Den Ingenieur

bierman

18/05/2022
🖋: 

De pastor en het bier, er is geen duo dat meer onafscheidelijk is. Als pastorale superheld schrijft Gert Van Langendonck ons met zijn geestelijk vernuft op weg naar de beste smaken in het bierlandschap. Prosit!

In momenten van vertwijfeling – dus eigenlijk alleen maar wanneer hij ‘s nachts van café De Zwaan richting De Salamander slentert –durft Bierman zich wel eens af te vragen wat het verband is tussen de naam van een bier en datgene wat effectief in de fles zit. Zitten er met andere woorden meer paters en abdijen in een Westvleteren Abt dan in een Straffe Hendrik Quadruppel of kunnen rechtschapen mensen wel Duvel drinken zonder het kwaad te banaliseren? Dichter bij een existentiële crisis is Bierman vooralsnog niet gekomen, aangezien de weg tussen De Zwaan en de Salamander langs café Telefoneke gaat. Bierman gaat daar nogal makkelijk binnen voor een fris glas bier en wat vers gesneden frieten en vergeet dan al snel wat hem even daarvoor nog ten dode bedroefde. Maar het hakt er wel op in zolang het duurt, dat soort vragen onderweg. Zo moeten mensen zonder geloof zich dus voelen.

Dat brengt Bierman bij de vaststelling dat steeds meer studentenclubs hun eigen bier beginnen maken. Zit die club dan mee in de fles? Kapitalisme vereist dat een brouwer bier maakt, daar een naam op plakt die al dan niet verband houdt met waar en wanneer het bier is ontstaan en het vervolgens aan bierdrinkende medemensen verkoopt. ‘Zelfgebrouwen’ betekent dat studentenclubs een uniek recept ‘zelf’ laten brouwen in een speciaal daartoe ontworpen brouwerij om zich van het voorrecht te verzekeren hun eigen naam op de fles te zien verschijnen. De kans dat dat soort bieren beter dan middelmatig uitvallen, is even groot als de kans om voor een meerkeuze-examen statistiek te slagen zonder te studeren. Wat betekent dat studenten hun kans veel groter inschatten dan redelijkerwijs mag worden aangenomen.

In geval van Den Ingenieur, het bier van Ingenium, de faculteitsclub van Industriële wetenschappen, gaat het om een middelmatige (maar zeker geen slechte) tripel met een heel mooi etiket. Net zoals abdijbier niet smaakt naar paters, smaakt dit bier ook niet naar gegiste blauwdrukken van hangbruggen of wolkenkrabbers. Maar wie Ingenium liefheeft, die proeft de vriendschap in het glas en wie zich zoals Bierman graag mimetisch warmt aan de gloed van kameraadschap kan met een gerust hart een smakelijk glas meedrinken op de gezondheid en het heil van de student in het algemeen en op die van Ingenium in het bijzonder. De rest van de wereld zal het bier volmaakt onverschillig laten, maar dat was van bij het begin al de bedoeling. De brouwer heeft tenslotte zijn voorraad bij voorbaat al gesleten en de club heeft haar hart en ziel erop geprojecteerd. Wat er verder mee gebeurt, is voer voor historici.