opvolgen van studiesucces is geen sinecure

11/02/2018
🖋: 

Hoeveel studenten volgen het modeltraject nu eigenlijk? Geen al te moeilijke vraag, dachten we. Het modeltraject bleek echter een achterhaald begrip om het studiesucces op te volgen en onze vraag daarbij even verouderd. Maar geen nood, de zoektocht naar antwoorden was boeiend genoeg.

Studievoortgang over de faculteiten heen vergelijken, het was een nobele doelstelling. Dat de term modeltraject bijna even ouderwets bleek als de gedateerde ridderverhalen, maakte dat we onze zoektocht zonder enige gêne konden opwaarderen tot queeste. De eerste hindernis hadden we alvast zelf woordelijk geschapen.

 

van modeltraject

Dat ons hoger onderwijs flexibeler is geworden tegenover de tijd dat de dieren nog spraken of onze ouders nog achter de studieboeken zaten, is niets nieuws. De flexibilisering maakt dat jij en ik geen jaar moeten overdoen omdat we een vak niet haalden: je neemt het gewoon mee. "Je kan daardoor ook niet meer zeggen dat je in je tweede bachelor zit, bijvoorbeeld", bedenkt Peter De Meyer, woordvoerder van de Universiteit Antwerpen. "Je zit in je bachelor of in je master."

Ook onze universiteit denkt niet meer in bachelorjaren of soortgelijke termen. Nochtans blinkt het woord 'modeltraject' nog steeds op SisA. Neem maar eens een kijkje op de pagina waar je je studieprogramma kan samenstellen. Meet de universiteit hier nu met twee maten?

"De knop 'modeltraject' op SisA geeft gewoon weer wat er in het volledige programma aan opleidingsonderdelen zit, zoals het wordt weergegeven in de studiegids van de opleiding", wordt ons verteld. "Het modeltraject is het uitgestippelde voorbeeldtraject van je studie, een traject dat de student bij voorkeur volgt. Bij de opmaak ervan heeft de opleiding rekening gehouden met de ideale opbouw en ontwikkeling van de competenties."

"Voor sommige opleidingsonderdelen worden er voorwaarden opgelegd waaraan je moet voldoen om het opleidingsonderdeel te mogen opnemen. Dit noemt men ‘volgtijdelijkheid’ en vormt een onderdeel van het modeltraject. De trajecten kan je raadplegen in de studiegids op de website van de Universiteit Antwerpen."

Er wordt ons echter op het hart gedrukt dat je met deze ‘catalogus’ flexibel kan omgaan en dat combineren van opleidingsonderdelen uit verschillende delen van het modeltraject mogelijk is, op voorwaarde dat je de regels inzake volgtijdelijkheid respecteert. Niets weerhoudt je er dus van om vakken uit deel 1, deel 2 en deel 3 van een bacheloropleiding te kiezen. "De knop modeltraject' dwingt een student dus niet om dat programma te volgen. Een student die op deze knop klikt, krijgt met andere woorden geen label 'modeltrajectstudent' mee."

 

tot studierendement

Doordat we niet langer bestempeld worden als (niet-)modeltrajectstudenten, bleek onze initiële vraag onbeantwoordbaar. Het doet de vraag rijzen hoe onze universiteit ons studieparcours dan precies in de gaten houdt.

Studierendement is voor een deel het antwoord. Zo worden je aantal opgenomen en behaalde studiepunten weergegeven in een percentage. Op basis hiervan wordt je studievoortgang uitgedrukt. "Het gemiddelde studierendement voor generatiestudenten (studenten die zich voor het eerst inschrijven voor een diplomacontract aan het hoger onderwijs, n.v.d.r.) in de bachelor ligt rond de 66 procent. Niet alleen voor UAntwerpen, maar voor heel Vlaanderen", vertelt Ann De Schepper, vicerector Onderwijs.

Allemaal goed en wel, maar hoe kan onze universiteit nagaan hoelang we ondertussen doen over onze studie? Of is dat niet langer relevant?

 

terugblikken

Het was een zoektocht naar de cijfers die dat juist konden weergeven. De oplossing blijkt echter niet uitermate moeilijk en ligt in de studieduur tot het behalen van het diploma. Hierbij presenteren we je onze nieuwe hoofdvraag. Hoeveel jaar studeerden de studenten tot het behalen van hun bachelordiploma?

Wel, het aantal studenten dat hun bachelor haalt in drie jaar verschilt erg per faculteit. Zo haalde in de faculteit Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen afgelopen academiejaar de helft van de studenten die hun bachelordiploma overhandigd kregen, dit document in drie jaar tijd. Hiermee ligt de faculteit FBD net onder het gemiddelde op onze universiteit – waarbij 53 procent van de afstuderende bachelorstudenten hun diploma binnen de drie jaar overhandigd krijgt.

De vraag die zich hierbij aandient is of het überhaupt wel het streefdoel is dat studenten binnen drie jaar hun bachelordiploma halen. Er zijn immers ook werkstudenten, die bewust minder studiepunten per academiejaar opnemen en zo langer over hun studie doen. Het aantal werkstudenten per faculteit kan je gemakkelijk nagaan op de website van onze universiteit. Om ze in verband te brengen met de uitstroomcijfers die in onze handen vielen is echter verdere analyse nodig.

 

interfacultaire vergelijking

Bij de faculteit Rechten kreeg 47 procent van de studenten afgelopen academiejaar na drie jaar hun bachelordiploma in handen gedrukt. Het verschil met de faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen (GGW) is hiermee groot, waar 89 procent van de derdejaarsstudenten afgelopen academiejaar hetzelfde papier uitgereikt kreeg. Hiermee scoort de faculteit GGW het beste van alle faculteiten, maar er dient in rekening gebracht te worden dat er met het toelatingsexamen arts en tandarts al een grote preselectie gebeurde alvorens studenten deze faculteit binnenstapten. Een dergelijke preselectie is bij de faculteit Rechten afwezig, net zoals bij alle andere faculteiten.

Je zou verder kunnen argumenteren dat er in de faculteit Rechten sprake is van een grotere diversiteit in de studentenpopulatie, waardoor dit percentage lager ligt. Is dat daarom slecht? Niet noodzakelijk. 30 procent van de rechtenstudenten die het voorbije academiejaar hun diploma kregen, behaalde dit document immers gewoon na vier jaar studie. Doet dat jaartje meer ertoe?

