een volwassen aanpak

een kijkje in de keuken

15/12/2021

Waar talloze enquêtes, interviews en nieuwsartikels de pedagogische voor- en nadelen van thuis- of fysiek onderwijs minutieus behandelen, laat de aandacht voor de impact op het wel en wee van het academische personeel te wensen over. Het ligt voor ons studenten voor de hand het universitaire beleid af te kraken als het ons niet uitkomt, maar wat voor afwegingen worden er achter de schermen gemaakt? Op welke manier kunnen wij ons inzetten voor verandering? In het kader van de blijvende vraag naar online lessen en lesopnames na de, weliswaar kortstondige, terugkeer van fysiek onderwijs, sprak dwars met Koen Pepermans over beleidsvorming en democratisering. Hij is faculteitsdirecteur van de faculteit Sociale Wetenschappen, Data Protection Officer en tevens oprichter van de focusgroep naar aanleiding van de petitie ‘Behoud de onlinelessen’.

Pepermans is als faculteitsdirecteur al vroeg betrokken bij het lesopnamevraagstuk: "Vanuit mijn functie ben ik eigenlijk betrokken bij heel veel van onze processen. Zo ben ik samen met mijn team verantwoordelijk voor de administratieve organisatie van het decanaat.” Die betrokkenheid eindigt niet op facultair niveau: “Samen met de decaan ben ik ook betrokken bij een aantal projecten op centraal niveau die mee vormgeven aan de universiteit." Daar maakt dit dossier natuurlijk ook deel van uit. 

 

hoe nu verder? 

Voor studenten was de terugkeer van de lessen naar de aula's een welkome, maar ook plotselinge verandering. Intern was dat proces al langer op gang: “Binnen onze eigen faculteit hebben de stafmedewerkers veel studenten en collega’s bevraagd en is er nog voor de zomer een beleidsnota gemaakt over de lesopnamestrategie voor '21-22." Daar zijn ook studenten aan te pas gekomen: het bestuur van UAntwerpen heeft om de maand overleg met studentenvertegenwoordigers gehad. Al snel merkte Pepermans dat de meningen over het gebruik van lesopnames verdeeld waren: de faculteit Sociale Wetenschappen telt zeventien opleidingen, met allen hun eigen visie over welke lesmethode het meest geschikt is. Bedenk erbij dat er nog tien andere faculteiten zijn en de nood aan een discussie over lesopnames op centraal universitair niveau wordt ineens duidelijk: “Boven de faculteiten is eigenlijk dezelfde oefening gebeurd; er is gediscussieerd over de opnames en de livestreams, evenals over welke investeringen er voor de zomer moesten gebeuren om die mogelijk te maken.” 

Het grote aantal gesprekken voor en in de zomer hadden als doel een strategie te vinden waarmee alle belanghebbenden op de universiteit het eens konden zijn, dat kan nog wel eens tot felle discussie leiden: “We hebben lange faculteitsraden gehad sinds de start van corona. En ja, je hebt daar soms hevige discussies tussen voor- en tegenstanders. Zo wierp de één bijvoorbeeld voor dat de aanwezigheid bij online lessen net iets hoger was dan in de aula, terwijl de ander vindt dat de magie alleen gebeurt in een fysieke les.” Naarmate het debat vorderde, werd steeds duidelijker dat een rechtlijnig, top-downbeleid zo goed als onmogelijk was om waar te maken: “Het kan perfect zijn dat docenten zeggen dat het voor hun vak in BA3 geen probleem is dat er opnames zijn, al is dat voor hun mastervak absoluut uitgesloten. Voor de mastervakken, vooral de vakken die inzetten op vormen van simulatie en interactie, is het doel om tijdens de les van elkaar te leren. Professoren vinden het dus enorm belangrijk dat studenten daar fysiek aanwezig zijn, want online werkt het toch niet op dezelfde manier. We hebben zo’n diversiteit aan opleidingen dat het écht niet mogelijk is om daar één uniforme richtlijn op toe te passen.” 

 

Iedereen heeft zijn eigen visie over welke lesmethode het meest geschikt is. 

 

Naast de pedagogische argumenten voor een terugkeer naar lessen op de campus waren er voor sommige professoren ook principiële bezwaren: "Een redelijk grote minderheid accepteerde het verplicht opgelegd worden van een bepaalde lesmethode niet omdat ze dat zagen als een inbreuk op hoe ze hun onderwijs vormgeven. Wij geven die academische vrijheid aan docenten voor hun onderzoek, maar de vrijheid van onderwijsmethode is niet minder belangrijk.” Niet alleen qua lesmethode, maar ook qua inhoud kunnen onlinelessen een vrijheidsbeperkend gevoel teweegbrengen: “In de adviesraad Privacy en Informatieveiligheid uitten een aantal professoren hun zorgen dat er geknipt en geplakt zou kunnen worden uit een les en dat er dan een bepaalde uitspraak misbruikt kan worden. Ik zeg niet dat dat een breed gedeeld gevoel is, maar ik heb dat een paar keer horen vermelden.” Het onder studenten nog altijd populaire stigma van de technofobe professor die koppig weigert lesopnames te verzorgen kan wat Pepermans betreft van tafel. “Ik denk dat die technologische argumenten zeer beperkt zijn. Ik heb heel veel mensen op heel korte tijd veel dingen zien bijleren, ook de proffen die notoir slecht met technologie waren. Áls dat speelt, is dat toch bij een zeer kleine minderheid, denk ik. Het is toch voornamelijk dat pedagogische argument dat ik in de discussie omtrent onlinelessen gehoord heb.” 

