how Erasmus students perceive the teaching methods at the University of Antwerp

17/05/2017
🖋: 
Auteur extern

Flavia Cervelli


The Erasmus Programme is 30 years old and each year an increasing number of students decide to study at least one semester abroad. University systems and teaching methods still remain very different between countries, depending on cultural traditions and professors’ education. A new method is one of the many difficulties students face when following the Erasmus Programme, because you suddenly have to change your approach to classes and studies. As an Erasmus student myself, I decided to meet some colleagues who study different subjects in different countries and ask them about their experiences with the teaching methods of their professors at the University of Antwerp. Are they swayed by the new didactics or do they prefer those from home?

When I met Marion, a 21 year old French girl who studies in Strasbourg, the first thing she told me was Antwerp professors present lectures in a typical ‘frontal classes’ way, which is similar to her home university. She does believe her professors at UAntwerpen are closer to their students and always ready to explain something when students didn’t understand it during the lecture.

 

“Once, during the break, I was going to ‘Agora’ to get a coffee with a friend and the professor was going there too. We went together and she asked us if everything was clear and whether we wanted something to be explained again” she says. In Antwerp it’s possible to ask questions after class or during the break, and this wasn’t the only time she drank coffee with a professor. “Last semester I had a question about the last lecture and I asked the professor at the end of class. She invited me to grab a coffee together so she could explain it again.”

 

She is attending a Business School in France, where lectures are more practical than here. “Something I miss” she adds.

 

 

Iza is a 22 year old girl who studies International Relations in Poland. For her courses at UAntwerpen she gets permanent evaluation. That means a lot of participation in class, oral presentations, group projects, and weekly papers, which she is not used to. “It is a completely different way of teaching compared to my home university” she says. She too thinks professors are more friendly over here and believes she might have found the reason: “Because classes are seminars in small groups, professors are more involved and students are more active too.” She tells me about an interesting school trip to The Hague organized by her professor. “It was really exciting and that never happened to me in Poland” she says.

 

“Back home, we always discuss current affairs. Here we have a lot of discussions as well, but they are all related to the lectures.” Furthermore she finds that lectures here are plenty of theory, which isn’t bad as “you have a broader knowledge of arguments, you do not get stuck in the details.” She found it really helpful that professors provide students with some course readers with all the academic articles used in the lectures, so she didn’t have to search for all of them.

 

 

The third student I met is Edoardo. As a 23 year old law student from Bologna, he also appreciates the interactive approach of the lectures. “What I really like about the courses I am attending here is that you have the possibility to give your opinion in class and discuss a topic with others. I consider it really useful because it gives you the opportunity to understand the other’s point of view.” He notices professors are really interested in what students say and they constantly quiz them about what they think. He likes giving presentations and writing papers as it is a useful exercise for his future career. “Law students, who will probably become lawyers or judges, are supposed to be able to write legal acts. I never had the possibility to practice that. Teaching here is really more practical than the way I am used to in Italy.”

 

 

Katerina is a 23 year old who studies Biology in Greece. She explains that it is hard for her to compare teaching methods, because she is still doing her Bachelor's but is nevertheless attending master courses here. “In some courses it is easier to participate in class, because there aren’t that many students. All professors are really clear in explaining everything. It is also rather difficult for me to give presentations and write papers, but I believe it's normal to expect master students to do so”, she says. Her professors in Greece are really good, have great knowledge and are renowned researchers, but they tend to keep students at a distance. The professors she met here, on the other hand, are more friendly. They have been very helpful and they completely understood her difficult situation as an exchange bachelor's student.

 

 

Even though they all find that the teaching methods used at the University of Antwerp are usually different from the ones in their own universities, all exchange students I spoke were very enthusiastic about the courses they chose. Everyone considers their professors to be really friendly. What they appreciate most is the possibility to actively participate in class, express their point of view, or just ask questions. After all, isn’t learning from each other what Erasmus is all about?



tussen wal en schip

17/05/2017
🖋: 

In Noord-Brabant zei iedereen vier jaar geleden tegen me dat het wel zou meevallen in Antwerpen. Zo’n grote cultuurshock zou het niet zijn, want je bent als Brabander toch een soort ‘reserve-Belg’. Nu weet ik dat dat een leugen was. Want ik kan me sinds kort eigenlijk pas echt een reserve-Belg noemen.

Het verschil tussen Brabanders en Vlamingen bestaat wel degelijk. Qua gewoontes, maar ook qua taal. Onze zachte ‘g’ mag dan een verbindende, herkenbare factor zijn, als je zegt dat je naar het station gaat lopen en mensen je vragen of je dan soms haast hebt, wordt die utopische bubbel snel doorprikt.

 

Ik ben ondertussen een soort hybride. In de auto met mijn moeder werd ik laatst gebeld door een Vlaams nummer. Mijn moeder wist niet wat ze hoorde. Want zoals sommige mensen een ‘telefoon stem’ hebben, heb ik kennelijk een ‘Belgen stem’, speciaal voor als ik met Belgen praat.

 

aan het station

En nee, dan heb ik het absoluut niet over woorden zoals “amai” of “allee”, want als ik die gebruik voelt het alsof ik een wanhopige, goedkope imitatie van een Vlaming doe. Het verschil vind je juist in kleine dingen zoals voorzetsels.

 

Zinnen als “mijn fiets staat aan het station”, “we gaan op café” en “ik zit op de bus” leiden ertoe dat ik onlangs in mijn geboorteprovincie werd gevraagd waar ik in godsnaam vandaan kwam.

 

pinnen

Maar natuurlijk zijn de meest opvallende kenmerken van mijn status als reserve-Belg te vinden in mijn woordkeuze. Als ik vrienden van mijn ouders vertel dat ik op kot zit in Antwerpen, voeg ik snel toe: “Oh nee, op kamers natuurlijk.” In een Nederlandse winkel stikte ik onlangs bijna in mijn woorden toen ik “met de kaart betalen” wilde zeggen in plaats van “pinnen”. Dat is trouwens een zin die ik steeds minder uitspreek. Want waar je in Nederland overal kan “pinnen”, heb ik in België altijd contant geld op zak, just in case.