Het mag duidelijk zijn dat de faculteit GGW een uitschieter is. Bij de andere faculteiten schommelt het percentage studenten dat in 2016-2017 na drie jaar hun bachelor haalde tussen de 34 procent (faculteit Letteren en Wijsbegeerte) en 59 procent (faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen). Deze percentages mogen misschien maar middelmatig lijken, maar ze liggen wel in de lijn der verwachtingen. Wanneer het gemiddelde studierendement van generatiestudenten in de bachelor 66 procent bedraagt, kunnen de facultaire cijfers inzake studieduur niet veel hoger liggen. Er kunnen echter ontelbaar veel redenen aangehaald worden om de interfacultaire verschillen te verantwoorden, maar we moeten durven toegeven dat de oorzaken objectief heel erg moeilijk vast te stellen zijn.

 

facultaire evoluties

Zelfs de verschillen per jaar binnen faculteiten kan je moeilijk beredeneren. Bovendien maakt de integratie van een aantal voormalige hogeschoolopleidingen in de universiteit in 2013-2014 de cijfers nog eens extra complex. Hindernissen blijven opduiken, want neem je de nieuwe richtingen mee in je cijfers, dan kan je nauwelijks correct vergelijken over de jaren heen. De hierboven genoemde cijfers van de faculteit GGW, bijvoorbeeld. Die zijn weergegeven zonder de bacheloropleiding Revalidatiewetenschappen, aangezien deze opleiding er pas met de integratie bijkwam.

Binnen de faculteit Wetenschappen daalde de afgelopen drie jaar het aantal studenten die hun bachelor in drie jaar voltooiden (van 64% naar 50%), maar gedurende deze periode bleef het aantal studenten dat zijn bachelor afrondde in vier jaar tijd nagenoeg constant (29%).

De dalende trend is echter niet alleen binnen de faculteit Wetenschappen aan de orde. Decaan Nick Schryvers verzekert ons dat de opleidingen zeker niet 'moeilijker' werden de afgelopen jaren. "Integendeel, men houdt meer en meer rekening met allerhande vragen en verzuchtingen van studenten. Of dat een goed idee is, hou ik hier in het midden. De kwaliteitscontrole op het onderwijs doet alvast wel al lang haar werk en heeft een gunstige invloed op het wegwerken van concrete probleempunten."

 

de heilige graal

En daar eindigt onze queeste. Slaagcijfers per studiejaar liggen ver achter ons. Cijfers opvolgen op lange termijn waarbij alle opleidingen, ook de geïntegreerde hogeschoolopleidingen, meegenomen worden, zijn de toekomst. Wanneer die integratie ver genoeg achter ons ligt, is dat weer mogelijk. In de tussentijd kunnen we besluiten dat niet voor alle vragen een eenvoudig antwoord te vinden is. Dat er zoveel zijweggetjes zijn die de zoektocht naar verklaringen moeilijk maken. Dat ondertussen onze universiteit ons flink in de gaten houdt. Niet door modeltrajecten, wel door studierendement en studieduur.



blikopener

🖋: 

Je herinnert je de selfie van Ellen DeGeneres waarschijnlijk nog wel, waar ze geflankeerd werd door bekende acteurs als Jennifer Lawrence, Bradley Cooper en Angelina Jolie op de Oscars in 2014. Die selfie ging namelijk in no time viraal op Twitter. Herinner je je dan ook dat dit schijnbaar spontaan zelfportret volledig in scène werd gezet door Samsung om destijds het laatste nieuwe phabletmodel te promoten?

Dit is een van de vele voorbeelden waarin mediagebruikers nietsvermoedend misleid worden door adverteerders. Die ontwikkelen steeds nieuwe, vaak slinkse, manieren om ons zo subtiel mogelijk te beïnvloeden zonder dat we zelfs doorhebben aan reclame blootgesteld te worden. Geïntegreerde en interactieve reclame, zoals dat in mooie termen wordt genoemd, veroorzaakt een grote maatschappelijke bezorgdheid onder academici. Desondanks werden deze nieuwe reclamevormen tot voor kort nauwelijks onderzocht. Daarom vonden de Vlaamse universiteiten dat het hoog tijd was om de handen in elkaar te slaan en de impact van dit nieuwe fenomeen te onderzoeken.

Uit deze samenwerking ontstond AdLit, voluit advertising literacy. Dit is een interdisciplinair onderzoeksproject rond reclamewijsheid bij kinderen en tieners gevoerd door vier universiteiten (Universiteit Gent, Vrije Universiteit Brussel, Katholieke Universiteit Leuven en Universiteit Antwerpen). In samenwerking met diverse stakeholders (adverteerders, beleidsmakers, het onderwijs en maatschappelijke actoren) proberen zes onderzoekers vanuit hun eigen expertisedomein het fenomeen van online reclame te benaderen. Binnen UAntwerpen ligt daarbij de focus op marketing en communicatiewetenschappen. We spraken met twee onderzoekers: Kristien Daems en Brahim Zarouali.

 

van spontane selfie tot pure reclame

Kristien Daems (Departement Marketing, TEW) besloot de adverteerders zelf aan de tand te voelen. Dankzij een uitgebreide bevraging kwam ze meer te weten over hun standpunten rond geïntegreerde en interactieve reclamevormen die gebruikt worden bij kinderen en tieners. Ze ontdekte dat adverteerders hun praktijken baseren op onderzoek naar traditionele reclame, zoals op tv en radio. Bijgevolg concluderen ze dat jongeren vanaf twaalf jaar in staat zijn om nieuwere reclamevormen te herkennen en de werkwijze ervan te begrijpen. Adverteerders lijken zich dus onvoldoende bewust van de impliciete beïnvloeding die dit soort reclame teweegbrengt. 

Daarnaast deed Kristien Daems een experiment bij jongeren (11-14 jaar), waarbij zij gedurende 70 seconden werden blootgesteld aan reclame die in een spel of een banner verwerkt was. Zelfs na die korte periode bleek een op de vier jongeren bereid om persoonlijke informatie als telefoonnummer en verjaardag vrij te geven en cookies toe te staan om het geadverteerde product te kunnen winnen. Een herhaaldelijke blootstelling aan zulke spelletjes zou dus een grote impact op jongeren kunnen hebben.

