de Antwerpenaar
15/05/2015
🖋: 
Auteur

In de rubriek ‘de Antwerpenaar’ laten we je kennismaken met een Antwerpenaar die inspireert, intrigeert of amuseert. Iemand met een interessante visie en een hart dat klopt voor ‘t Stad. Deze editie brengen we Mochi in beeld, een van de gebroeders Hoffman. Zij zijn de eigenaren van het restaurant en cateringsbedrijf Hoffy's. Hoffy's is een traditioneel joods restaurant dat volgende maand alweer zijn 30e verjaardag viert. Aangespoord door hun vader, begonnen de broers Mochi, Benjamin en Janki Hoffman in 1985 deze eetgelegenheid in Antwerpen. Nu werken zij nog altijd met veel plezier in dit goedlopende restaurant.

Wanneer ik binnenkom word ik meteen vriendelijk begroet door de joodse man achter de toonbank, hij vraagt me vijf minuutjes te wachten en gaat zelf ondertussen verder met het opmaken van allerlei heerlijk uitziende schotels. Zo heb ik genoeg tijd om al dat lekkers eens te bewonderen, al heb ik van de helft geen idee wat het precies is. Ik realiseer me dat dit de eerste keer is dat ik me in een typisch joodse restaurant bevind. Dat terwijl ik ondertussen toch al bijna drie jaar in Antwerpen woon, een stad die bekend staat om zijn grote gemeenschap orthodoxe joden. Op de een of andere manier blijft dit altijd een wat gesloten gemeenschap waar je niet zomaar mee in contact raakt. Juist daarom is het zo bijzonder om hier te zijn en te mogen praten met een van de 'Hoffy's'.

 

We nemen plaats in een wat rustiger gedeelte van het restaurant, omringd door allerlei typische afbeeldingen en teksten. Mochi ziet me kijken en legt uit: â€œDat zijn allemaal verschillende geschriften van de Thora,” terwijl hij een tekst aanwijst, â€œdit is bijvoorbeeld de tekst van Solomon, die wordt binnen joodse gezinnen elke vrijdagavond opgelezen als dank voor de vrouw en haar zorg. De vrouw neemt een heel belangrijke positie in binnen de joodse familie.” Hij gaat staan en loopt naar een andere afbeelding van een zevenarmige kandelaar. “Dit is de Menora en verwijst naar het moment dat God zich voor het eerst openbaarde. Joodse gezinnen hebben veel van zulke afbeeldingen thuis ook aan de muur hangen.” Enigszins twijfelachtig geef ik toe dat ik niet veel weet heb van het Jodendom en zijn gebruiken en gewoonten. Dit is gelukkig geen probleem, Mochi leg het me graag uit: â€œTen eerste is er niet zo'n merkbaar verschil tussen orthodoxe en niet-orthodoxe joden. De echt orthodoxe joden houden zich letterlijker en preciezer aan de teksten van de Thora, zij zien dit als absolute waarheid. Daardoor worden zij vaak traditioneler genoemd, maar in principe leven niet-orthodoxe en orthodoxe joden in Antwerpen gewoon door elkaar. Uiteindelijk hebben zij dezelfde levenshouding.”

 

Wanneer ik vraag wat nu de belangrijkste joodse traditie is, is dat volgens Mochi zonder twijfel de sjabbat. “De sjabbat is de wekelijkse rustdag in het Jodendom. Dit begint op vrijdagavond met zonsondergang en eindigt op zaterdagavond wanneer het volledig donker is. Er wordt dan niet gewerkt. Dit merk je hier heel goed op straat, het is dan hartstikke rustig,” legt hij uit. Behalve de sjabbat zijn er natuurlijk nog meer belangrijke joodse gewoonten. “We hebben drie dagelijkse gebedsmomenten, in de ochtend, de middag en de avond.” Ook Jom Kipoer wordt als een heilige dag beschouwd in het Jodendom. “Op Jom Kipoer wordt er niet gewerkt en wordt er 24u lang gevast. Je mag dan niet eten en niet drinken. We gaan dan naar de synagoge en herdenken de doden.”