 

Uiteraard is “een biertje drinken” “een pintje pakken” geworden. Maar volgens mij opperde ik laatst ook dat ik “fier” was op iets of iemand, dat “stoefen” soms best mag, en dat dat feestje vorige week toch echt wel “zot” was. De ultieme test om er tóch achter te komen of iemand Nederlands of Vlaams is, is trouwens “steen papier schaar”, of “schaar steen papier”. En “vast en zeker” en “zeker en vast” passen ook in dat rijtje. Want welke is het nou?

 

ik ga gaan

Ook de werkwoorden zijn niet veilig van mijn vervlaamsing. In mijn eerste jaar in Antwerpen zei ik nog dat ik ’s ochtends ging “hardlopen”. Als een medestudent dan hardop bevestigde dat ik Nederlands was – “Oh ja, zo zeggen jullie Hollanders dat” – dacht ik grinnikend “dat ik ga ik nooit veranderen.” Maar nu ga ook ik “stappend” of “wandelend” naar het station en zal ik “lopen” in plaats van “rennen” als ik bijna te laat ben. En zelfs die ene constructie die me vroeger de slappe lach bezorgde, kwam laatst plots uit mijn mond. “Zeg, ik ga denk ik maar eens gaan.”

 

Twee jaar geen Koningsdag vieren, uit volle borst meezingen met Allemaal en af en toe met Belgische vrienden (slechte) imitaties van Hollanders uitvoeren? Het is officieel. Ik ben een landverrader.



Red Star Line Museum werkt samen met jonge vluchtelingen

12/05/2017
Red Star Line Museum (© Lien Vloeyberghs)
Bron/externe fotograaf

Lien Vloeyberghs

🖋: 

Eind januari stelden zeven jonge vluchtelingen hun verhaal voor in het Antwerpse Red Star Line Museum. Het toonmoment dat bedoeld was als eindpunt van een intens project, krijgt nu een vervolg. Op 14 mei nemen de deelnemers van het Me, Myself and Belgium-project opnieuw de tentoonstellingsruimten in. Nadia Babazia vertelt over een unieke samenwerking en over de verbindende kracht van verhalen. “In het verhaal van mensen die honderd jaar geleden naar Amerika vertrokken, zit ook een reflectie over vandaag.”

Het Red Star Line Museum is een symbolische plek. Wie van ver komt, vindt er erkenning voor zijn achtergrond en staat er tegelijk met twee voeten in onze samenleving. Nadia Babazia, in België geboren uit Marokkaanse ouders, geeft al zeven jaar het museum mee vorm en probeert daar een zeer divers publiek bij te betrekken. Voor Me, Myself and Belgium werkt ze samen met Joba vluchtelingenwerk, een Antwerpse vzw die niet-begeleide vluchtelingen van 17 tot 21 jaar oud op weg helpt in hun land van thuiskomst. Qassim, Ammanulah, Juliette, Khalil, Ahmad, Shurborna en Henos schreven, filmden of fotografeerden zichzelf een plekje in het museum. “Ze zijn hier nieuw, hebben helemaal geen binding met deze maatschappij en deze stad. Hier kunnen ze zich een plek eigen maken.”

 

 

Me, myself & Belgium - Nadia Babazia

Nadia Babazia

Hoe kwamen jullie op het idee voor deze samenwerking?

“Vanuit het museum moeten we relevant blijven. Enerzijds is er het historisch verhaal van de landverhuizers in de late negentiende en vroege twintigste eeuw, maar vandaag wonen er in Antwerpen meer dan 170 nationaliteiten, dat kan je niet negeren. Anderzijds probeer je als museum van nu op verschillende manieren met je publiek samen te werken. Dat betekent meer dan zomaar iemand interviewen, dat verhaal tonen in het museum en die persoon uitnodigen bij de opening van de tentoonstelling. Het betekent dat je echt samen met je bezoekers een product voortbrengt dat zij zich ook eigen maken. De jongeren waar we mee werken zijn niet alleen maar vluchtelingen. Het zijn ook gewoon jongeren in de stad van vandaag, jongeren met hobby’s en met talenten.”

 

 

Op welke manier hebben jullie de jongeren gemotiveerd voor dit project?

“Het is een proces van lange adem, we zijn al bijna een jaar bezig. We hebben heel ‘aanklampend’ gewerkt zoals dat heet. In het begin was het aftasten. De jongeren wisten niet altijd wat ze kwamen doen, maar hun begeleidster Rocìo bleef hen motiveren om mee te gaan. De bijeenkomsten waren altijd redelijk chaotisch, er waren steevast laatkomers. Maar met veel geduld en de wil om er voor te gaan hebben we steeds gewerkt met de mensen die wel aanwezig waren. Keer op keer. En zo is het project blijven groeien.”

 

“Het is sowieso niet eenvoudig om vluchtelingen te bereiken. Of minderheden, of mensen uit een andere sociale klasse. Musea en cultuur staan niet bovenaan hun lijstje. Ze hebben vaak andere zorgen: werk, school, gezondheid … Pas wanneer ze toch het Red Star Line Museum binnen stappen, zien ze wat het voor hen kan betekenen. Hoe cultuur hen net verbinding geeft met hun nieuwe leven en met de talenten die ze hier ontdekken.” Het museum kan een hefboom zijn, maar het blijft altijd zoeken naar manieren om maatschappelijk kwetsbare groepen te bereiken. Dat kan een museum niet alleen. Met tussenpersonen als Rocìo van Joba vzw, lukt het wel. Gaandeweg vinden de vluchtelingen hier hun plek. “Een van de jongens pakte na afloop van het eerste toonmoment de micro en begon te zingen. Dat doe je alleen op een plek waar je je thuis voelt.”

 

Me, myself & Belgium (© Lien Vloeyberghs)

 

 

match tussen de mensen

In het Koninklijke Museum voor Schone Kunsten loopt het project Mijn Verhaal, waarbij anderstalige nieuwkomers hun gedachten en gevoelens bij kunstwerken leren uitdrukken aan de hand van een eenvoudig schema. Het MAS zette enkele jaren geleden migranten in de verf in het kader van vijftig jaar Marokkaanse en Turkse migratie.

 

Zijn de Vlaamse musea stilaan het middenklasseverhaal ontgroeid?