Jongeren stonden eveneens centraal in het onderzoek van Brahim Zarouali (MIOS, Sociale Wetenschappen). Hij kwam tot de zorgwekkende constatatie dat jongeren zich niet geheel bewust zijn van de sporen die ze achterlaten op sociale netwerksites. Zo beseft slechts 26 procent van hen dat hun persoonlijke informatie (bv. voorkeuren, locaties en zoekgeschiedenis) zonder enige goedkeuring wordt doorgespeeld aan adverteerders opdat ze meer gerichte boodschappen zouden kunnen creëren. Daarom probeerde de onderzoeker de voorbije jaren door middel van surveys en experimenten na te gaan in welke mate jongeren op de hoogte zijn van de aanwezigheid van gepersonaliseerde reclame op sociale media (reclamewijsheid) en of ze beseffen dat deze praktijken gevolgen hebben voor hun online privacy. Vanuit deze inzichten werd nadien onderzocht hoe je deze groep kritischer en weerbaarder kan maken ten opzichte van reclame.

 

like, share and subscribe

Het hoeft je niet te verbazen dat de resultaten een maatschappelijke bezorgdheid opwekken. Het is dan ook evident dat meer onderzoek naar nieuwe reclamevormen nodig is. Helaas holt wetenschappelijk onderzoek de technologie vaak achterna. Adverteerders blijven inventief, waardoor het belangrijk is om in te spelen op future trends.

Desondanks is dit project een stap in de goede richting en dan vooral omdat het vertaald kan worden naar de praktijk. In eerste instantie hopen de onderzoekers een bewustwording omtrent dit onderwerp te genereren bij jongeren en kinderen, maar ook bij leerkrachten en ouders. Zo heeft dit onderzoek een impact op de samenstelling van lessenpakketten in het lager en middelbaar onderwijs, waarvoor eveneens sensibiliseringscampagnes werden opgezet. Het doel van deze tussenkomst is vooral om hen beter te informeren en een kritische houding aan te leren.

De draagwijdte van het project reikt echter verder dan dat. Ook adverteerders en reclamemakers worden verzocht meer transparante en minder onbewuste beïnvloedingsmethoden te gebruiken bij jongeren. Bovendien speelden de onderzoeksresultaten een grote rol in de formulering van de nieuwe privacywetgeving (GDPR) die vanaf mei in werking zal treden bij bedrijven binnen de Europese Unie. Daarbij zal extra bescherming worden geboden aan jongeren en kinderen. Kortom, dit onderzoek wil voldoende wake up calls creëren, zodat we verder zouden nadenken voor we vlijtig beginnen te liken, sharen en subscriben. 

Meer weten? Bezoek de site van AdLit of bekijk een video over dit onderwerp.



de toogfilosoof

09/02/2018
🖋: 

Zijn brein half verkankerd van het vele zuipen en zijn tong getraind door al het pseudo-intellectuele getheoretiseer, heeft de zotgestudeerde student de vervelende gewoonte ontwikkeld om zichzelf te verliezen in eindeloze monologen. Verketterd en verstoten door zijn vrienden zoekt hij zijn toevlucht in een troosteloos bruin café. Daar vindt hij een luisterend oor voor zijn absurd gebral. Daar vervult hij zijn lot. Daar wordt hij: de toogfilosoof.

Soms wou ik dat ik de superkracht bezat om spontaan over te geven telkens wanneer iemand de term guilty pleasure in de mond neemt. Zomaar, recht in zijn of haar zelfingenomen smoelwerk. Want daar gaat het woord guilty pleasure meestal mee gepaard: met een soort misplaatste arrogantie die je tot waanzin drijft. Weinig dingen doen mijn scrotum zo verschrompelen dan zo’n omhooggevallen ignoramus die met pretlichtjes in de ogen ongevraagd zijn guilty pleasures begint te bekennen. De manier waarop ze die twee woordjes over hun lippen laten glijden, alsof ze net iets heel ondeugends en rebels hebben gezegd, dat brutale toontje waarmee ze wanen elke vorm van kritiek van zogenaamde cultuursnobs bij voorbaat in de kiem te smoren: "Ik kijk naar Temptation Island op een meta-ironische manier, dus technisch gezien heb ik mijn ziel niet verkocht aan inhoudsloze zombietelevisie voor randdebielen". Zum kotzen vind ik het.

Bovendien wordt het alsmaar duidelijker dat heel wat van de mensen die graag en veelvuldig de term guilty pleasure hanteren zich eigenlijk helemaal niet schamen of schuldig voelen over hun smakeloze tijdverdrijf. Meer nog, ik heb al meermaals getuige mogen zijn van de hallucinante situatie waarin iemand die eerst zijn guilty pleasures bekent, ze vervolgens rabiaat begint te verdedigen wanneer iemand er daarna een neerbuigende opmerking over durft te maken. Genre: "Als er zoveel mensen naar kijken, zal het wel niet zo slecht zijn zeker?" of "Je mag zeggen over Thuis wat je wil, maar het is een puik geschreven soapserie die er steeds in slaagt actuele thema’s op een goed doordachte manier te bespreken." Compleet belachelijk natuurlijk.

Want het ding met guilty pleasures is nu net dat je ze niet verdedigt. Je bent je per definitie bewust van hun verderfelijke, bespottelijke karakter en je scháámt je oprecht voor het feit dat je er stiekem genot in schept. Zoals smakelijk lachen om achterlijke racistische moppen ergens in de discretie van een of ander wereldvreemd bruin café. Je gaat deze gewoonten dan ook niet aan de grote klok hangen. Dat is net het punt. Een zonderlinge fetisj opbiechten kan voor ontlading zorgen, maar de maniakale manier waarop men tegenwoordig onder het mom van guilty pleasures een soort van anti-elitaire en anti-intellectualistische proletencultuur celebreert, is alle schaamte voorbij.

Het is nu zelfs zover gekomen dat één van onze meest wansmakelijke guilty pleasures het tot president van het machtigste land ter wereld heeft geschopt. En wie denkt dat het hierbij zal blijven, is ziende blind. De volgende fase kondigt zich reeds aan. Je kan het voelen aan de aanmatigende manier waarop de plebejers hun guilty pleasures verdedigen, de felheid ervan: 'ons entertainment is niet minderwaardig aan dat van jullie, onze mening niet ondergeschikt aan die van recensenten. Kwaliteit is irrelevant. De kijker, het volk, heeft altijd gelijk.'