 

Op mijn vraag in hoeverre orthodoxe joden vasthouden aan tradities en in hoeverre zij meegaan met de moderne tijd, krijg ik een heel duidelijk antwoord: “De orthodoxe joden gaan niet mee met mode of trends. Wij willen goed leven, goed voor onszelf en goed voor anderen. De invloed van de media houden wij zoveel mogelijk buiten. De meeste joden hebben geen televisie of radio, ik ook niet. Ik lees wel iedere dag de krant, de Standaard en De Gazet van Antwerpen.” Mochi geeft toe dat de joodse gemeenschap hierdoor wel een vrij gesloten gemeenschap is. “Dat kan ik niet ontkennen. De laatste jaren wordt dit langzaamaan minder, er vindt steeds meer integratie plaats. Bijvoorbeeld op scholen en dat vind ik goed. Vooral de jongeren integreren steeds meer, dat is echt een andere generatie en dat merk je.”

 

 

Hoffy's opende in 1985, hierin werden de drie broers erg aangemoedigd door hun inmiddels overleden vader. “Hij zei ons altijd dat het belangrijk is om open te blijven staan voor andere mensen, eigenlijk voor iedereen, en dat het belangrijk is om met mensen te praten. Mijn vader was een heel open-minded persoon, daar ben ik nog altijd heel erg dankbaar voor,” zegt Mochi met een glimlach. In Hoffy's wordt vastgehouden aan de Jiddische traditionele kookkunst, maar wat houdt dat nu eigenlijk in? “Jiddisch betekent eigenlijk zoveel als joods, maar de joodse keuken is heel uitgebreid. Eigenlijk gebruiken we gewoon het beste uit gerechten van over de hele wereld. We houden van veel verschillende smaken op één bord,” aldus Mochi. Dit betekent wel dat alles wat er in het restaurant wordt geserveerd koosjer is, van het vlees tot aan de wijn. “Zo eten wij alleen evenhoevige herkauwende zoogdieren en voor waterdieren geldt dat zij vinnen en schubben moeten hebben. Ook de wijn mag niet met dierlijke producten in aanraking komen en de wijngaard moet ieder zevende jaar braak liggen. Dan mag niet worden geoogst.” In het Jodendom wordt heel streng aan deze koosjerwetten gehouden. “Iedere dag komt er hier in het restaurant een rabbijn langs om ons voedsel te controleren en het koosjercertificaat te geven,” zegt Mochi.

 

Maar er worden nog meer voedingsvoorschriften gehanteerd. “Voor het eten wassen wij altijd onze handen. Ons brood dopen wij in zout voordat we het eten en we laten altijd het laatste stukje brood liggen om stil te staan bij de armen,” legt Mochi uit. Het dopen van brood in zout staat bij de joden voor een bestendiging van het verbond tussen God en zijn volk. Dit betekent absoluut niet dat je als gast bij Hoffy's aan al deze rituelen moet deelnemen. “Sommige gasten vinden dit juist leuk en willen het graag wel op die manier doen, dan is die mogelijkheid er en leggen wij uit hoe dat werkt, maar wij willen mensen absoluut nergens toe dwingen. Dat is sowieso belangrijk in het Joodse geloof; wij willen mensen nooit overhalen. In het restaurant informeer ik mensen graag wanneer zij vragen hebben – of eigenlijk ook wanneer zij geen vragen hebben – maar op een leuke, spontane manier. Laatst vroeg bijvoorbeeld een gast of ik een liedje in het Jiddisch wilde zingen en dan doe ik dat, dat vind ik leuk,” lacht Mochi.

 

Ik verwachtte eigenlijk dat er voornamelijk joodse gasten bij Hoffy's zouden komen eten, maar niets is minder waar. “Joodse mensen gaan sowieso niet snel uit eten, dus 80 tot 90 procent van onze gasten is niet-joods. We hebben zelfs heel veel internationale gasten, soms weet ik niet meer tegen wie ik nu welke taal moet spreken. Laatst nog hadden we een Amerikaans gezelschap van een cruiseschip.” Het is duidelijk dat Mochi geniet van het internationale gezelschap in zijn restaurant, en dit enthousiasme is wederzijds. “Bijna alle gasten die hier komen eten, komen nog een keer terug. Soms is het vier of vijf jaar later, maar allemaal zeggen ze hoe leuk ze de ongedwongen sfeer hier vonden en dan komen ze terug,” vertelt Mochi trots.

 

Dit verbaast me niks. Het restaurant mag er dan wat sober uitzien, maar de goedlachse broers zijn er het stralende middelpunt van. Wanneer ik wegga, wordt er een bakje met hapjes voor me klaargemaakt, ik krijg er zelfs nog plastic bestek bij. “Dit krijg je van mij, om thuis te proeven,” zegt Mochi. Met een voldaan gevoel verlaat ik het restaurant. Ik ben heel blij dat ik na drie jaar een blik heb mogen werpen achter de schermen bij een typisch joods familiebedrijf. Ik ga er zeker nog eens terugkeren, want die hapjes waren heerlijk.