“Ik heb wel het gevoel dat er heel wat beweegt. Het heeft te maken met financiële middelen, met de accenten die je wil leggen, met de mensen die je ter beschikking stelt. Het is de match tussen de mensen die telt. Me, Myself and Belgium zou nooit gelukt zijn met iemand die de klassieke collecties wou tonen.”

 

“Het heeft volgens mij vooral te maken met hoe je je opstelt, hoe je als museum probeert te kijken naar wie je voor je hebt en hoe het voor die persoon zinvol kan zijn. Door te vertrekken van het publiek kan je ook heel veel vertellen over wat je als museum bent. Maar het is inderdaad niet altijd evident om zo buiten de lijntjes te kleuren.”

 

Is de functie van een museum anders voor vluchtelingen?

“Iedereen heeft nood aan cultuur en ontspanning, aan vrije tijd en zelfontplooiing. Dat kan op zoveel verschillende vlakken. In se is dat niet anders voor een middenklassekind dan voor een vluchteling. Het gaat meer om welke stimulansen mogelijkheden ze krijgen en ik vind dat we daar als museum een rol in moeten opnemen. We zijn geen vrijblijvende plek. We hebben op zijn minst de verantwoordelijkheid om mensen die in deze samenleving hun plek zoeken, goed te ontvangen.”

 

Me, myself & Belgium - Nadia Babazia (© Lien Vloeyberghs)

© Lien Vloeyberghs

 

Hoe brengen jullie dat verhaal voor een breder publiek?

“Dat is een van de vele uitdagingen van dit kleinschalige project. We zijn er in geslaagd een connectie te leggen met deze zeven jonge vluchtelingen en met hun verhalen, maar het blijft de vraag hoe je dat kan delen met een breder publiek. Een publiek dat misschien niet in eerste instantie naar Red Star Line komt voor die verhalen.”

 

Heeft het project dan wel iets opgeleverd?

Zeker wel. Het succesvolle eerste toonmoment heeft een zaadje geplant in de hoofden van de betrokkenen. Bij het museum gaat het dan over cocreatief werken, over hoe je verhalen verzamelt en die probeert door te geven aan een breder publiek, met een versterkende rol voor de jongeren. Zij geven hun verhaal niet af, maar blijven er deel van uitmaken. Voor de vluchtelingenwerking heeft het ook wel wat in gang gezet: het blijkt een effectieve manier van hulpverlening, zonder dat die via de klassieke weg verloopt. Hulpverlening die niets te maken heeft met ‘je moet om dat uur op school zijn’.”

 

“We pakken het volgende keer wel iets anders aan. Op 14 mei gaan we de werken al de hele dag in het museum hangen. Vorige keer was dat enkel ’s avonds en voor een kleine groep betrokkenen. Nu wordt het project opengesteld voor andere bezoekers, als eerste kennismaking. Dat is spannend. Op lange termijn willen we hun verhalen op een meer permanente manier zichtbaar maken en de jongeren inzetten als gidsen in het museum. En wat we zeker willen stimuleren is de start van eenzelfde project met een nieuwe groep.”

 

 

de taal van het museum

In het Red Star Line Museum staan er infobordjes in het Nederlands, Frans en Engels. Welke rol speelt taal voor nieuwkomers die het museum bezoeken?

“Taal is belangrijk, maar je houding is nog zoveel belangrijker. Wil je proberen om alles wat je hebt in de strijd te gooien – een beetje Engels, een beetje Frans en een beetje Arabisch – of wil je echt het Nederlands naar voor schuiven? Wij hebben heel afwisselend gewerkt: de meeste jongeren spraken Nederlands en we hebben een aantal dingen in het Engels gedaan. We zijn daar heel flexibel mee omgesprongen. Taal is geen doel op zich, we wilden vooral van mens tot mens kijken. Zeker als het over gevoelens gaat en over wat mensen hebben meegemaakt, moeten ze dat kunnen uitdrukken op de manier die voor hen het beste is. En dan moet je zoeken naar oplossingen voor taalbarrières. Tegelijk is het museum ook een plek om Nederlands te oefenen. Er komen hier veel NT2-scholen, die cursussen Nederlands aanbieden voor volwassenen. De verhalen hier kunnen een hefboom zijn om hun eigen verhaal in het Nederlands te vertellen.”

 

Taal is niet de grootste drempel?

“Als het erop aankomt vormt geld een grotere drempel, maar we krijgen sowieso niet iedereen mee. Met de recente vluchtelingenstroom heb je meer mensen van een hogere klasse, die in hun land van herkomst aan cultuur deelnamen en heel zoekend zijn. Jonge mensen die in hun land film of theater gestudeerd hebben, willen daar opnieuw aansluiting bij vinden. Dat zijn mensen die er zelf naar op zoek gaan. Anderen moeten meer gevoed worden, maar er zijn ook vluchtelingen die totaal niet met cultuur bezig zijn. Je moet dat soms loslaten. Eens ze in het museum zijn, vermoed ik dat ze dat wel leuk zullen vinden, maar je kan hen niet dwingen.”

 

Zijn culturele activiteiten meer dan vrijetijdsbesteding voor deze jongeren?

“De effecten van cultuur zijn serieuzer. De jongeren komen in hun vrije tijd naar het museum, maar als een van hen nadien meer foto’s gaat maken en iemand anders zich informeert om productieassistent te worden, versterkt het hen. Cultuurparticipatie is niet vrijblijvend. Het past in een ruimer traject voor mensen die proberen hun weg te vinden, hun plek op te eisen, mee te draaien in de samenleving. En dat traject is er niet alleen voor jonge vluchtelingen; een oude Syrische man die hier toekomt, heeft ook recht op zijn plek. Al liggen er bij jongeren misschien meer kansen.”

 

 

Me, myself & Belgium (© Lien Vloeyberghs)

© Lien Vloeyberghs


opinie

10/05/2017
concentratiekamp (© Alpha System)
Bron/externe fotograaf

Alpha System

🖋: 

De condition humain is het concentratiekamp. Nergens wordt duidelijker hoe de mens werkelijk in elkaar zit dan op deze plaats waar hij diegenen die hij niet meer als levenswaardig beschouwt, samenbrengt in afwachting van het rituele offer dat hem, de dader, in zijn identiteit moet bevestigen. Niets definieert een ‘ik’ of ‘wij’ makkelijker dan de vernietiging van een ‘jij’ of ‘zij’.