Meer dan vierhonderdduizend mensen gingen naar FC De Kampioenen: Forever kijken in de bioscoop. Zomaar, out in the open! Dat is niet langer een guilty pleasure belijden, dat is een statement maken. En hoe zeer we ook op hen mogen neerkijken; terwijl u dit leest worden ze groter in aantal, steeds brutaler en altijd maar beter georganiseerd. De Facebookfanpagina van Thuis telt zo'n tweehonderdtwintigduizend actieve leden. Daar wordt het publiek en collectief belijden van guilty pleasure tot een dagelijks ritueel verheven. Het is een razend performante zombiefabriek.

Het duurt niet lang meer of er komt iemand die de subversieve kracht van deze indoctrinatietechnieken inziet en gaat aanwenden om een massabeweging te organiseren. Marcske van De Kampioenen of Gert Verhulst, ik zeg maar wat. Eenmaal de macht gegrepen is, wordt er als vanouds overgegaan tot een culturele zuivering. Recensenten worden gelyncht en de 'meerwaardezoekende Canvaskijkers', dat laatste bastion van beschaving, worden systematisch opgespoord en verklikt, om vervolgens te worden gedeporteerd naar de camping van Karen Damen en James Cooke. Daar worden ze aan een strak regime van VTM en VIER onderworpen en moeten ze elke ochtend hun guilty pleasures opbiechten in een oefening in zelfkritiek. De zombificatie is dan compleet.

Guilty pleasures zijn vergif. Het zijn zorgvuldige indoctrinatietechnieken die op verbazingwekkend efficiënte wijze kritische burgers kunnen kneden tot een makkelijk te manipuleren hersenloze massa randdebielen. Guilty pleasures onschuldig? Laat me niet lachen! Satan aanbidden, dat is ook een guilty pleasure.

En euh, over duivels gesproken ... die Yana uit Temptation, die lust er ook wel pap van precies. Amai mijn oor!



in mijnen tijd

09/02/2018
🖋: 
Auteur

verleden

Vroeger, in mijnen tijd, was zondagochtend gereserveerd voor videocassettes. En zeker niet zomaar videocassettes, videocassettes van Disney! Zondagmorgen slopen mijn zus en ik tussen zeven uur en half acht naar beneden en trokken we de kast open met onze rijke videocassettescollectie. Eenmaal we een film hadden uitgekozen, deze door de videorecorder lieten opslokken, hadden teruggespoeld (want dat moest nog met deze filmdragers) en er niet al te veel schokken horizontaal over het scherm liepen, namen we plaats. De afstand tussen onze netvliezen en het tv-scherm bedroeg nooit meer dan tweeënhalve meter. De meeste, zo niet alle Disney-klassiekers nam ons netvlies waar. Dat we De Aristokatten, De Klokkenluider van de Notre Dame, Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen, Belle en het Beest en Knabbel en Babbel met de Rescue Rangers enzovoort al tig keer hadden gezien, deerde ons niet. Passieve mediaconsumptie kenden we niet eens. Zondagochtend waren de kinderen de baas over het tv-toestel. 

 

heden

Laatst zag ik de film van Belle en het Beest met echte acteurs. Belle werd gespeeld door niemand minder dan Emma Watson. Ze bracht me weer terug naar een zondagochtend uit mijn jeugd. Het verbaasde me hoe levendig mijn herinneringen aan de tekenfilm nog waren. Gaston die erg try hard speelde om Belle voor zich te winnen en natuurlijk Chip, het kleine theekopje dat samen met zijn moeder (een theepot) aan het eind van de film weer terug veranderde in een echte jongen. Tot de hedendaagse Disney-productie reken ik (teken)films als bijvoorbeeld Frozen en Moana. Films die het wellicht nooit in zich hebben om uit te groeien tot ware Disney-klassiekers. Ze zullen nooit de beleving met zich meebrengen zoals echte tekenfilms als The Lion King, de Kleine Zeemeermin, Aladdin en Assepoester dat konden. Frozen en Moana slaan dan wel aan bij het grote publiek, maar ze zijn als een omelet zonder zout. 

 

toekomst

De computerproducties, zoals die het Disney-oeuvre van de toekomst omvatten, zullen op esthetisch vlak vele oogbollen strelen, maar inhoudelijk weinig bijdragen. Producties die je als kind aanschouwde, en waarvan je de achterliggende boodschap pas vele jaren later begrijpt, zullen verstoten worden door algoritmische creaties. Het verschil tussen goed en kwaad was bij de aloude klassiekers overduidelijk. Om je als kind voor te bereiden op de hardheid van de maatschappij werd je als dreumes gevormd door Disney. Zo liet de geest in de fles bij Aladdin je bijvoorbeeld inzien dat assertiviteit ontzettend belangrijk is. De volgende generatie krijgt hier niets van mee. De volgende generatie zal verloren zijn, niet bestand tegen confrontaties met de boze buitenwereld. Onophoudelijk weglopen voor problemen, in plaats van deze met beide handen aan te pakken. Allemaal de schuld van Disney, maar tot tevredenheid van de aandeelhouders die de wereld zien met een kapitalistische bril op. 



het laatste woord

08/02/2018
chicaneren (© Annelies Belemans | dwars)
🖋: 
Auteur

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten ter hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het begrip ‘chicaneren’.

"Ah, het is al zeven uur”, zeg je wanneer je geheel toevallig even op de klok kijkt. "Nee, het is nog maar zes uur negenenvijftig", komt meteen de geïrriteerde reactie van de chicaneur die je toevallig deze opmerking hoorde maken. Je rolt met je ogen en wanneer het nog geen twintig seconden later effectief zeven uur is, zeg je opnieuw: "Ah, het is al zeven uur", terwijl je de chicaneur strak aankijkt, gewoon, omdat het kan.

In het Engels plukken ze naar neten. In het Nederlands ga je komma’s neuken, muggen ziften, haar kloven, zoeken naar spijkers op laag water, doe je aan insectencopulatie of, indien dat alles wat te vulgair voor je is en je het chic wil houden, chicaneer je.

Zoals bij bijna alle chique woorden het geval is, komt ook dit woord uit het Frans. Het Franse chicaner (= vitten) meer bepaald. Waar het Franse woord vandaan komt is niet helemaal zeker, maar vermoedelijk komt het van ricaner, wat ‘kwaadaardig lachen’ betekent, en chic, wat destijds 'handig' betekende. Volgens die herkomst ben je dus eigenlijk kwaadaardig aan het lachen op een handige manier wanneer je chicaneert. Dan toch maar liever mieren neuken of muggen ziften?