 



Winants & de Walen
11/05/2015
🖋: 

Le plat pays, qui est le mien. Er zijn maar weinig Belgen die hun liefde voor het vaderland zo vurig en passioneel declameren als Jacques Brel. Hij was hard en cynisch voor ‘zijn land’ in zijn chansons, maar hij zalfde onmiddellijk. Brel was noch Vlaming, noch Waal, noch Brusselaar. Neen, Brel was vooreerst Belg. Trots op elke verborgen uithoek van zijn land. Ook op WalloniĂ«, het onbekende vraagstuk voor menig Vlaming. Maar er is een nog schrikwekkender monster, schuilend in het donker.

C'Ă©tait au temps oĂč Bruxelles rĂȘvait. De Kunstberg, een formidabel panorama.

 

We beseffen het. We nemen hier een uitgebreid loopje met de geografische locaties in BelgiĂ«. Waarom niet naar Dinant (doodzonde van de gemiste kans op een rijmschema in de titel), Aarlen (zonde dat we Luxemburg niet eens bezoeken), Durbuy (God forbid) of Waterloo (voor de ABBA-fans onder ons: zeker eens doen!)? Waarom geen verderzetting van de genuanceerde bewieroking van onze Waalse broeders? Naast metallurgische goden, oninneembare vestigingen en weemoedigheid is er – clichĂ©matig – zoveel meer te doen in het zuiden van dit land. U kunt gaan skiĂ«n in de Ardennen, kajakken op de Lesse, onophoudelijk lachen met Di Rupo's vlinderdas, luie Walen uitschelden omdat ze de trotse Vlaming beroofd hebben van diens spaarplan. De mogelijkheden zijn eindeloos Ă©n u voelt zich er waarschijnlijk nog eens veel beter door ook.

 

Maar Brussel. Brussel. Daar roddelen we liever op een veilige afstand over.

 

Gevaarlijk. Weids. Ongezellig. Muf. Bureaucratische bijenkorf. Anderlechtse Poort. Spuuglelijk station. De lijst gaat door tot in de oneindigheid, recht evenredig met de krantenartikels, persoonlijke getuigenissen, films, boeken en columns die over onze hoofdstad zijn neergepend. We laten – (on)bewust – Brussel verlaten achter. We willen niet, we kunnen niet. We troosten ons met herinneringen aan hoe De BrouckĂšre er vroeger op roestbruine of sepia ansichtkaarten uitzag. Hoe de Marollen dag- en nachtleven uitspuwde over de straten van een reus in wording. Hoe de monarch vredig door de Koninklijke Tuinen wandelde. Hoe de vrouwen in hun crinoline jurken dansten op de Grote Markt. Vredig en welhaast gezellig, zo zag Brussel eruit.

 

C'Ă©tait au temps oĂč Bruxelles chantait. L'Ancienne Belgique, heilige grond voor muziekliefhebbers.
 

Nu? Duizend bommen en granaten, enkel lawaai en allochtoonisme en dat hautaine Franse taaltje. Bah! Tja, Brussel is nu eenmaal niet Vlaanderen, nu eenmaal niet WalloniĂ«, nu eenmaal niet Duitstalig BelgiĂ«. Metropool, dat is het woord waar ik naar zoek. Ook al huisvest deze kosmopoliet geen buitenaards miljoenenaantal zoals New York en Londen, toch schrikt de grote, boze wolf ons nog steeds af. Dat is natuurlijk ook begrijpelijk. Onze hoofdstad kan niet getypeerd worden door de etymologische codering van het woord 'stad'. Neen, Brussel is een beest. Onherkenbaar, beangstigend, uitdeinend. Een schim in het duister die de passant liefst niet opzoekt, uit angst om in de diepte meegesleurd te worden. Een Lynchiaanse nachtmerrie van herrie, geweld en kille onpersoonlijkheid die je aangaapt en elk moment kan opslokken. Die angst voor het onbekende moet je durven omhelzen en beminnen, want eens je de sprong waagt, is de beloning een injectie van pure adrenaline en zelfvertrouwen. Of je nu gaat feesten in Madame Moustache of The Factory, tot in de late uurtjes discussieert over de zin van het leven in de Kafka of doorheen de – geef het toch maar toe – archilelijke maar karaktervolle catacomben van de Brusselse metrolijn wandelt; je vervelen doe je werkelijk nooit.

 

 

C'était au temps du cinéma muet. Le Cirio in Brussel, aan de Beurs.