Dat de concentratiegroep steeds bestaat uit een minderheid, is hoogstwaarschijnlijk een kwestie van economie. Het is veel makkelijker om een kleine groep mensen samen te brengen en een grotere groep mensen ervan te overtuigen dat ze het perfect zonder hen kunnen stellen dan het omgekeerde. Daarbij moet ook wel opgemerkt worden dat de minderheid niet te klein mag zijn, omdat het beoogde effect dan verloren gaat. We weten allemaal wat het rechtstreekse gevolg van het schamele offer van Kaïn was. Ook mensen die bij voorbaat niet als zodanig erkend worden, hebben weinig marktwaarde op de offerplaats; niemand schrikt nog op van de zoveelste gestorven vluchteling. Tenzij het om een kind gaat. Maar dit zou dan weer te maken kunnen hebben met een minimum aan onschuld dat we onszelf voor moeten kunnen houden en dat we in vergaste kinderogen menen te herkennen.

 

Een niet mis te verstane basisvoorwaarde voor de validiteit van een offer bestaat er voorts uit dat iedereen de angst moet voelen zelf ook ooit deel uit te kunnen maken van deze groep. Stilte is altijd een belangrijk onderdeel van eender welke religieuze cultus geweest en nergens was zij zo pregnant als in tijden waarin grote offers geplengd werden. Vooral politici geven zich hier gaarne aan over. Reden te meer om zeker niet te twijfelen aan het diepreligieuze aspect van deze gebeurtenis, aangezien politici normaal gezien nogal wat moeite hebben om de stilte te bewaren. Alleen een grote groep mensenlevens die bij de volgende verkiezingen niet stemgerechtigd zijn, durven daar nog wel eens in slagen.

 

Aan de stilte herkent men dus het ware offer. Het is een cliché maar dit soort stilte zegt meer dan duizend woorden. Zij zegt onder andere dat, ondanks onze vermeende superieure cultuur, deze toch alleen maar geldt voor de eersterangs-burgers. Zij zegt dat bepaalde populisten uit zijn op de door islamofobie verkregen stemmen van bepaalde bevolkingsgroepen, maar dat deze bevolkingsgroepen eveneens stilzwijgend hun einde mogen afwachten in de achtertuin van Poetin. Zij zegt dat Kanye West zowaar gelijk had toen hij zei “George Bush doesn’t care about black people”, omdat niemand geïnteresseerd is in zwarte mensen behalve zwarte mensen zelf en voor ‘zwarte’ mag hier eender welk ander minderheidspredicaat ingevuld worden.

 

Toen Jezus naar Golgotha geleid werd, dacht Pontius Pilatus zich er vanaf te kunnen maken door zijn “handen in onschuld te wassen”. Een kleine tweeduizend jaar later weerklonk met de dezelfde onverholen lafhartigheid de instant-classic “Wir haben es nicht gewust”. En we hebben het inderdaad niet geweten en we weten het nu niet en we zullen het nooit geweten hebben omdat we het simpelweg niet willen weten. Auschwitz is voor niets geweest.

 

 

Opiniestukken worden geschreven in eigen naam en de standpunten erin vertegenwoordigen niet noodzakelijk de mening van de redactie. Wil je reageren op dit opiniestuk of zelf een opiniestuk inzenden? Het kan! Stuur ons je stuk door en we nemen zo snel mogelijk contact met je op.



de dwarsdoorsnede

10/05/2017
🖋: 
Auteur

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Deze keer: Coloring Book van Chance the Rapper.

Sinds enkele jaren wint Chance the Rapper steeds meer aan populariteit. In 2011 werd de rapper uit Chicago voor tien dagen van school gestuurd wegens het bezit van marihuana. Tijdens deze dagen begon hij samen met een schoolvriend thuis nummers op te nemen. De mixtape kreeg de toepasselijke naam 10 days. Een echte doorbraak kwam er in 2013 met de release van Acid Rap. Het was echter met zijn derde mixtape Coloring Book dat hij afgelopen februari geschiedenis schreef.

 

In mei vorig jaar kwam Coloring Book online. De muziek van de inmiddels 24-jarige rapper is echter nergens fysiek te koop. Chance zet zijn nummers/albums op zijn eigen YouTube-kanaal en zijn te streamen/downloaden via Spotify en iTunes. Na Acid Rap ging hij met ‘de drie grote platenlabels’ praten (Sony BMG, Universal Music Group en Warner Music Group), maar besefte toen naar eigen zeggen dat zijn sterkte net lag in het feit dat hij alles in eigen beheer deed. Chance is dus niet aangesloten bij een platenlabel en rapt hierover op zijn laatste album. In No Problem waarschuwt hij de platenlabels voor de mogelijke gevolgen als ze nog eens met een contractvoorstel komen opdagen.

 

Zonder de steun van een platenlabel en de daarmee samenhangende promotiecampagnes raakte Coloring Book als eerste only-streaming album ooit in de Billboard 200 lijst met de achtste plek als hoogtepunt. The Recording Academy paste zelfs haar regels aan, waardoor Chance the Rapper genomineerd kon worden voor enkele Grammy’s. Van de zeven nominaties kon hij er maar liefst drie verzilveren. Voor beste rap performance met No Problem, beste nieuwe artiest en beste rapalbum kreeg hij een beeldje. Chance is zo de eerste only-streaming artiest die in de prijzen valt bij The Recording Academy. Tijdens zijn speech zei hij “This one is for every indie artist […] shout out to every independant artist out there!” Hierdoor wordt misschien de weg vrij gemaakt voor (beginnende) artiesten die zonder platenlabel hun muziek de wereld in willen sturen.

 

Coloring Book is een verademing binnen het rap-genre. Na een periode waarin vooral gangsterrap – met artiesten zoals Eminem, Snoop Dogg, Jay Z, Ice Cube … – de bovenhand had, lijkt er de afgelopen jaren een verandering op te treden binnen de rap wereld. Na het succes van artiesten zoals Kendrick Lamar komt nu ook Chance the Rapper op het grote podium. Coloring Book is een gospelalbum waarop gerapt wordt. De soulinvloeden zijn doorheen het hele album te horen en worden kracht bijgezet door het Chicago Children’s Choir die in verscheidene nummers opduiken. In combinatie met zijn poëtisch zeer krachtige teksten en de vrolijke sfeer die doorheen de hele mixtape voelbaar is, is Coloring Book nu al een iconisch album.