 

overzicht 

De voor de studenten ogenschijnlijke willekeur waarmee er wordt gekozen of een vak wel of niet online beschikbaar is, is dus volgens de professoren vooral een noodzakelijk kwaad om de leskwaliteit te verbeteren. Dat neemt echter niet weg dat het huidige beleid te wensen overlaat; anders was er natuurlijk nooit een petitie gekomen. Initiatiefneemster Ilse Stroobant worstelde bijvoorbeeld erg met de informatievoorziening en heeft een hoop e-mails moeten sturen om erachter te komen of haar lessen online beschikbaar waren. “Eén doel is in ieder geval om de docenten te vragen om dit soort dingen heel duidelijk op de studiewijzer op Blackboard aan te duiden. Het punt dat de informatie beter gecentraliseerd kan worden vind ik zeker terecht, maar uiteindelijk zijn inhoudelijke zaken rond vakken eigenlijk weggelegd voor de docenten zelf. Hun behoeften kunnen namelijk ook per les variëren: sommige proffen hebben geen enkel probleem met opnames, maar hebben soms bijvoorbeeld een bepaalde gastspreker waar interactie en aanwezigheid gewenst is, of de spreker wil het college zelf niet op laten nemen. Dat neemt niet weg dat ik zeker wil bekijken of we op een of andere manier ergens een centraal overzicht kunnen creëren dat dan hopelijk zo correct mogelijk is.” 

 

een breder verhaal 

Is er dan echt een petitie nodig om zulke veranderingen te realiseren? Dat wekt toch ergens de indruk dat de universiteit zelf de vinger niet geheel aan de pols van de studenten houdt. Ons gesprek wendt zich tot een breder vraagstuk: het betrekken van studenten bij het beleidsproces. “We hebben al eens een studiedag gehad over hoe we alle studenten kunnen betrekken bij de universiteit. Dat is een onderwerp dat overigens regelmatig terugkomt. Ilses initiatief is natuurlijk een van de manieren voor studenten om hun stem duidelijk te maken, maar de studentenvertegenwoordigers zijn voor ons toch wel het eerste en belangrijkste aanspreekpunt.” Dan nog rijst de vraag of die stuvers wel een goede vertegenwoordiging van de ‘gemiddelde’ student zijn. “Wij hopen dat natuurlijk wel, maar het zijn toch vaak studenten met een grotere betrokkenheid dan de gemiddelde student. 

 

Beleidskeuzes die de stem van iedereen vertegenwoordigen, komen er alleen met inzet van beide kanten. 

 
Pepermans licht toe hoe moeilijk het kan zijn om juist die gemiddelde student te bereiken: “Vorig jaar hadden we bij onze faculteit een online onthaal door corona, dat is eigenlijk automatisch van een informatiesessie tot een interactieve sessie verworden, waar alle nieuwe studenten hun vragen konden stellen. We hebben dat nog twee keer herhaald met een oproep aan alle eerstejaarsstudenten, maar helaas waren er uiteindelijk nog maar een drie- of viertal studenten.” Helaas moeten de faculteiten dus vooral op de inspraak van studentenvertegenwoordigers rekenen. “Ik vind directere democratie binnen de universiteit wel een interessant onderwerp, we hebben bijvoorbeeld ook met onze faculteitskring gesprekken over hoe de gemiddelde student ook binnen onze blik blijft. Dat is dan ook echt een van onze aandachtspunten elk jaar, zorgen dat we genoeg studenten vertegenwoordigen, uit verschillende richtingen, om zo goed mogelijk contact te houden." Die directe democratie komt alleen tot stand als er van beide kanten inzet wordt getoond: "Aan de ene kant willen we graag dat studenten veel initiatief nemen en vragen stellen als ze het ergens mee oneens zijn, aan de andere kant moeten we docenten misschien ook nogmaals sensibiliseren om kritische vragen door te koppelen en serieus te nemen, of op z’n minst uit te leggen aan een student wat er wel en niet kan en wat de verwachtingen zijn. Communicatie is de sleutel." 

De dialoog tussen studenten en de universiteit zo open mogelijk houden is cruciaal voor dossiers zoals het lesopnamebeleid, waar zowel student als professor grote gevolgen van kan ondervinden. Het wegvallen van die dialoog is dan ook een reële angst, zeker als lesopnames de afstand tussen de student en de professor vergroten. Als door de wandelgangen dan verhalen klinken van studenten die hun colleges kijken tijdens de afwas, of juist op halve snelheid alles wat een professor zegt overschrijven, huivert Pepermans toch een beetje. Een universitaire graad mag immers niet gedegradeerd worden tot een simpele thuisstudie: “Het mag niet zo ver komen dat alles zo voorgekauwd wordt dat de eigen synthese en de eigen intellectuele prestaties van de student daarbij inschieten. Aan de andere kant willen we de studenten ook keuzevrijheid geven in hun manier van aanpak. Zo maak je de afweging: hoe benader je studenten als volwassen individuen? Volwassenheid betekent ook betrokkenheid, het nemen van verantwoordelijkheid en een stukje er zelf voor zorgen een goed geïnformeerde deelnemer te zijn aan het onderwijsproces.” Bij die volwassen aanpak hoort ook wederzijds begrip: “We moeten functioneren binnen de (menselijke) mogelijkheden die er zijn, verschillende visies kan je niet zomaar met een beleidsbeslissing veranderen. Niet elkaar van wit of zwart proberen te overtuigen, maar wel de common ground proberen te vinden waar we elkaars standpunten begrijpen en een oplossing vinden die voor beide kanten zo goed mogelijk werkt. Onze wereld is niet de ideale wereld, maar we moeten er natuurlijk naar streven het elke dag zo goed mogelijk te doen.”