 

Neem nu Brussel-Centraal, de kurkentrekker van het Belgisch treinspoornetwerk is een onbesuisd zootje ongeregeld vergeleken met het gracieuze Luik-Guillemins van Calatrava. Het stinkt er meestal naar pis, stikt er meestal van de onbedeelden en stuwt nu niet bepaald het architectonisch plaatje de hoogte in. Onpersoonlijk.

 

Neem nu Brussel-Zuid, een walhalla voor de (stiekeme) hoerenloper en op-feromonen-beluste man en vrouw onder ons. Hier geen gerestaureerde kerk die de hevigste beats doorheen je lichaam laat gieren. Eerder unheimlichkeit en een andere soort energie die door je lichaam gonst.

 

Of de Europese Wijk of MatongĂ© of Molenbeek of Anderlecht. Ja, Brussel is vermoeiend. "Ik hou van u, ik walg van u", zo schreef Riadh Bahri vorig jaar in De Standaard. Mooi, integer en in het bezit van een indringende waarheid. Chaos overheerst in Brussel, waar niets in controle kan worden gehouden, waar alles werkelijk lééft, ademt, kwijlt en de liefde bedrijft.

 

Place de BroukÚre on voyait des vitrines. Hotel Métropole, een negentiende-eeuwse parel aan een van de bekendste pleinen in België.

 

Ik hou persoonlijk van de nonchalance, de ataxie, de uitgelatenheid en joie de vivre die er in Brussel heerst. Omdat die eigenschappen ook inherent zijn aan mijn persoonlijkheid. Dat weet de hoofdredactie van dit blad goed genoeg. Terzijde: mijn excuses voor de hectiek die ik jullie soms bezorg, dames. Ga ik Brussel ooit minder liefhebben hierdoor? Neen, dat lijkt me sterk. Maar ik snap wel waarom je het zou doen.

 

Maar als Brel het in zijn bloedmooie, intrieste hart kan vinden om van dit amalgaam te houden, kan u dat dan ook niet? Akkoord, de tijden waren anders, beter, mooier. Hij slaat en zalft en zou dit nog steeds doen.

 

C'Ă©tait au temps oĂč Bruxelles bruxellait. Volgt u mij in juni naar deze barre plek? We zien elkaar aan de trappen van de Kunstberg, om 13.00u. Ik zal luidkeels Bruxelles zingen, terwijl ik aan al die mooie momenten denk. Daar, op de treden van de stadspiek, zullen we onze dag ook eindigen terwijl onze linkerhand een fles rode wijn beteugelt en onze rechterarm hevig gesticulerend Brussel omarmt. En we zullen Brel vereren. Onze Belgische bard als gids, onze eigen Vergilius die ons doorheen de augiasstal begeleidt. Onontbeerlijk BelgiĂ«, verachtelijk prachtig Brussel.

 

Wat hou ik toch van 'm en van dit kutland.



de menselijke benadering van de bankier
11/05/2015
🖋: 
Auteur

De Nederlandse journalist Joris Luyendijk deed begin april Universiteit Antwerpen aan om te spreken over zijn laatste boek, Ă©n bestseller, Dit kan niet waar zijn. Na jarenlang gewerkt te hebben in de Arabische wereld â€“ hij vergaarde brede bekendheid met publicaties als Een goede man slaat soms zijn vrouw en Het zijn net mensen â€“ en een boek over Nederlandse politieke verslaggeving, begon hij in 2011 voor de Britse krant The Guardian een column te schrijven over de Londense financiĂ«le sector. Het boek dat Luyendijk, antropoloog van opleiding, dit jaar publiceerde in het kader van deze opdracht, biedt een nauwgezette analyse van de verborgen wereld van de bankiers in de City.

Schurkerige types die zich schuldig maken aan elk van de hoofdzonden, waar hebzucht en hoogmoed de grootste drijfveren zijn. Zeker sinds de financiĂ«le crisis van 2008 is er amper een goed woord over voor bankiers. Kort nadat hij zich met zijn gezin in de Britse hoofdstad had gevestigd, kwam Luyendijk echter tot een opmerkelijk inzicht wat betreft de motieven van mensen die binnen de financiĂ«le sector werken. Bij het zoeken naar een school voor zijn kinderen, zag hij dat het grootste gedeelte van de middenklasse hun kinderen naar dure privĂ©scholen stuurt, vanwege het erbarmelijk lage niveau van de staatsscholen. Om de torenhoge toelage te kunnen ophoesten, moeten ouders een manier zien te vinden om veel geld te verdienen. Luyendijk realiseerde zich dat veel mensen de bankenwereld niet uit hebzucht betreden, maar uit angst hun kinderen geen goede toekomst te kunnen bieden. Het is deze menselijke benadering van de bankier die in Dit kan niet waar zijn de boventoon voert.

