cultuur wacht op Godot

beschouwingen van Robby Cleiren en Annick Schramme

07/12/2020
dubbelinterview cultuur
Bron/externe fotograaf

Reinout Arents


We bevinden ons in de jaren ’80, de jaren van de punk en het nihilisme. Een student Politieke & Sociale Wetenschappen en een studente Geschiedenis beginnen aan hun studententijd, om zo het werkveld van hun dromen in te stappen. Hun studentenleven bestaat niet uit cantussen of feesten tot in de vroege uurtjes, maar uit nachtelijke uitstappen naar theater-, dans- en muziekhuizen – telkens met de gebruikelijke nabespreking bij een frisse pint. Ze kennen elkaar niet en kunnen tegelijk niet zonder elkaar. dwars bracht hen samen voor een openhartig gesprek over de leidraad in hun leven: cultuur.

“Ik zit in de McDonald’s.” Met die woorden van professor Cultuurmanagement Annick Schramme gaat ons videogesprek van start. Door een file is ze daar gestrand en wordt dat de locatie om met ons en acteur Robby Cleiren in gesprek te gaan over haar passie. Allebei zijn ze het erover eens: in de cultuursector werken is vandaag minder evident dan toen zij studeerden. Niet alleen door miss Rona, maar ook door het subsidieverlies vorig jaar. De cultuursector heeft aan stabiliteit ingeboet.

 

van het lege doek

Robby en Annick zijn beiden ook geen voorbeelden van ‘stabiliteit’. Robby besloot nog voor het begin van zijn eerste universitaire academiejaar zijn kans te wagen om de kunst in zich aan de oppervlakte te brengen. “Ik kwam van een college waar iedereen werd klaargestoomd voor de universiteit. Door de vele verwachtingen besloot ik om Politieke & Sociale Wetenschappen te studeren. Een week voor de start van het academiejaar was er een toelatingsproef aan het Conservatorium waaraan ik heb deelgenomen. De kans dat ik zou slagen was toch klein en ik zou het me kwalijk hebben genomen als ik het er niet op gewaagd had. Ik begon uiteindelijk het academiejaar aan het Conservatorium en volgde de avondlessen van de unief. Toen het me op een gegeven moment te veel werd, heb ik me volledig gewijd aan het Conservatorium.”

Annick bewandelde een gelijkaardig pad als Robby. Ze kwam uit een nonnenschool waar bijna al haar klasgenoten Rechten gingen studeren, ook klaargestoomd voor de ‘grote’ richtingen van de universiteit. “Dat sprak me niet aan, maar ik had gelukkig nog andere opties. Ik ben altijd al bevangen geweest door cultuur – met dank aan mijn opvoeding. In het deeltijds kunstonderwijs heb ik allerlei instrumenten leren bespelen, maar ik heb nooit gedacht dat ik genoeg talent had om daarmee door te gaan. Dus ben ik Geschiedenis gaan studeren met later de specialisatie Hedendaagse Cultuur. Via een hele tocht langs lesgeven, projecten en een doctoraat, greep ik de kans om artiesten een handje te helpen met de administratie als prof Cultuurmanagement.”

 

"Ik ben in de eerste plaats een ‘amateur’, een liefhebber."

 

Ze uiten allebei veel appreciatie voor elkaars werk. Annick kan genieten van de kunst die acteurs zoals Robby maken, en Robby kan die kunst maken dankzij cultuurmanagers zoals Annick. “Zij willen hun zakelijk verstand inzetten om de cultuur verder te verspreiden, terwijl zij met hun kwaliteiten veel meer kunnen verdienen, een standvastiger leven leiden. Ook Annick kon dat en toch koos ze voor de cultuurwereld.” Annick blijft bescheiden en licht het belang toe van goede communicatie tussen het artistieke en het ondersteunende. “Een cultuurmanager moet voeling hebben met cultuur, in dialoog kunnen gaan met de kunstenaar, want het kan fout lopen als die er niet is. Door onze ondersteuning kunnen zij zich meer wijden aan de kunst. Wij vormen als het ware het kader van het kunstwerk.”

 

naar het echte leven 

Hun weg uit het onderwijs naar de arbeidsmarkt maakte een aantal omwegen, maar nu zijn zowel Robby als Annick nog altijd vastberaden over de keuze die ze decennia geleden hebben gemaakt. “Als je echt voelt dat je iets moet creëren, is dat soort van een roeping. Ik vind het fantastisch dat ik tot nu toe kan leven van het toneelspelen, maar ik ben in de eerste plaats een ‘amateur’, een liefhebber.”

Annick valt hem bij in de liefde voor hun sector. “Een van de mooiste zaken aan mijn job vind ik de autonomie, dat geldt volgens mij ook voor kunstenaars. Zij hechten veel belang aan hun zelfstandigheid en dat is nu belangrijk voor jongeren: dat je kan kiezen, dat je eigen ritme hebt.” Robby knikt instemmend: “Die autonomie heeft het beroep voor mij veel interessanter gemaakt en daaruit heb ik energie kunnen putten, maar ook uit het feit dat wij deel uitmaken van een traditie. We groeien uit tot wie we zijn omdat we – zoals Newton zei – staan op de schouders van reuzen, maar je kan het zelf ook doorgeven aan anderen. In dat landschap is het voor jongeren minder evident om kansen te krijgen, maar toch hoop ik dat ze hun weg zoeken en zich inschrijven in die traditie.”

 

"Je kan die mensen wel in vuur en vlam zetten, maar waar komen ze terecht?”