Verder heeft het woord 'chicaneren' nog voor enkele leuke afleidingen gezorgd. Buiten dan de chicaneur die je erop wijst dat het een voor zeven is en niet zeven uur stipt, dankjewel, is er ook nog de meer verbasterde vorm 'sikkeneur'. De sikkeneur is eveneens een mopperkont die aast op de kleinste foutjes waar hij je op kan betrappen om vervolgens genadeloos toe te slaan met een "Ah, nee, eigenlijk is het zo …" of “Hmm, dat klopt niet helemaal.” De stap van sikkeneur naar sikkeneurig is dan niet meer al te groot.

Zo, bij deze zijn jullie allemaal gewapend met een nieuwe manier om te gaan chicaneren. Wanneer een vriend je er weer eens van beschuldigt dat je aan het mierenneuken bent, kan je hen voortaan erop wijzen dat "nee, ik ben niet aan het mierenneuken, ik ben aan het chicaneren. Dat is chiquer."



tegendraadse cinema toen en nu

05/02/2018
🖋: 
Auteur

Terwijl nieuwe Netflix Originals talloze bingewatchers opzadelen met een alsmaar drukker weekschema, zijn vraag en aanbod zodanig op elkaar afgestemd dat het woord 'bioscoop' niet eens meer hoeft te vallen. In zo'n tijden loont de zoektocht naar een ander verhaal, een verhaal waarmee we de grenzen van het welbekende Hollywood kunnen verkennen. We gaan terug in de tijd, op zoek naar films die uitdaging brachten, tegen de stroming ingingen. Twee cinefielen vertellen wat dwarse cinema voor hen betekent. Waarom zijn juist deze films het bekijken waard?

Het ligt in eerste instantie voor de hand te stellen dat we ons voor het vinden van goede dwarse films in ieder geval buiten Hollywood moeten begeven. Eigenzinnige cinema floreert immers het beste als er ruimte is voor creativiteit, voor de verwerping van bestaande conventies. Of niet? Sam Roggen, mandaatassistent Film en Visuele Cultuur aan de Universiteit Antwerpen, zoekt en vindt zijn voorbeelden van onconventionele, tegendraadse cinema juist ook binnen Hollywood. Hij legt uit hoe jonge filmmakers in de loop van de jaren veertig en vijftig konden gaan experimenteren binnen de grenzen van een vastomlijnd studiosysteem. Zij leerden het vak door toe te werken naar de beheersing van een specifiek genre (bijvoorbeeld de western of de roadmovie). Later kregen ze dan de kans om een duidelijke eigen stempel op hun werk te drukken.

 

spelen met het systeem

Vooruitstrevende regisseurs werden daarin doorgaans beperkt door de zelfcensuur van de zogeheten Production Code. Die code is misschien wel de voornaamste reden waarom veel oudere films vandaag de dag door sommige mensen als saai worden bestempeld; seks was een groot taboe, godslaster was uit den boze en excessief alcohol- of druggebruik werd nooit getoond. Roggen: "Er was zelfs een lijst van woorden die niet mochten voorkomen. Slimme regisseurs wisten echter wel vanalles  te suggereren". Een goed voorbeeld is de film The Man with the Golden Arm (1955) van Otto Preminger. "In deze film zie je Frank Sinatra zoals je hem nog nooit zag. Sinatra speelt een heroïneverslaafde, en alhoewel dat woord op zichzelf nooit valt, zie je aan alles duidelijk dat het daarom gaat".

Ook Rebel without a Cause (uit hetzelfde jaar) speelde met thema’s die gevoelig lagen binnen de Amerikaanse samenleving. "Doorheen de figuur van James Dean (die voor het uitbrengen van de film een auto-ongeluk kreeg) werd een existentiële angst en verwarring gecommuniceerd die op dat moment heerste onder Amerikaanse tieners. In de film zoeken zij bewust het gevaar op om te voelen en ervaren dat ze leven’’. In één van de meest sprekende scènes van de film staren jonge mensen in het planetarium van Los Angeles naar de immense sterrenhemel. Nietigheid en grootsheid ontmoeten elkaar op de vooravond van een zo roekeloos gezochte lotsbestemming. Kijkers van recent Oscarmateriaal herkennen de prachtige locatie: in La La Land dansen Ryan Gosling en Emma Stone onder dezelfde sterrenhemel die de jongeren in Rebel without a Cause nog met zoveel ontzag gadesloegen.

 

vluchten uit het systeem

In de jaren vijftig werd de revolutie geïmpliceerd, in de jaren zestig werd ze tastbaar: 1967 staat bekend als het jaar waarin Hollywood dan eindelijk haar preutse karakter verloor. Onder de Production Code werd een bom gelegd en de films die dat jaar uitkwamen (Bonnie & Clyde, The Graduate) waren gewaagd en speels in hun seksuele moraal. Dat nam echter nog niet weg dat veel vormelijke én inhoudelijke standaarden in stand bleven. Wie vorm en stijl op de voorgrond plaatst of een narratief achterwege laat, neemt vrijwel altijd een (financieel) risico. Probeer de juiste geldschieters maar eens te vinden, wanneer de grotere studio’s niet bereid zijn jouw film te produceren …

 

Elke scène heeft een doel op zich, en dat is de waarheid van het personage overdragen.

 

John Cassavates (1929-1989) maakte dan ook de pionierskeuze om buiten het Hollywoodsysteem te stappen, no matter the cost. Vik Verplanken, filmstudent aan de Universiteit Antwerpen, is een groot fan van de Amerikaanse regisseur: "Zijn films zijn heel erg in het moment, en gaan over de dagelijkse beslommeringen van onaangename of psychologisch getroebleerde personages." Cassavetes graaft echter steeds zo diep in hun psyche dat hij toch altijd empathie weet uit te lokken bij de kijker, aldus Vik. Daarom zijn zijn films soms moeilijk verteerbaar, maar ook bijzonder verrijkend. Vik noemt Faces (1968) als zijn absolute favoriet: "Dit is misschien wel de meest representatieve film binnen het oeuvre van Cassavetes. Geen gestroomlijnde plots of gekunstelde personages, maar heel rauwe cinema over de menselijke conditie".