 

Het merendeel van de mensen dat in de City werkt ziet hun job als een manier om de financiĂ«le onafhankelijkheid te bereiken die toegang biedt tot het najagen van hun Ă©chte dromen. Uiteindelijk zijn er echter maar weinigen die de sector daadwerkelijk om die redenen verlaten. Wie eenmaal de arena betreedt, ondergaat al snel een groeiende kloof met de samenleving, want de gemoeide salarissen liggen vele malen hoger dan gemiddeld, de kinderen gaan naar duurdere scholen en de werkdruk is zo intens dat men uiteindelijk alleen vriendschappen kan onderhouden in de sector zelf. Bovendien verwacht de baas dat iedere werknemer handelt als master of the universe en niets minder voor ogen heeft dan de absolute top. De aandacht kan op geen enkel moment verslappen, want een misstap kan je met een vingerknip op straat zetten.

 

Op het eerste gezicht leek het een onmogelijke taak om als buitenstaander, laat staan als journalist, een 'kijkje in de keuken' te krijgen. Binnen de grote banken geldt een zogenaamde code of silence; de algemene consensus is dat alles wat gezegd wordt tegen een buitenstaander tegen je gebruikt kan worden. Luyendijk speelde initieel vooral in op het heersende vooroordeel over Nederlanders - kind hearted but stupid - om een blik te kunnen werpen op de werkvloer. Een 'Nederlands journalistje met domme vragen' wordt er door niemand serieus genomen. Uiteindelijk leverde een simpele oproep in zijn column vrijwel direct een volle mailbox op en bracht Luyendijk in de gelegenheid zo'n 200 interviews af te leggen met medewerkers. De meesten van hen wilden het imago van de financiĂ«le sector bijstellen. Ze gingen gebukt onder de minachtende houding die buitenwerld heeft ten opzichte van hun job, terwijl de meesten vonden dat ze zelf geen schuld hadden aan de crisis. Luyendijk merkt op dat ze zich niet identificeren met immorele types als Gordon Gekko, maar dat er een amorele houding overheerst. Zolang er je geen regels overtreedt, doe je niets verkeerd.

 

Het was dezelfde licht autistische houding die ervoor zorgde dat bestuursleden geen idee hadden waarom het niet echt tof was om een bonus alsnog uit te keren nadat hun bank was gevallen. Want zolang er binnen de lijntjes wordt gekleurd, anything goes, toch? Het is schokkend dat Luyendijk moest constateren dat de echt hoge piefen na de crisis nog altijd weinig een idee hebben van de werkelijke gang van zaken op de werkvloer en de overheid als een soort vangnet wordt benaderd. Het is een houding die zou moeten veranderen volgens Luyendijk; is een bank te groot om te managen, dan is hij te groot om te bestaan.

 

Maar wat is er nodig, vraagt Luyendijk zich af, voordat de grens is bereikt? Want sinds de crisis weten insiders dat outsiders werkelijk alles pikken. Nederland kwam massaal in opstand tegen het Koningslied, maar miljarden om een bank te redden is een saai verhaal. En dat terwijl die sector schade kan aanrichten waarvan terroristen alleen maar kunnen dromen. Luyendijk wist zijn bezoek in Antwerpen nog wel met een positieve noot af te sluiten. Hij heeft vertrouwen in een ommekeer in de financiĂ«le wereld en wijst naar het einde van rassensegregatie en homo- en vrouwenemancipatie in de vorige eeuw als voorbeelden waarbij schijnbaar onaantastbare systemen voorgoed veranderden. Hopelijk kunnen we binnen afzienbare tijd ook afkeurend schudden wanneer we denken aan de huidige situatie in de bankenwereld.

 

 

Dit kan niet waar zijn. Joris Luyendijk onder bankiers. Atlas Contact, 2015.



post uit Praag #8
10/05/2015
🖋: 

Redacteur Maurits Chabot ruilde ons geliefde Antwerpen in voor Praag. Gelukkig is onze Erasmusstudent niet helemaal van de aardbol verdwenen; wekelijks stuurt hij digitale brieven vol Tsjechische avonturen. Altijd neergepend in zijn typische schrijfstijl. Scheur die denkbeeldige envelop open, de postduif is gearriveerd!