 

Chance the Rapper wordt muzikaal bijgestaan door onder meer Lil Wayne, Kanye West, 2 Chainz en Justin Bieber. Hoewel deze allen reeds geruime tijd gevestigde waarden zijn in de muziekindustrie is het toch Chance die zijn eigen ding doet en hen allemaal bij hand neemt en perfect laat samenvloeien. Op het album staat zelfs een nummer met enkel een piano als muzikale begeleiding. Same Drugs is een gewaagde gok, maar wel een die perfect past op het album. Het nummer gaat echter niet over drugs, maar over de veranderde relatie tussen zichzelf en een vriendin. Het nummer zit vol verwijzingen naar de Peter Pan film Hook uit 1991. Zelf zei Chance tijdens een optreden in Nederland over het nummer: “It’s very different than most of my songs. So I was very afraid to put it on my Coloring Book mixtape. But uuhm, it ended up going on there. And Imma perform it, cause I ain’t no bitch.”

 

Same Drugs

Blessings

All Night (Prod. Kaytranada)

 

 

Met Same Drugs en Blessings (reprise) als tragere, poëtische meesterwerken en meer dansbare nummers zoals No Problem, Angels en All Night is Coloring Book een meer dan geslaagd experiment. Het album is de perfecte combinatie van de nieuwe rap en hiphop cultuur aan de ene kant en de rijke geschiedenis van gospel en soul aan de andere kant. De vele aspecten van de geschiedenis van de Afro-Amerikaanse muziekcultuur worden perfect gecombineerd en zorgen voor een nooit eerder gehoorde sound. Dat het een prachtig kleurboek geworden is.



Studentenraad in crisis?

10/05/2017
democratie universiteit (© Queen Mary Students' Union)
🖋: 

Na de presidentsverkiezingen in Amerika en de presidentsverkiezingen in Frankrijk, zijn nu de universiteiten aan de beurt. Gent en Leuven kiezen een nieuwe rector en daarnaast zijn er elk jaar ook de verkiezingen van de studentenvertegenwoordigers. De studenten lijken echter genoeg te hebben van verkiezingen. In Gent kon er na een vierde verkiezingsronde nog steeds geen nieuwe rector worden verkozen. In Brussel moest de kiesperiode voor de verkiezingen van de studentenvertegenwoordigers bovendien worden verlengd. Bovendien is het moeilijk steeds alle mandaten opgevuld te krijgen. Ook in Antwerpen bleven heel wat plaatsen vacant. Is er bij ons dan ook sprake van een democratisch deficit?

Anaïs Walraven, voorzitter van de Studentenraad, legt uit dat het elk jaar moeilijk is om kandidaten te vinden voor de studentenvertegenwoordiging en er dus elk jaar mandaten vacant blijven, vooral voor de plaatsen in de Onderwijscommissies. “Dat is jammer, want dat is juist de plaats waar de stem van studenten het meest gehoord dient te worden. In de commissies vergaderen immers studenten en professoren samen en dus is het hier dat een verschil het snelst kan worden gemaakt”, zegt de voorzitter.

 

Hoe ze dat oplossen? “We vullen die vacante mandaten achteraf op. De Algemene Vergadering van de Studentenraad beslist wie geschikt is op basis van motivatiebrieven.” Dat dit ondemocratisch lijkt, begrijpt Anaïs. Ze betreurt dat studenten steeds minder campagne wensen te voeren voor mandaten als studentenvertegenwoordiger. “Maar als er geen kandidaten kunnen worden gevonden die campagne willen voeren, moet het zo”, zegt ze. “Het is veel belangrijker dat de studenten op elk niveau worden vertegenwoordigd!”

 

individualistisch denken, angst voor proffen of geen oog voor realisaties?

Studenten motiveren om een mandaat op te nemen lijkt een moeilijke oefening. Volgens de voorzitter heeft dat verschillende redenen. “Studenten lijken individualistischer ingesteld dan pakweg twintig jaar geleden, want hun keuze en ruimte voor engagement is niet langer beperkt tot de universiteitsgronden.” Een andere reden is dat studenten soms bang zijn om zich kandidaat te stellen voor posten waar ze rechtstreeks met professoren moeten debatteren. “Studenten zijn vaak bang dat het oneens zijn met een professor in zo’n raad gelijk staat aan een minder resultaat”, vertelt Anaïs.

 

Bovendien lijkt de Studentenraad te kampen met een imagoprobleem. “De studenten zien vaak enkel (negatieve) resultaten”, zegt Anaïs. Het is niet zo dat elke beslissing ook de volledige verantwoordelijkheid is van de Studentenraad. “De studentenvertegenwoordigers vechten soms hard om bepaalde beslissingen tegen te gaan of te herroepen, maar soms lukt dat gewoon niet. Dat zien de studenten niet, en dus krijgen wij vaak de volle laag.” Bovendien krijgen de stuvers vaak de schuld van dingen waar zij niets aan kunnen doen, de hele kwestie met de uurroosters van de faculteit Rechten eerder dit jaar is daar een voorbeeld van. “Dat de servers van de universiteit plat lagen, daar kan de Studentenraad toch niets aan doen? Toch stopte mijn telefoon niet met rinkelen die dag, ik kreeg zelfs kwade ouders aan de lijn die beweerden dat zoiets op andere universiteiten nooit zou gebeuren.”

 

Anaïs Walraven (© Quinten Verlinden | dwars)
Anaïs Walraven (© Quinten Verlinden)

 

Toch verwezenlijken onze studentenvertegenwoordigers ieder academiejaar heel wat. Op centraal niveau zorgden ze er dit jaar voor dat de regels omtrent het verspreiden van het notities milder werden: artikel 5.3.3 van het OER werd afgezwakt. Ook op facultair en departementair niveau veranderde er heel wat onder druk van de stuvers. Bij het departement Geschiedenis bijvoorbeeld, zorgden de studentenvertegenwoordigers voor stageplaatsen en in het departement Ontwerpwetenschappen werd door hun toedoen een externe ombudspersoon aangesteld. Bovendien bepaalden ze op de faculteit Toegepaste Ingenieurswetenschappen mee de curriculumhervormingen en zorgden ze er op de faculteit TEW voor dat de Europese focus van de major Internationaal Ondernemen behouden werd. Op de faculteit Rechten ten slotte, hielden de stuvers de afschaffing van inhaalexamens in eerste zit tegen.