In hedendaagse films en series zien we deze op zichzelf onsympathieke personages regelmatig terug. Neem bijvoorbeeld Game of Thrones, een serie waarin de doorgaans drinkende dwerg Tyrion de held van vele volgers is geworden. Toch is hier nog iets anders aan de hand, stelt Vik: "Ondanks Tyrions rol als outsider wordt er toch nog een soort verheerlijking op hem geprojecteerd. Hij is wel een dwerg, een verstoteling, maar hij is ook grappig, intelligent en heroïsch. Bij Cassavetes krijg je echter empathie voor personages die die compenserende kwaliteiten niet bezitten". 

 

het systeem voorbij

De stroom aan onafhankelijke films is in de loop van de twintigste eeuw alleen maar toegenomen. Er is niet alleen een publiek voor films die 'anders' of gewaagder zijn, positieve technologische ontwikkelingen helpen filmmakers ook om met minimale middelen tot een succesvol product te komen. The Blair Witch Project (1999) werd geschoten met spotgoedkope handheld-camera's, maar leverde enorm veel geld op; een enorme internethype had veel bioscoopgangers namelijk doen geloven dat het lugubere verhaal van de film toch geen verzinsel was.

 

The sky is the limit in films die een wereld vol elfen, orks en feeën presenteren als 'gewone' actiepulp.

 

Op die manier raakten én raken Hollywood en de onafhankelijke industrie in toenemende mate met elkaar vervlochten, alhoewel iedere pessimist je zal kunnen vertellen dat we uiteindelijk allemaal zwichten onder de macht van het systeem. The sky is the limit in films, zoals Netflix-troef Bright, die een wereld vol elfen, orks en feeën presenteren als 'gewone' actiepulp. Via een andere route komt ook Sam Roggen richting het einde van ons gesprek op dat onderwerp. Juist klassieke filmmakers, regisseurs die het verhaal centraal stellen, zijn vandaag de dag zeldzaam. Roggen: ''Heel veel van die Hollywoodfilmmakers hebben alles gezien, maar weten niet hoe ze een scène moeten filmen waarin vier mensen om een tafel zitten''.

 

Less is more wanneer alles ten dienste staat van het verhaal. Voor die wereld kiezen we steeds minder vaak: Wes Anderson (Moonrise Kingdom), die zeer zelfbewust regisseert en zijn films vult met talloze verwijzingen, is ontegenzeggelijk populairder en bekender dan James Gray (The Lost City of Z). Glimlachend komt Roggen er dan ook op dat zijn voorbeelden van onconventionele cinema tegelijk ook conventioneel zijn. Leven we dan eigenlijk gewoon in een tijd van dwarse cinema? Als dat zo is, loont het extra om zo nu en dan eens terug te kijken.



02/02/2018
prof profile: Paolo Favero (© Ali Zaidi | dwars)
Bron/externe fotograaf

Ali Zaidi

🖋: 

The Prof Profile shows professors like you’ve never seen them before, as people. dwars asks the questions that have been bugging students for years; “What does your lecturer eat for breakfast”, for example. Paolo S.H. Favero will be at the receiving end of this month’s cross-examining. He is a visual anthropologist, specialised in documentaries and teaches core courses in the master Film Studies and Visual Culture. He was born in Italy, lived in Scandinavia and travels all over the world.

If you could work together with another director on a film or documentary, who would that be?

Robert Garner, the author of the best documentary on India that was ever made, according to me: Forest of Bliss. It is a must-see for everybody. However, Gardner is dead, so I can imagine that the best thing I could do some day is to make a film imagining what he would do.

 

What technological invention changed film, according to you?

I would think that the arrival of lightweight cameras and LCD screens, followed by wearable cameras (such as action cams, GoPros, etc.) really have added something to established ways of making documentaries. With lightweight cameras, filming could enter spaces previously unavailable, making especially ethnographic films available to more people. With the LCD screen, a third eye got introduced into a filming setting (the eye of the filmmaker no longer coincided with the viewfinder of the camera and a new triangle of gazes was born). Finally, with action cams the body of the user becomes the viewfinder, making us rethink ideas of framing, composition, movement, etc.

 

When do you feel most creative?

In the earliest hours of the day, when the light has not yet taken control of the spaces in which we live. In the silence of a city that yet has to wake up, accompanied tea and some background music I generally find my way to write and work on images at the best of my capacity. However, ideas also often come to me in an entirely different situation: in the shower after a run. In those moments, new insights pop up into your mind that seem so obvious that you wonder why you never thought of them before. 

 

What do you eat for breakfast?

I always start with some lukewarm water and then tea, the rest is never the same, sometimes sweet, sometimes salty … Sometimes I do not eat at all. Coffee generally comes once I reach the office.

 

What was your first job?

As my first student job, I taught guitar to elementary school kids, in a school run by nuns! I loved it.

 

Do you feel that this experience in any way adds to your teaching at University?

I guess that kids taught me that the best way to teach is by showing things, not really by teaching. Be playful, contradictory and especially allow students to question you regardless of their age. (I hope I live up to this ideal.)

 

What kind of music do you listen to?

Everything from Indian and Western classical music to jazz, psy-trance and electronic. I love Radiohead and Bon Iver.

 

You have been to many countries, how would you describe the countries you lived in with a few words?

Italy – beautiful deceiver.

India – beautiful deceiver number two with much more people and a scent of heaven on top of it.

Sweden – my safe haven.

Belgium – a common-sense, but indeed surreal country, much warmer and welcoming however than most Europeans think.

 

You have lived in four countries, was this for work or just because you yourself wanted the experience?

I am a child of migration, so displacement is a feeling I have learned to befriend since I was a child. My roaming is a result of that, but also of my curiosity and indeed of my professional choices.

 

Which of the world kitchens is your favourite, and what is your favourite meal?

Indian! Indian kababs (chopped pieces of meat marinated in spices and yoghurt)! Funny enough, I was a vegetarian for many years and I rarely eat meat otherwise.

 

Who was the most interesting person you ever met?

Tough one. I guess I have always been attracted more by those I have never met. My grandfathers fascinate me deeply because I never met them (the Swedish one died 6 years before my birth and the Italian one 11 months after my birth). I carry the ring of the former and I recently found a ring belonging to the latter too. I only have a picture of me with the latter, the Italian one. Yet he has his back turned to the camera. An uncanny posture that always fascinated me.

 

Do you have any tattoos?

I do. Many nature made and a future one that I promised to make for a special ritualistic occasion.

 

What do you do to relieve stress (from work)? You have already mentioned you go for a run, something else?

I meditate every second morning and I run every other day. I also love my beer and wine after a day of work. In a way, I guess I am a bit paradoxical. I build the temple in the morning and destroy it by night.