House of Terror

Te midden van de pracht en praal in Boedapest, aan de AndrĂĄssyboulevard, staat het House of Terror. Het bouwwerk stond eerst bekend als ‘House of Faith’, maar werd in de Tweede Wereldoorlog als hoofdbureau gebruikt door de nazi's. Ook de Arrow Cross Party, de Hongaarse fascistenpartij, zetelde hier. Na de oorlog werd datzelfde gebouw het hoofdkwartier van de KGB, de geheime dienst van de Sovjet-Unie. Verbazingwekkend veel horrortaferelen kunnen zich binnen de muren van één gebouw afspelen.

 

Sinds 2002 is het Huis van Terreur een museum. Op aangrijpende wijze wordt belicht hoe de Tweede Wereldoorlog Hongarije raakte en welke schade de daaropvolgende communistische overheersing teweeg bracht. In 1945 ‘bevrijdde’ het Rode Sovjetleger Hongarije. Dat zou ook het startschot vormen voor een nieuwe, even afschrikwekkende dictatuur die officieel begon in 1949. Een 40 jaar durende communistische overheersing volgde.

 

 

Sovjets

De communisten ‘ontvoerden’ de Hongaarse populatie. De eerste golf kwam direct na de bezetting van ieder dorp en elke stad. Het volk werd massaal ‘aan het werk gezet’ in Russische kampen. Uit Boedapest alleen werden 5.000 mensen weggevoerd. Voor de tweede golf werden officieel alleen mensen met Duitse achtergrond gerekruteerd, maar er moesten quota’s gehaald worden en in gebieden zonder Duitse inwoners werden dus mensen met Duits klinkende namen afgevoerd. Uiteindelijk volgden ook Hongaren. Jongens onder de achttien en heren ouder dan zestig werden niet gespaard.

 

De eerste ‘Soviet advisors’ verschenen in 1944 ten tonele en bepaalden het volledige economische en politieke leven. Zij beslisten over mijnen, luchthavens, de wapen- en olie-industrie en over internationale handel. De laatste adviseur verliet Hongarije in 1989.

 

Voormalige politieke leiders, ministers, parlementsleden, ambassadeurs, legerofficieren, priesters en leraren kwamen in Sovjetgevangenissen terecht. In totaal werden zo’n 130.000 tot 180.000 burgers gevangengenomen of tewerkgesteld. In de kampen golden quota’s voor executies. Miljoenen Hongaren vonden er de dood. Hongaarse gevangenen werden verspreid over 1.000 verschillende werkkampen en tijdens de transporten daarnaartoe lieten liefst 300.000 van hen het leven. De laatste Hongaarse gevangene, András Toma, keerde pas in 2000 terug uit Rusland.

 

 

Velen werden gevangen genomen. Mensen die een bedreiging vormden voor het communistisch regime, maar ook zij die minder op hun kerfstok hadden. Als je niet hard genoeg lachte om een grap van een communist bijvoorbeeld of als je 'social outcasts' groette op straat. Onder het House of Terror werden kolenkelders ingericht als gevangenis. EĂ©n verdieping is overgebleven van wat waarschijnlijk een ondergronds cellencomplex van meerdere verdiepingen was. “The cellar at 60 AndrĂĄssy Boulevard became notorious throughout the city,” aldus een informatiebord in het museum.

 

 

Hongaarse (on)schuld

Maar men kan vraagtekens plaatsen bij de Hongaarse onschuld in de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog. Al in 1939 had Hongarije een grote nazistische partij, de Arrow Cross Party. De beweging stond onder leiding van Ferenc Szálasi en kende in 1939 meer dan 300.000 leden. Toen de nazi’s hun intrek namen in het House of Terror, mocht de Arrow Cross Party mee. Volgens een museumtekst was de Hongaarse partij minder betekenisvol: “without German help and support, it could never have become a potential governing factor.”

 

Maar het Joodse getto in Boedapest, een van de oudste in Europa, werd tot in de laatste dagen van de oorlog geteisterd door plunderingen van leden van de Arrow Cross. 70.000 joden werden in het getto opgesloten en “the arrow cross militia raved and raged until the very last, shooting into the Danube (de Donaurivier, nvdr.) Jews whom they wanted to loot,” aldus de museumtekst. De rol van deze Hongaarse nazi’s krijgt echter weinig aandacht in het museum. Om die reden is het museum flink bekritiseerd geweest. Volgens sommige journalisten, historici en politici duwt het House of Terror Hongarije te veel in een slachtofferrol.