 

Goed, maar waarom zou je jezelf kandidaat stellen en campagne voeren als toch altijd dezelfden winnen? Ook dat is een cirkelredenering, aldus Anaïs: “als er geen andere kandidaten zijn, winnen inderdaad altijd dezelfde mensen. Logisch toch?” Bovendien maken de studentenvertegenwoordigers wel degelijk een verschil, het probleem is dat ze met te weinig gemotiveerde studenten zijn, wat hun capaciteit om te wegen op het bestuur van de universiteit niet ten goede komt. Een vicieuze cirkel dus! “De enige manier om dit tegen te gaan is te stemmen” zegt Anaïs. “En je kandidaat te stellen als stuver. Enkel dan kunnen de studentenvertegenwoordigers een wezenlijk verschil maken op het beleid van de universiteit.”

 

steun van de rector?

Elk semester organiseert de Studentenraad een studentenoverleg zodat ook studenten zonder een mandaat mee kunnen nadenken over de universiteit van de toekomst. Dit jaar gooide het studentenoverlegcomité het over een andere boeg om studenten sterker te betrekken bij hun werking. De verkiezingsresultaten zullen op het studentenoverleg ook worden bekendgemaakt. Anaïs: “Helaas besliste onze rector de dag zelf om niet langer deel te nemen en annuleerde hij meteen alles vanuit de universiteit. Wij vielen dan ook totaal uit de lucht toen we dit slechts vier uur voor de aanvang van het evenement moesten vernemen.” De studentenvertegenwoordigers betreurden deze beslissing dan ook ten zeerste, want ze kregen zelfs de kans niet om hun verkiezingsresultaten bekend te maken.

 

Volgens Anaïs kadert dit helaas binnen een breder gevoel van ongenoegen. “Wij zijn de enige Vlaamse studentenraad die niet beschikt over een eigen lokaal en wiens autonomie soms sterk in het gedrang komt.” Tijdens zijn campagne sprak de rector over het belang van een goede studentenvertegenwoordiging en beloofde hij hen beter te ondersteunen, maar daar lijkt nog niets van in huis te komen. Anaïs: “Net daarom is het zo belangrijk dat studenten zich en masse kandidaat stellen voor een mandaat als stuver. Dit kan studenteninspraak aan de UAntwerpen veel sterker én innovatiever maken. Ik hoop onze rector tijdens het congres in Reykjavik nog te spreken over deze ontwikkelingen. We willen de constructieve samenwerking tussen onze stuvers en universiteit immers behouden.”



cross-sected

03/05/2017
R U Mine
Bron/externe fotograaf

R U Mine

🖋: 

dwars continues to sharpen its already razor-sharp tongue to mercilessly lick the spine of books, movies, series, games, music, theatre, hair products and rubber ducks. And beware, no one is safe for our judgement. This time: the newest party concept in town.

I have just finished working, it's two o'clock on a Tuesday and I'm tired. I'm questioning my whole decision to still go to this party, but here I am. And as I walk through the doors of De Aalmoezenier, I instantly feel at home. That, ladies and gentlemen, is the effect of R U Mine.

 

R U Mine is a quite new party concept organized by Kassa 4. It is the little student brother of the notorious London Calling parties, famous for their great indie rock music and underground attitude. According to founder Olly Ameen, London Calling came about because the city night life was dominated by electronic and commercial music. No other club was playing proper indie rock music and kept the whole thing underground. Very quickly this concept became popular and now every once in a while Bar Venetië in Borgerhout fills up with indie fans from across Antwerp and beyond. But because these parties were always on the weekend, students who went home couldn't go. And that's where R U Mine started.

 

R U Mine's first edition was at Public, which was way too fancy for this kind of party. Now they moved to the Aalmoezenier and I must say, though there were strikingly less people than last time, the location suits the concept just fine. It gives the whole thing a perfect basement/underground vibe. The great thing about these parties is the fact that no one cares about anything. You can completely be yourself and nobody will judge. Sweaty drunk dancing next to the DJ booth? No problem! Shouting your lungs out to the tunes of Joy Division? Yes please! Vigorously playing air keyboard like no one is watching? Everyone is watching and we love it!

 

RU Mine (© Lawrence Schoonbroodt)
© Lawrence Schoonbroodt

 

And this is such a breath of fresh air. In a city where every party seems to require some sort of social status and matching outfit, these people really couldn't give less of a fuck. We, the misfits and outcasts and the people who just want to dance to good music and not care about anything else, we belong here. Amidst the smoke and broken beer bottles and a curly dark haired DJ playing the best the indie scene has to offer.

 

Agreed, the indie music has its limits so every party sort of the same music is played, but I'm already pretty happy there is no Shape of You blasting through the speakers. Because when I hear Joy Division, The Cure, The Smiths and others and I see everyone around me singing along, I can't but look in complete admiration at all these people. It is not easy, but London Calling and R U Mine managed to bring together a group of likeminded people, a fanbase almost, and created a place in Antwerp where everybody feels at home.



de dwarsdoorsnede

03/05/2017
🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Deze keer op de snijtafel: Dying for Life, een toneelstuk over vluchten voor oorlog.

Op zeker moment in de menselijke geschiedenis werd het artistieke ideaal op- en samengevat als “de meest individuele expressie van de meest individuele emotie”. In onze westerse samenleving is dit adagium dermate succesvol gebleken dat wij de notie van kunst nauwelijks nog van dit ideaal kunnen onderscheiden, maar dit is niet altijd zo geweest. Kunst maakte voordien veel meer deel uit van de gemeenschap waarin zij ontstond en was veel meer een activiteit waaraan die volledige gemeenschap deelnam. Een voorstelling als Dying for Life moet dus niet begrepen woorden als individuele uitlating maar in de context van een gemeenschap en meer bepaald het lichaam binnen die gemeenschap.