 

How do you handle tight deadlines? Students might learn from your tips.

By taking them one by one. Mountaineers teach you that when you climb or hike you should never look at the top of the mountain (your end goal) but only at the top of your toes (a step at the time).



de stad mag gerust op mij schrijven, tekenen en krabbelen

25/01/2018
Maud Vanhauwaert (© Lauren Quataert | dwars)
Bron/externe fotograaf

Lauren Quataert

🖋: 

Reeds 15 jaar heeft Antwerpen een stadsdichter onder zijn vleugels die de stad vult met poëzie. En dat gebeurde de afgelopen jaren soms letterlijk: denk maar aan het grote gedicht van Tom Lanoye dat een tijdlang de hele Boerentoren in beslag nam of aan de voetgangerstunnel die als papier fungeerde voor het meterslange gedicht van Joke Van Leeuwen. Dit jaar geeft Maarten Inghels de fakkel voor twee jaar door aan Maud Vanhauwaert.

Het is een grijze januaridag op de Meir in Antwerpen. Dat het niet zomaar een doorsnee donderdag is, besef ik meteen wanneer een groep jongeren, volledig in het zwart gehuld, ons aanmaant om hen te volgen. Ze leiden ons naar twee stoelen die tegenover elkaar staan. Wat onwennig nemen we plaats en krijgen een hoofdtelefoon op onze oren gezet. Vervolgens plaatsen de zwarte mannetjes een wit scherm rond ons en krijgen we ook nog eens een blinddoek omgebonden. Ssst, fluistert een van mannetjes nog in mijn oor. Vervolgens is het volledig stil: ik hoor en zie niks meer, terwijl ik midden in de stad zit. Na een minuut gaan de blinddoek en hoofdtelefoon af, wordt het scherm van rond ons weggehaald en zitten we weer gewoon op twee stoelen op de Meir. We krijgen nog een gedicht van Peter Verhelst in onze handen geduwd en plots zijn de mannetjes verdwenen. Dit bevreemdende tafereel maak je natuurlijk niet elke dag mee wanneer je over de Meir flaneert. Maar het is dan ook geen doorsnee dag, zoals gezegd. Het is namelijk nationale Gedichtendag en deze performance, waar wij net deel van uitmaakten, maakt deel uit van een heleboel leuke acties die vandaag gehouden worden in het teken van deze dag.

 

afscheid en een nieuw huwelijk

Om de twee jaar vindt er op Gedichtendag in Antwerpen nog een andere speciale gebeurtenis plaats: een magisch huwelijk en een pijnlijk afscheid, want vandaag geeft de stadsdichter van dienst de fakkel door aan zijn of haar opvolger. Dit jaar nemen we afscheid van Maarten Inghels, die de afgelopen twee jaar het ambt van stadsdichter heeft bekleed. In de prachtige spiegelzaal in het Paleis op de Meir brengt hij nog een laatste gedicht vooraleer hij voorgoed afscheid neemt van de stad en zijn ambt. Met een luide knal sluit hij zijn stadsdichterschap af – letterlijk – want hij schiet met een partypopper een regen aan letters de zaal in. Going out with a bang. De stad kiest naar traditie tweejaarlijks een kersverse nieuwe stadsdichter en dit jaar valt deze eer Maud Vanhauwaert te beurt. Plechtig ondertekent ze de huwelijksakte tussen zichzelf en de stad.

 

van Tom Lanoye tot Maud Vanhauwaert

Het Antwerps stadsdichterschap kent ondertussen al een lange traditie. Tom Lanoye was hiervan de pionier in België wanneer hij in 2003 een literaire relatie aanging met de stad Antwerpen. De taakomschrijving van deze nobele job luidt volgens Antwerpen Boekenstad als volgt: de taak van de stadsdichter bestaat erin om gedurende 24 maanden minimum 12 gedichten te schrijven over wat er reilt en zeilt in Antwerpen. Over grootse gebeurtenissen of kleine voorvallen. Over wat hem treft in het dagelijkse Antwerpse leven. Tom Lanoye heeft meteen de koe bij de horens gevat en is grootschalig en bombastisch te werk gegaan: van broodzakken tot de bekleding van de Boerentoren, de toon was meteen gezet. De stad zou mee onderdeel worden van de literaire creaties van de dichter, hoe groter en opvallender, hoe liever. Maud Vanhauwaert lijkt net helemaal het tegenovergestelde te willen doen, zo blijkt al meteen uit haar eerste stadsgedicht Witruimte

 

Ik had graag een grote opblaasbare Bart De Wever gemaakt 

 

Witruimte: Mauds eerste creatie 

Witruimte, de eerste creatie van de kersverse stadsdichter Maud Vanhauwaert, werd vandaag op Gedichtendag voor de allereerste keer aan het publiek getoond. Een hele rij mannetjes, volledig gehuld in een strak wit pak dat zelfs het gezicht bedekt, komt opdraven met in de handen witte borden die ze omhooghouden. Op deze borden valt niks te lezen, we zien enkel een wit vlak. De mannetjes blijven zo ongeveer een minuut staan terwijl de toeschouwers in stilte dit eerste gedicht aanschouwen. Vervolgens verdwijnen ze weer in alle stilte. “Zo,” zegt Maud, “dat was mijn eerste gedicht als stadsdichter”. Het zijn geen woorden, zoals we wel al doorhadden, want daar zijn er genoeg van, vindt ze. Er wordt volgens haar al te veel gezegd, en zeker door de Antwerpenaar. Ze illustreert dit aan de hand van de streepjes rond de ‘A’, het logo van de stad Antwerpen. “Dat lijken wel speekseldruppels van Van der Neffe, de racistische, kleinburgerlijke buurman van het strippersonage Kiekeboe”. Hoewel ze waarschijnlijk Fernand Goegebuer bedoelt, de immer vrolijke andere buurman van Kiekeboe die heel de tijd spuugt als hij praat, en niet Van der Neffe, die andere buurman (sorry, ik ben een trouwe Kiekeboe-lezer), is haar punt duidelijk. Ze is bang voor de groeiende en allesoverheersende macht van het woord die de wereld en daarmee ook de stad Antwerpen in haar greep heeft. De Antwerpenaren hebben volgens Maud nood aan witruimte. Ze wil de stad leegte geven. Daarbij benadrukt ze wel dat leegte iets anders is dan ‘niets’. Leegte is volgens haar een gekaderd niets: van een oningevulde agenda tot al dat waar geen woorden voor bestaan. Zelf is ze ook een witruimte. Ze ziet zichzelf namelijk als een ongeschreven blad, waar de stad gerust op mag schrijven, tekenen en krabbelen. Met Witruimte heeft Maud Vanhauwaert ons en de hele stad geprikkeld voor wat er de komende twee jaar nog zal komen.