 

Er zijn banden tussen huidige rechtse politici, parlementsleden en de eigenaars van het museum. Bovendien waren enkele agenten van de AVH, de geheime Hongaarse politiedienst van 1945 tot 1956, verbonden met belangrijke politieke partijen in de jaren 1990. De verdediging van museumdirecteur Maria Scmidt luidde: “Is there anything in history that is not related to politics?”

 

Falsifying history

Een dag later loop ik in een heel andere wijk in Boedapest. Bij een groot beeld staan zwaarbewapende politiemannen. Er hangen vlaggen en posters en persoonlijke bezittingen liggen op straat. Er staat een informatiebord bij. De kop luidt "Civilian Protest Against Monument Falsifying History". Het standbeeld werd op 20 juli 2014 midden in de nacht geplaatst op bevel van premier Viktor OrbĂĄn. De persoonlijke bezittingen op de stoep “have been brought uninvited in recent months by citizens outraged by the falsification of history manifested in the monument.” Volgens de tekst herdenkt het monument officieel de Duitse bezetting van 19 mei 1944, maar “as a result of the scandal following the publication of the design” werd de tekst veranderd naar “to the victims of the occupations.”

 

De tekst legt uit dat het beeld aarstengel Gabriel voorstelt die het onschuldige Hongarije uitbeeldt. “She is dropping (actually, it looks like offering) the country’s orb, while the German imperial eagle is preparing to strike.” Dit reflecteert de politieke propaganda van nu, aldus de tekst. “This monument is a lie serving a political intention,” door te suggereren dat Hongarije geen schuld heeft aan de genocide die op de Duitse bezetting volgde. Maar de tekst spreekt van Hongarije als een “faithful ally of Hitler’s Germany during WW2” die zich in 1940 als eerste bij de as-mogendheid van Duitsland voegde. Op 19 mei 1944 “the arriving German troops were received with bouquets rather than bullets.” De Hongaarse staatsadministratie bleef daardoor ongeschonden en “enthusiastically and very effectively organized and executed the mass deportations, surpassing even German expectations.”

 

 

Al in 1920 werden de eerste antisemitische wetten in Hongarije ingevoerd. “Historians of the Hungarian Academy of Sciences have unanimously condemned the message suggested by this monument, labeling it as an attempt to rewrite history.”

 

Mijn gedachten gaan terug naar het House of Terror, naar de 300.000 leden die fascistenpartij Arrow Cross in 1939 telde en naar de banden tussen huidige politici, voormalige AVH-agenten en het museumbestuur. En mijn gedachten gaan terug naar het verweer van directrice Schmidt. “Is there anything in history that is not related to politics?”



over de ambitie als F-16 piloot, het oude Rome en een kwak mayonaise
07/05/2015
🖋: 

Extra cathedra (vanuit de zetel) is een web-only rubriek waarin we het stof van de prof halen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken: wat zijn/haar docenten zoal op het brood smeren bijvoorbeeld. Professor in Venootschaps- en Financieel recht Robby Houben vertelt onder andere over tijdreizen, zijn favoriete kleur en Barcelona.

Naast docent Vennootschaps- en Financieel recht, bent u ook advocaat voor Baker & McKenzie. Welke job beoefent u het liefst, of is dat als kiezen tussen twee kinderen?

Hoewel mijn ambitie op termijn vooral academisch gericht is, hou ik wel van de combinatie van beiden. Als advocaat actief in het domein van het vennootschapsrecht en financieel recht kan ik bogen op de onderzoeksresultaten van mijn academisch onderzoek. Omgekeerd kan ik als docent in het vennootschaps- en financieel recht putten uit een breed gamma aan cases die ik als advocaat mee begeleid heb en die ik in colleges en opdrachten (geanonimiseerd) kan gebruiken om de stof concreter te maken.

 

U mag een bekende rechtszaak uitkiezen naar believen (niet tijd- of plaatsgebonden), waarin u optreedt als advocaat van één van de partijen. Welke rechtszaak zou dat zijn en wie zou u dan verdedigen?

Mijn praktijk als advocaat is er voornamelijk op gericht rechtszaken te vermijden, bijvoorbeeld door het schrijven van goede contracten. Als u mij toestaat kies ik dan ook voor een waterdicht contract. Als FC Barcelona ooit zou worden overgenomen, mogen ze mij daar altijd voor bellen. Ik ben nogal een liefhebber van goed voetbal en treed in die case dan op voor de koper die de club nog beter wil laten voetballen, door onder meer Eden Hazard aan te kopen, zonder daarbij de bredere maatschappelijke impact van het spelletje en de financiĂ«le fair play uit het oog te verliezen.