 

In het interview dat de makers voor hun voorstelling aan dwars gaven, wisten zij te melden dat mensen na het zien van hun creatie het nodig achtten hen te vertellen dat zij nu wel weten hoe het er in Syrië aan toegaat. If you will pardon my French: I call bullshit. Ik gun mijzelf de troostende illusie niet dat het aanschouwen van een theatervoorstelling over het vluchtelingenprobleem mij ook maar de minste indruk heeft kunnen geven van wat het betekent om gebombardeerd te worden. Om je vrouw ontvoerd te zien worden. Om gedwongen te worden je land te verlaten. Om aan te spoelen in een land waarin je evenmin welkom bent. Hoeveel films, documentaires en boeken ik over het onderwerp al bestudeerd heb (en neemt u van mij aan dat het er veel, heel veel zijn), ik heb ook nog altijd niet de vaagste indruk van wat men Auschwitz pleegt te noemen.

 

If you will pardon my French, I call bullshit.

 

Wat de voorstelling wel wist over te brengen, is voor mij een vermoeden van de veerkrachtigheid van het menselijke lichaam. Met de biografie van de acteurs in gedachten (en hier treedt het theater op als een creatie binnen een gemeenschap) is het bijna onwerkelijk te noemen dat deze lichamen nog in staat zijn om te dansen op een podium maar dat is nu net wat zij doen. In een scène die over dromen gaat (want niemand heeft het recht om een ander zijn dromen af te nemen) is de simpelste en belangrijkste droom misschien wel de droom om te dansen. Dansen is per definitie de ultieme verspilling van lichaamskracht omdat zij (like all art) nogal nutteloos is. En het is het opeisen van de nutteloze verspilling van energie die ontroert wanneer je kijkt naar lichamen die maandenlang elk greintje energie nodig hebben gehad om te overleven op overvolle boten en vrachtwagens.

 

De authenticiteit van de vreugde tijdens het dansen wordt nog duidelijker wanneer zij vergeleken wordt met het geweld dat gereconstrueerd wordt. Wanneer deze lichamen dansen, dansen ze echt, wanneer ze aan IS refererende scènes naspelen, spélen ze die scènes alleen en het verschil tussen de twee is opmerkelijk. Des te meer omdat tijdens de voorstelling videofragmenten van de bombardementen in Syrië vertoond worden en de realiteit hier eender welke vorm van reconstructie overtreft. Het is zelfs mogelijk dat de echte beelden de voorstelling onderuit halen omwille van het realisme dat de fictieve voorstelling van binnenuit openbreekt, maar hier moet nu juist in het achterhoofd worden gehouden dat dit de gemeenschappelijke voedingsbodem is waarbinnen deze voorstelling tot stand kwam.

 

De discrepantie tussen deze beelden en de lichamen, die hun geschiedenis niet kunnen vergeten, is de kracht van deze voorstelling. Dat wij, ondanks alles, kunnen en misschien ook wel moeten blijven dansen.



het verhaal achter een glimlach

23/04/2017
Dying for Life (© Osama Abo Amro)
Bron/externe fotograaf

Osama Abo Amro

🖋: 

Op een zonnige, maar frisse zaterdagnamiddag spreek ik met Osama en Dara, de theatermaker en een acteur, af in het gezellige café Papa Jos. Ik kies een tafeltje uit bij het raam en wacht geduldig op hun komst. Wanneer Dara het café binnenwandelt en mijn ogen de zijne kruisen, zwaait hij glimlachend en komen de twee heren naar me toe gestapt. Na een hartelijke begroeting en een bedanking voor het interview over hun voorstelling op 25 april, ga ik op zoek naar het verhaal achter hun glimlach.

vluchten in theater

Osama Abo Amro is een Syrische theatermaker, die zo’n anderhalf jaar geleden aankwam in België en de ambitie heeft om filmregisseur te worden. Dara Sheikhi, een 25-jarige biochemicus uit Syrië, kwam ongeveer rond diezelfde tijd aan en ontmoette de theatermaker in het asielcentrum in Kapellen. Dara ontpopte zich tot Osama’s vertaler, omdat deze laatste geen woord Engels sprak bij zijn aankomst. De Syrische biochemicus is student bij Linguapolis en volgt sinds kort een opleiding Podiumassistentie in Brussel. Oorspronkelijk was hij enkel de vertaler van Osama, maar al snel werd hij gevraagd om mee als acteur het podium op te kruipen. De sterke verbondenheid en steun van de groep doorheen de hardste momenten uit zijn leven overtuigden hem.

 

bewustzijn, hoop en geloof in de toekomst

Osama wil ons met Dying for Life tonen wat het is om elke dag met oorlog geconfronteerd te worden en uiteindelijk te moeten vluchten naar België. Hij wil dat wij leren begrijpen wat er echt gebeurt in Syrië en waarom mensen er wegvluchten. Daarom trok hij met dit idee naar Kunst Z en zo’n drie maanden later kwam hij in contact met Peter, een Belgische regisseur van vzw Laika. Laika is een theater dat beeldende en zintuiglijke voorstellingen maakt voor kinderen, jongeren en volwassenen, die hun gevoel voor verwondering en fascinatie nog niet verloren zijn. Hieruit volgde niet alleen een theaterstuk, maar ook een film.

 

Dying for Life is gebaseerd op de eigen ervaringen van Osama en schetst het leven in Syrië tijdens de oorlog, waar ze al het onheil met eigen ogen zagen. In hun vastberadenheid om hun leven terug te winnen, verloren ze hun familie en vrienden, ofwel aan de dood ofwel aan alternatieve vluchtroutes die hen naar andere landen leidden. Toch wonnen ze in België veiligheid en de kans om te leven, en vooral om een nieuw leven te beginnen. Duizenden mensen zijn omgekomen op de zoektocht naar nieuw leven en net daaruit halen Osama en Dara de kracht om hun ambities te bereiken. Daarom streven ze met deze voorstelling niet alleen naar een beter begrip van de situatie in Syrië, maar willen ze ook een moraal van hoop en geloof in de toekomst verspreiden. Ze willen mensen inspireren om de hoop nooit op te geven en steeds hard te blijven werken om je doelen te bereiken.