 

een opblaasbare Bart De Wever

Verder zet ze nog uiteen dat ze de spotlight zal richten op onbelichte hoeken. Als we de taakomschrijving van stadsdichter er even terug bijnemen zal ze zich dus eerder richten op de kleine voorvallen dan de grootse gebeurtenissen. Bij grootste gebeurtenissen denk ik in Antwerpen meteen aan de komende verkiezingen waarbij een nieuwe burgemeester zal verkozen worden. Maar daarover zal in Mauds werk de komende twee jaar niks terug te vinden zijn. Ze houdt zich liever niet bezig met politiek, zegt ze zelf. Hoewel ze al een geweldig idee had om iets met een opblaasbare Bart De Wever te doen: “Ik had graag een grote opblaasbare Bart De Wever gemaakt die telkens helemaal zou opblazen en vervolgens weer leeglopen. Dit zou voor mij een metafoor betekenen voor grootheidswaanzin of zaken die worden opgeblazen of zo. Maar mijn vriendin heeft mij er wijselijk op gewezen dat deze creatie gewoon te veel politiek zou uitstralen”. Helaas dus geen gigantische opblaasbare Bart De Wever, maar ze stelt ons gerust dat ze al veel fratsen voor ons in petto heeft.

 

De stad mag gerust op mij schrijven, tekenen en krabbelen

 

een laatste verrassing

Net voordat we de prachtige spiegelzaal verlaten, wacht ons nog een verrassing. Wanneer we onze jassen terugkrijgen uit de vestiaire, ontdekken we namelijk een zakdoek in onze mouw. Een zakdoek met daarop een gedicht van Maarten Inghels, sinds enkele minuten stadsdichter af. Met deze actie is hij twee jaar geleden ook zijn stadsdichterschap begonnen en hij blijkt zo ook dit hoofdstuk af te sluiten. Met dit leuke cadeautje in de hand nemen we afscheid van Maarten Inghels en kijken we reikhalzend uit naar wat Maud Vanhauwaert de komende twee jaar allemaal gaat uitsteken. Benieuwd naar het werk van onze nieuwe stadsdichter? Houd dan de komende twee jaar je oren en ogen goed open, want het beloven twee verrassende jaren te worden.

 



13/01/2018
🖋: 

Vaarwater voor kanker
Vuurzee voor vruchtbaarheid
Poserpeuken en stoerstokjes
Gele tanden bruine tanden
Koude en stinkende handen
Het inademen van de dood is uit
Het uitademen van vergane spijt weg
Als een cyberdief leegde je mijn rekening 
Goor branden in mijn krakende keel
Rochelen en hoesten
Jij zal mij niet langer verwoesten

Vaarwel 
 



de dwarsdoorsnede

13/01/2018
🖋: 

De transitie van tent naar hoofdpodium had het optreden op Rock Werchter nog gefnuikt, maar in een tot de nok gevuld Vorst Nationaal liet alt-J duidelijk zien dat setting en publiek wel degelijk verlengstukken zijn van een performance.

Alt-J zag het levenslicht op de universiteit van Leeds waar Joe Newman, Gwil Sainsbury, Gus Unger-Hamilton en Thom Green elkaar ontmoetten en de band met als embleem het driehoekje oprichtten. Als we parallellen willen trekken naar iconische bands die gevormd werden op universiteiten in Engeland komt Radiohead al meteen om het hoekje piepen. Na hun ijzersterke debuutalbum An Awesome Wave, bekroond met de Mercury Prize, werd de link naar Radiohead des te sterker. Alt-J produceert gecompliceerde multi-instrumentale muziek zonder easy listening-aspecten. De akkoorden en ritmes zijn moeilijk en variëren meermaals in eenzelfde nummer. Toch is hun muziek licht te verteren en aangenaam om te horen, waar Radiohead muziek maakt die meer moeite van de luisteraar vergt. Het aparte stemgeluid van frontman Joe Newman klinkt schril, maar past perfect bij de stijl en alternatieve sfeer die alt-J oproept. Eigenlijk kan ik de uitgeworpen lijn naar Radiohead perfect vatten: experimentele muziek met klassieke en elektronische invloeden en heel specifieke zang in een gevlochten harmonie die soms te complex lijkt, maar verrassend luchtig uitpakt. 

 

Het grote verschil ligt hem in de live-belevenis. Alt-J heeft een pakketje nummers met duistere en diepzinnige teksten, maar brengt over het algemeen een heel dansbare en vrolijke ervaring over. Van openingsnummer Deadcrush tot Breezeblocks heb ik meer de neiging om te bewegen dan de lichtheid en vergankelijkheid van het bestaan te overpeinzen. Experimenteel komt de setlist ook niet over. Elk nummer dat verwacht werd is de revue gepasseerd. De set is een continuüm, wat de publieke sfeer wel weer ten goede komt. Al wil dit niet zeggen dat er geen plaats is voor enkele subtiele, maar geniale experimentele insteekjes. Zo speelde alt-J in hun bisgedeelte achtereenvolgens Intro van hun tweede album This Is All Yours, Intro van An Awesome Wave en 3WW, wat we kunnen beschouwen als de intro van Relaxer, hun derde album. Dit is prachtig gedaan, elke intro heeft een totaal andere stijl en instrumentarium en toch vormden ze één perfect passend blok. Een enkel minpuntje schiet me dan wel te binnen: het prachtige Bloodflood Part I heeft in This Is All Yours een minstens even mooi vervolg gekregen, maar dat is niet aan bod gekomen.

 

Waar het hoofdpodium op Werchter de intimiteit toch deels de kop indrukte, bewees alt-J nu in Vorst dat de band het best tot zijn recht komt in een meer intieme kring. Vorst is dan eigenlijk nog te groot en irritant, met altijd wel ergens een zatte imbeciel die niet beseft dat het niet echt helpt om op gevoelige nummers een voetbalhymne mee te brullen. Hoe groot alt-J onderhand al niet geworden is, wilt men alt-J ten volste alt-J laten zijn, zet ze dan ergens waar het klein, warm en intiem is.