Hoger, lager

Ranglijst voor Europese universiteiten
27/11/2006
🖋: 

Lijstjes. Ze maken ons zo zot, meneer. De ‘boekskes’ staan er vol van. Wie wil er nu niet weten wie er het best, mooist, tofst, slimst of rijkst op aarde is? Ook de academische wereld ontsnapt niet aan de schikwoede. Momenteel bestaan er twee toonaangevende ranglijsten voor hoger onderwijsinstellingen: de Shanghai Ranking en de Times Higher Education Supplement (THE). In de Europese Unie wil men echter een eigen alternatieve lijst naar voor schuiven.

Europese universiteiten maken over het algemeen geen al te beste beurt in deze rankings. Op zich is dat echter niets waar u uw slaap voor moet laten. De voornoemde rankings meten slechts een beperkt aantal aspecten van een instelling en de daarbij gehanteerde criteria zijn ook niet vrij van kritiek. Zo meet Shanghai het aantal publicaties in Nature en Science, wat uiteraard niet zo leuk is voor instellingen die vooral sterk werk verrichten in de humane wetenschappen. Ook het aantal Nobelprijswinnaars onder de alumni wordt in rekening gebracht: ideaal om te weten waar u twintig jaar geleden had moeten studeren om bij één van deze mensen in de klas te zitten. Tot nader order blijven visitatierapporten de beste indicatoren voor de kwaliteit van een opleiding en hoeven wij ons dus geen zorgen te maken.

 

Europees Commissaris voor opleidingen Jan Figel gaat echter niet akkoord en wil onze instellingen aan de top van dit soort lijstjes zien verschijnen. Ook Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke volgt de hitlijsten en is niet tevreden over de Vlaamse prestaties. Aangezien onze instellingen niet hoog genoeg eindigen in de Shanghai- en THE-lijstjes, maken we maar meteen onze eigen ranglijst, gebaseerd op die van het Duitse Centrum für Hochschulentwicklung (CHE). Op 7 november vond hierover op het kabinet een eerste vergadering plaats met de belangrijkste onderwijsactoren.

 

Het moet gezegd: de CHE-lijst biedt een antwoord op een aantal gebreken van de andere rankings. Zo wordt ze per faculteit opgesteld en kan je bij het opvragen vijf - uit een lijst van dertig - criteria kiezen die je zelf belangrijk vindt. De Amerikaanse Educational Policy Unit die een ranking van rankings opstelt (I kid you not!) doopte het CHE-systeem zelfs “nothing short of brilliant”. De vraag blijft of dergelijke lijstjes niet enkel bijdragen tot een onderwijsomgeving waar je een paar topuniversiteiten krijgt (die de beste/rijkste studenten en de meeste onderzoekssubsidies aantrekken) naast een grote groep instellingen van ‘lagere kwaliteit’ voor u en ik (eigenlijk alleen voor u, maar soit).

 

In het begin van dit academiejaar werd de nieuwe THE Top 200 bekend gemaakt. In tegenstelling tot de KUL, VUB en UGent was er van Antwerpen geen spoor te bekennen. We vroegen uitleg aan Professor Dirk van Dyck, vice-rector voor onderzoek.

 

Vindt u dit soort rankings een goede indicator voor de kwaliteit van een instelling?

Dirk Van Dyck Zeker niet. Een goede universiteit moet in de eerste plaats een degelijke academische opleiding garanderen. Het is overigens algemeen geweten dat onze opleidingen bij de beste zijn in de wereld, zeker in vergelijking met de middelen die we daarvoor krijgen. MIT, Harvard, Stanford, Caltech en dergelijke werken in een volledige vrije marktomgeving, waarbij zij selecteren onder de beste vijf procent van de studenten en een inschrijvingsbedrag vragen van $50.000 per jaar. Is het trouwens niet merkwaardig dat vele van de professoren aan de Amerikaanse top-universiteiten Vlamingen zijn die zo goed zijn opgeleid dat we er alles aan proberen te doen om hen terug te halen? Gezien het loonsverschil blijkt dit trouwens zeer moeilijk.

 

Vindt de Universiteit Antwerpen het belangrijk om in dergelijke rankings te staan?

Van Dyck Wij hebben er geen enkele moeite mee te worden vergeleken met de concurrentie, indien dat gebeurt op basis van de juiste criteria. De UA scoort goed in vergelijking met Europese en Vlaamse universiteiten, op basis van een objectief criterium: de meetbare wetenschappelijke output. In het European Report on Science&Technology Indicators van 2004 staat de UA als enige Vlaamse universiteit gerangschikt bij de top 22 van Europese universiteiten op gebied van impact van wetenschappelijke output. En in vergelijking met hun collega's van de andere Vlaamse universiteiten scoren onze professoren uit de experimentele wetenschappen 40% hoger qua pubilcaties en citaties.

 

Waarom denkt u dat de Universiteit Antwerpen niet in de top 200 van de THE-ranking is opgenomen?

Van Dyck Daar is een erg eenvoudige uitleg voor die tegelijkertijd het irrelevante van zulke rankings aantoont. Een onderdeel van de ranking gebeurt op basis van een enquête die men opstuurt naar de professoren van de instelling. Als er te weinig professoren hun formulier terugsturen, wordt de universiteit niet in de ranking opgenomen. Dat is dus ook aan de UA gebeurd. Waarschijnlijk zijn onze professoren te veel begaan met onderwijs en onderzoek en hebben ze geen tijd om zich met enquêtes bezig te houden. Is het overigens ook niet merkwaardig dat de VUB op een jaar tijd een enorme sprong voorwaarts maakt in die ranking?