 

Dying for Life: Osama Abo Amro en Dara (© Peter-Jan Polstra | dwars)
Dara en Osama (© Peter-Jan Polstra)

 

rollercoaster van emoties

Tien acteurs-vluchtelingen uit Irak, Syrië en Spanje, die dezelfde emoties en ervaringen delen, zullen ons de waarheid achter de vluchtelingencrisis brengen, waarbij men zowel plaatsmaakt voor drama en emotie, als voor humor. Volgens Dara bestaat het theaterstuk uit een rollercoaster van emoties, waarbij mensen vanaf de eerste minuut gieren van het lachen en een beetje later op zoek moeten gaan naar hun zakdoek om menig tranen weg te deppen. Het theaterstuk is niet alleen een mix van emoties, maar ook van dans, komedie, muziek en film. Naast het theaterstuk zal er ook een film vertoond worden, die de belangrijke betekenis van het stuk naar voren brengt. De film gaat over de repetities, over de kennismaking met andere vluchtelingen in het asielcentrum, over de creatie van het theaterstuk en over het leven van Osama en de andere acteurs.

 

Wanneer ik de heren vraag naar de meest emotionele scène uit de voorstelling, illustreert Dara een scene waarin het hoofdpersonage (Osama) romantisch en zorgeloos danst met zijn vrouw. Plots wordt dit zeemzoeterig tafereel doorprikt door een inval van terroristen, die de vrouw ontvoeren. Ze delen ook een humoristische scène met me, waarin Dara een pasgeboren baby speelt. Wanneer hij merkt in wat voor een shitty world hij terecht is gekomen, besluit hij terug in zijn moeders buik te kruipen. Tot slot voegt Dara toe dat men op het einde naar een climax toe werkt, waarbij licht- en geluidseffecten zorgen voor verwarring en onmacht bij het publiek. Plots krijgen de toeschouwers dan het resultaat van deze chaos te zien, wat heel wat emoties van droefheid en verschikking bij hen losmaakt.

 

weg met het vluchtelingentaboe

Volgens Dara zijn de media leugenaars, omdat ze enkel focussen op één kant van de oorlog. Met Dying for Life willen de twee de waarheid tonen. Osama zegt dat hij vaak na de voorstellingen te horen krijgt dat mensen dachten dat ze wisten wat er gaande was in Syrië, maar dat ze pas na de voorstelling de echte realiteit leerden kennen. De confrontatie met deze harde werkelijkheid is volgens Osama de reden waarom mensen tijdens de voorstelling in huilen uitbarsten.

 

Wanneer ik hen vraag of dit theaterstuk de perceptie en het taboe omtrent vluchtelingen zou kunnen doorbreken, knikken ze instemmend. Volgens Dara zullen mensen hen door deze voorstelling meer aanvaarden en meer interesse voor hen tonen. Hij denkt dat het nieuwkomers meer kansen zal bieden om hun talenten te tonen. Hij wil dan ook af van het etiket van ‘profiteurs’, omdat nieuwkomers wel degelijk willen werken en hun creativiteit tot uiting willen brengen. Osama sluit zich hierbij aan en wil daarnaast ook komaf maken met de stereotypering van Syriërs. Het is niet omdat één Syriër een terrorist is, dat we er allemaal een zijn, stelt hij.

 

Wanneer ik Dara vraag of hij nog een boodschap heeft voor de Belgische bevolking, zegt hij heel oprecht: “Thank you for saving my life.”

 

 

Op 25 april presenteert Universiteit Antwerpen de vernieuwde theatervoorstelling Dying for Life en de bijhorende documentaire in het Zuiderpershuis. Studenten kunnen zich inschrijven voor €5.

 

 



dwarsligger

20/04/2017
🖋: 

The homo sapiens studentus is a special species. Next to the typical activity of studying, the members of this species are known as real lovers of (night)life. But do they have other secrets to unfold? dwars finds out in their natural habitat, the student dorm.

Becci is an art student at the University of the Arts in London (UAL), now studying at Sint Lucas. “Although London is fantastic for arts and culture, it can lack a social intimacy that smaller cities, like Antwerp, can provide.” The focus of her artistic practice is within poetry, music, characterization, and film. In Antwerp, she has been introduced to people working in small galleries and projects. “Active field trips haven’t yet happened on my course in London, so I really appreciate this opportunity in Antwerp!”

 

When it comes to the facilities at Sint Lucas, she says: “The workshop areas are really lacking in comparison to UAL. However, that limitation encourages me to work in more inventive ways and now I engage with the locality outside of the university studios.” Becci explores Antwerp like a real art student. “I love to go out walking with my 35mm film camera in Antwerp. I then send the photographs to my family and friends at home so they can experience this beautiful city with me. She also attends workshops at the Fotomuseum as a way to introduce herself to the city. I have entered one of my poems and a photograph into a local Antwerp gallery who are making their first zine to help promote the work of artists living in the city.”

 

One of the most bizarre things she won’t forget, happened on her way to university. “I’d taken the bus and was very near to my usual stop, when suddenly, this older guy, who was wearing small sunglasses and a bucket hat (in the middle of January), boarded the bus and swayed his hand towards my face pretending to ‘steal’ my nose! For him, the whole ordeal was hilarious, for me, not so much!”

 

Becci even got the chance to discover what a kapsalon is. “For a while, I was unsure what everyone was on about, as I knew it was the word for hairdressers. Then finally an Erasmus friend from the Netherlands, told me the story of how the dish was named after a hairdresser! I have eaten my fair share of kapsalons since. The food that is, I haven’t eaten any hairdressers! When I return to London, I would like to form a band under this ridiculous name!”

 

Antwerp was not only a change of place but as she says: “It’s a place that enhanced my creativity by testing and strengthening the relationship between myself and my artwork.” She does miss London from time to time. “It sometimes feels frustrating to know that the city is still turning over every day whilst I am not there to see it. However, I do believe that my stay in Antwerp came at a perfect time for me. I was itching to see more of mainland Europe and to grow in a new place.”

 

But what will she miss the most about Antwerp? “I’m thankful for the opportunity to be here and I’ll miss the Erasmus community, fellow students and teachers at Sint Lucas. The city of Antwerp has a very positive communication with the student union and tries to accommodate the needs of those studying here.”