degelijk rekening gehouden, cijfers worden niet klakkeloos aangenomen.

 

Europese vergelijkingen

Met zestien Europese onderzoeksgroepen die elk op dezelfde manier stalen verzamelen en analyseren, is het kinderspel geworden om het drugsgebruik van verschillende grootsteden met elkaar te vergelijken. In 2010 is er een Europees consortium opgezet en sindsdien wordt er elk jaar in maart een grootschalige staalnamecampagne op poten gezet in de 45 deelnemende grootsteden. De vorige jaren stelde men op deze manier vast dat het cocaïnegebruik relatief gezien hoger ligt in het westen van Europa. Nederland, België, het westen van Duitsland en Zwitserland zijn koplopers in het cocaïnegebruik. Methamfetamine geeft een totaal ander beeld; hier staan de Oost- en Noord-Europese landen op kop.

 

Ook België doet een vergelijkend onderzoek op kleinere schaal in eigen land. Zo worden verschillende steden met elkaar vergeleken en worden ook topmomenten voor drugsgebruik ontdekt. Oudejaarsavond blijkt een topdag te zijn voor het cocaïne- en XTC gebruik, maar ook Pasen scoort hoog. Een weekend in de stad blijkt ook aantrekkelijker om te gebruiken dan een weekdag op het platteland.

 

de toekomst van het rioolwater

Omdat het onderzoek nog niet erg lang loopt, is het nog te vroeg om veranderingen in het drugsgebruik over de jaren heen te kunnen vaststellen. Er worden uiteraard schommelingen vastgesteld, maar het is te vroeg om hieruit conclusies te trekken. Als het onderzoek echter nog jaren loopt, is het niet enkel mogelijk om vergelijkingen binnen Europa te maken, maar ook in eigen land over periodes heen. Een ideaalbeeld binnen de sewage-based epidemiology is nog steeds om het hele jaar door elke dag verschillende stalen te kunnen verzamelen binnen heel Europa. Momenteel is dit logistiek nauwelijks haalbaar, maar er wordt wel gekeken of het mogelijk is om verschillende staalnamecampagnes op een jaar uit te voeren.

 

Er zijn dus nog tal van mogelijkheden om het onderzoek verder uit te breiden. Stilaan krijgen we wel een beter beeld van het drugsgebruik en daar heeft de sewage-based epidemiology een enorme steen toe bijgedragen. Het drugsbeleid zou hier enorm bij kunnen baten.