 

Robby maakt zich zorgen om de nieuwe generatie acteurs-in-wording. “Ik heb vroeger een aantal leraren gehad die echt brandstichters van de ziel waren, die mensen compleet begeesterden, waarna de acteurs met een groot vuur de beroepswereld in trokken. Maar nu geef ik zelf les en vraag ik me af: je kan die mensen wel in vuur en vlam zetten, maar waar komen ze terecht?”

Op dat moment neemt Annick het interview over en stelt ons de vraag wat onze eigen dromen zijn. Na een kort, openhartig gesprek gaat ze verder: “Het leven is één grote groei. Je kiest altijd een job waarvan je het gevoel hebt dat je groeit, persoonlijk of job-inhoudelijk. Als je niet meer groeit, is het tijd dat je iets anders doet. Daar zit een rode draad in: doe ervaring op, maar sta ook open voor de kansen die zich dan aanbieden. Want als je iets te graag wilt en het niet krijgt, ben je gefrustreerd. Dat is geen groei.”  

 

tot de verfvlekken

Deze cultuurmensen blijven leren van hun vak, maar stuiten ook op problemen. Afgelopen jaren heeft de cultuursector zware financiële klappen gekregen: vorig jaar was er het subsidieverlies en dit jaar verscheen corona ten tonele.

Annick is nog steeds kritisch over de beslissing van Vlaams minister van Cultuur Jan Jambon over welke keuzes hij maakte om de subsidies te verlagen. “De verhoudingen zitten voor mij niet helemaal juist. Er zal meer geld naar het Vlaams Erfgoed gaan omdat deze sector juist aan een inhaalbeweging toe is. In de kunstensector daarentegen zijn de kunstenaars de kop van jut: de projectsubsidies en subsidies voor jonge kunstenaars werden verminderd, terwijl zij juist voor innovatie en dynamiek zorgen. Ik betreur ook dat de grote culturele instellingen te veel op een eiland worden gezet. Zij worden het meest gespaard omdat ze beschouwd worden als kroonjuwelen van de cultuursector, maar daarom moeten ze nog niet als untouchables behandeld worden, vind ik.”

Het protest klonk luider dan ooit tevoren: ook een groot aantal studenten reageerde op de meest recente subsidieverlaging, meer dan op de vele verlagingen daarvoor. Dat komt volgens Annick door het ideologisch aspect: “De meerderheid van de cultuursector zit aan de progressieve kant en is niet meteen N-VA-gericht. Er zit dus zeker een ideologische laag op de weerstand, maar je mag je daardoor niet te veel laten misleiden; aan beide kanten wordt er soms een spel gespeeld dat de zaak niet altijd ten goede komt. Het ligt ook vooral aan de gebrekkige communicatie van de minister. Recent nog (naar aanleiding van de tweede coronagolf) deelde hij bot, zonder empathie, mee dat de cultuursector op slot moest.”

 

"Er is altijd nood aan verhalen, maar in momenten van crisis wordt dat pas echt belangrijk.”

 

“Door de geleidelijke vermindering van de cultuursubsidies de voorbije jaren is het voor velen moeilijk om op een goede manier te werken”, valt Robby bij. “Het water staat de mensen zeker nu aan de lippen. Velen stappen daardoor over naar een andere sector. Toen de projectenpot net onder vuur lag, was het dan ook fijn om te voelen dat heel de cultuursector het onrechtvaardig vond en protesteerde. De besparing had vooral invloed op de jonge experimentele makers; dan is het heel belangrijk om het voortbestaan te verzekeren. Op korte termijn is dat verlies misschien niet voelbaar, maar over tien jaar beseffen we ineens dat we geen toneelgroepen meer hebben. Die zaadjes hebben dan geen kans gekregen om zich te ontwikkelen.”

Annick herinnert ons eraan dat nu nog maar 1,2% van de Vlaamse begroting naar cultuur gaat. “De regering hanteert de logica dat iedereen een duit in het zakje doet. Maar dat moet niet per se; in Duitsland is er bijvoorbeeld meer geïnvesteerd in cultuur, want er is nu meer nood aan. Ik vind dat bewonderenswaardiger dan de logica van onze regering dat iedereen hetzelfde percentage moet inleveren.” Daarop pikt Robby in met een citaat: “Denk maar aan Churchill: toen hem tijdens de Tweede Wereldoorlog werd voorgesteld te besparen in de cultuursector, zei hij simpelweg: 'Then what are we fighting for?' Er is altijd nood aan verhalen, maar in momenten van crisis wordt dat pas echt belangrijk.”

 

en nu … is het wachten

Robby verklaart waarom kunst in al zijn vormen zoveel met ons doet: “Cultuur brengt verhalen voort, maar is ook een bindmiddel en een moment van troost. In de kunst komen alle grote levensbeschouwelijke vragen aan bod. En dat verhaal – in mijn geval is dat een tekst die we samen met andere spelers belichamen – wordt dan onsterfelijk.” Annick vat de essentie van dit gesprek samen: “Cultuur biedt je de mogelijkheid aan om met een andere, vernieuwde blik naar de werkelijkheid te kijken.”

 

“Cultuur biedt je de mogelijkheid aan om met een andere, vernieuwde blik naar de werkelijkheid te kijken.”

 

“De huidige situatie doet mij denken aan Wachten op Godot”, besluit Robby. “We wachten samen iets af waarvan we eigenlijk niet weten of het ooit zal gebeuren. Het is een goede les voor de mensheid, in nederigheid en verlies van controle.” En nu maar hopen dat Godot komt.