op de wisselcantus

de uren met Verschueren
23/05/2012
🖋: 

Je passeert elke lesdag duizenden mensen en plaatsen. Slechts een enkeling is meer dan louter figurant. Het is mijn ambitie om daar dit academiejaar verandering in te brengen. Elke maand ga ik voor dwars op zoek naar de verhalen van die dagelijkse passages en passanten. Deze maand ga ik cantussen bij Abundantia.

Wanneer ik vertel dat ik voor de allereerste keer naar een cantus ga, krijg ik twee reacties: het verontwaardigde “heb je dat nog nooit gedaan?” en het denigrerende “waarom zou je dat zelfs willen?” Toegegeven, le vrai hipster krijgt dit aan zijn vrienden nooit verkocht en is dan ook opvallend afwezig vanavond. Aanwezig Ă©n bereid mij in te leiden in het studentikoze nachtleven zijn mijn adjunct-hoofdredacteur, en oud-praeses, Floris en oud-cantor Maarten. Ze stellen mij meteen gerust door te vertellen dat Abundantia bekend staat om zijn relaxte cantussen. Als je niet wil drinken, dan drink je niet. Samen leggen we het fundament voor deze avond: een maaltijd van frieten met stoofvlees.

 

Op een wisselcantus wisselt het oude praesidium met het nieuwe. Verschillende generaties zitten voor, ook Floris en Maarten. De twee stellen de ‘playlist’ samen, beslissen wie moet zingen en welke mopjes ze gaan maken. De laatste cantus die ze bijwoonden, is al een jaar voorbij, maar de paginanummers van hun favoriete liedjes staan nog steeds in hun geheugen gegrift. Ze halen herinneringen op: de verhalen zijn amper een half decennium oud en toch gaat het over dingen die eerstejaars niet meer kennen. De Stokkem, baas van cafĂ© Markies de Sade zaliger, blijkt op Facebook te zitten. Vreemd voor een man bekend van het met doorrookte stem vertellen van stevig aangedikte verhalen.

 

We trekken niet naar een kelder op de Stadswaag maar naar de Lange Nieuwstraat. Op de binnenkoer van Den beulebak krijg ik tips als “je moet drinken, anders is het saai” en “je codex bewaar je best in de diepvries”. We gaan binnen in een soort gelagzaal met houten lambriseringen, gammele tafels en klapstoelen. De tafel met anciens zit vol. Het eerste deel is gevuld met plechtigheden. Tijdens de lintenwissel hebben praeses Nicolas en cantor Wouter – ook wel nonkel Frans genoemd â€“ voor iedereen een woordje. Op het einde roept hij de nieuwe praeses, voorwaar een vrouw Ă©n Nederlandse, naar voren: “maske, gij hebt verdomme ballen aan uw lijf!” Het zijn z’n laatste momenten als praeses en zijn gemoed dreigt de hele avond vol te lopen.

 

Trink, trink, BrĂŒderlein trink!

Het zingen van de eerste liedjes verloopt moeilijk. Samen met mijn medecantusmaagd Marlies lachen we om elke fout, en dat zijn er veel. We staan recht als we moeten zitten en vergeten steeds de codex te sluiten waardoor we moeten drinken. Nadat de grootste dorst gelest is en de eerste plaspauze, excuseer, tempus wordt afgekondigd, gaat het vlotter. Of dat denken we toch 
 Tussen de liedjes door heft men luidkeels het glas naar elkaar. Ook ik krijg de twijfelachtige eer door de praeses toegesproken te worden met “Prosit dat wijf van dwars dat mij vanmiddag gebeld heeft.” Een goede cantor kent de zwaktes van zijn pappenheimers. Heb je manboobs of een partijkaart van de N-VA? Je wordt en plein public te kakken gezet. De running gag van de avond is zo oud als de straat: seksuele opmerkingen over de zus van je praeses. Cantor Frans neemt het merendeel voor zijn rekening. Zijn vriendin is not amused. Maar wat er ook gezegd zijnde, het volgende glas hef je samen. Prosit corona! Prosit senior! Het bier en het nabrullen van die woorden scheppen een verontrustende, broederlijke behaaglijkheid.

 

Het ritueel van samen drinken en zingen is een bindmiddel tussen alle aanwezigen en doorkruist de grenzen van tijd en ruimte. Door te herhalen wat onze studentikoze voorgangers al deden, weven we een web van verbondenheid tussen vroeger, nu en later. Schachten en porren kennen de geschiedenis van stamcafés, vetes en aanvoerders niet, maar wel de rituelen. Die rituele vulgariteit zorgt ervoor dat jaar na jaar dezelfde bedenkelijke liedjes worden gescandeerd.

 

Wel Annemarieken, wat ga je daar doen?

Wanneer er een prominent lid binnenwandelt, zetten we als begroeting ‘Io Vivat’ in. Plots is daar een verdwaalde SEW’er met een vlag gepikt op de tsjevencantus van CDS, de christen democratische studentenvereniging. dwars-vormgever Maarten legt mij ongezien enthousiast uit dat het krijgen van een vlag een grote eer is. Praeses Nicolas kijkt eerder onverschillig als hij het ding krijgt.

 

Doopjasdebielen en vrienden van de poĂ«zie vragen het woord, letterlijk dan. Men vouwt z’n handen in de klapwiekende V van verbum. Wie wil, of door zijn broodheer is aangeduid, brengt zijn eigen versie van een lied. De ene wordt uitgejoeld, de andere als held onthaald. Velen wagen hun kans, want zijn we niet allen hedonisten op zoek naar een hint heroĂŻek? Wanneer het genderdebat beslecht wordt in het nadeel van de goede smaak, ontpopt zelfs het bedeesde schoolmeisje zich tot een vuilbekkende kroegtijger. Vrouwen zijn hier sterk in de minderheid en ‘de hoeren’ krijgen er tijdens ‘Annemarieken’ van langs.

 

De avond vordert. Ik zing, sta op stoelen en slaag erin heelhuids en niet geheel stomdronken naar mijn kot te fietsen. De volgende ochtend word ik wakker met schorre stem en ledematen van stro en prikkeldraad. Ik verlaat m'n kot, bewandel de vertrouwde route buswaarts en passeer op de Ossenmarkt het cafĂ© waar rocksterren maar geen lintjes komen en de pub waar lintjes maar geen rocksterren komen. Deze plekken vormden jaar na jaar de anatomie van mijn stedelijke studentenziel. Op weekendochtenden is dit plein terrein van verdwaalde toeristen en is er geen spoor van de nachten van overvloed. Net zoals voor velen gisteren is het ook mijn laatste studentenjaar. Ik denk aan wat Nicolas zei en geef hem gelijk: “Het is goed geweest, het is verdomme hĂ©Ă©l goed geweest.”