 

Stel: de wetgevende macht in België wordt opgedoekt en vervangen door één persoon: Robby Houben. Welke wet(ten) zou u dan invoeren?

Wetten maken gebeurt toch maar best door de personen die daarvoor door het volk gekozen zijn. Sta me toe toch twee suggesties te doen:

1. Een verbod op witte sokken buiten de sportarena; en

2. De groene golf verplicht op alle wegen met verkeerslichten.

 

De groene golf staat voor het fenomeen waarbij je, als je de juiste snelheid aanhoudt, aan elk verkeerslicht beloond wordt met de kleur groen – hoe vlot zou dat wel niet gaan op de Leien!

 

We wentelen ons even om in clichés: waaraan stoort u zich het minst, de Limburgse traagheid of de Antwerpse dikkenekkenrij?

De Limburgse traagheid, al valt die traagheid nogal mee. Telkens als ik in mijn heimat (Maaseik) kom, ervaar ik daar dat de mensen door de band genomen een stuk vriendelijker en ontspannen zijn dan in grotere steden, zoals Antwerpen. Dat soort traagheid is niet verkeerd. Bovendien spreekt de gemiddelde Limburger toch wel wat sneller dan de clichĂ© Limburger die in moppen wordt opgevoerd (genre “Wat is het langste dier ter wereld?” – u kent wellicht het antwoord). Wat de dikke nekken in Antwerpen betreft, valt dat eigenlijk ook allemaal wel mee: ik heb zelf weinig van dat ervaren. Bovendien wordt die zogenaamde arrogantie toch vaak van enige zelfrelativering vergezeld; in die optiek ben ook ik blij niet meer op de parking te wonen, maar in de buurt van de stad.

 

Voortgaande op het clichématige elan: bent u fan van de serie(s) Law & Order en/of Suits? Indien niet, kijkt u dan een andere serie?

Ik beken: Suits is aangenaam vermaak, hoewel niet altijd even representatief voor het beroep van de advocaat. Ik heb dan ook alle seizoenen gezien. Daarnaast kijk ik wanneer daar tijd voor is liever naar een goede serie dan naar een tv-programma of film. Recent nog passeerden True Detective en de verschillende seizoenen van House of Cards. Een absolute aanrader is ook het wat oudere The Wire, dat op sublieme wijze de grens tussen goed en kwaad doet vervagen in het door drugsbendes geteisterde Baltimore.

 

Wilde de jonge Robby Houben altijd al advocaat/docent worden, of droomde hij er vroeger van een ander beroep te beoefenen?

Na het zien van de (achteraf gezien niet bijster goede) film Iron Eagle en de film Top Gun, wilde ik als kleine jongen nog maar één ding worden: F-16 piloot. Dat is dus gaandeweg anders uitgedraaid.

 

Won u 10 miljoen, wat zou u dan doen? Een feestje bouwen en uw geld opdoen?

Ik zou wellicht een belangrijk deel van dat geld investeren in vastgoed, in BelgiĂ« en/of het buitenland. Ik zou ook verre reizen maken, naar warme en koude oorden. Daarnaast, zou ik inderdaad ook wel een groot feest in elkaar steken waarop de drank rijkelijk mag vloeien en de maaltijden copieus mogen zijn – Pearl Jam is welkom om de muzikale omlijsting te verzorgen.

 

Hoe ontspant u zich na een dag zwaar docenten/advocaten werk?

De beste ontspanning is om een eindje te gaan lopen, al beken ik dat lopen de laatste maanden op een lager pitje staat. Andere zaken die me kunnen ontspannen, in willekeurige volgorde en niet noodzakelijk samen, zijn onder meer: een frisse pint, een goede voetbalmatch (genoten van Barcelona – Bayern!), een goed boek (alles van Willem Frederik Hermans en John Williams) en goed gezelschap.

 

Marty McFly is uw beste vriend en nodigt u uit een ritje met de DeLorean te maken. Naar welke eeuw en welke plaats zou u tijdreizen?

Ik ben altijd gefascineerd geweest door de Romeinen, al mogen de Vikings er ook wel wezen. Rij me dus maar naar Rome zo rond het jaar nul.

 

Zondagmiddag, u zit op het terras van een brasserie met stevige honger en dorst. Wat bestelt u?

Biefstuk, friet, een kwak mayonaise, een fris slaatje en een ijskoude Duvel.

 

En als afsluiter: wat is uw lievelingskleur?

Blauw.



post uit Praag #7
05/05/2015
🖋: 

Redacteur Maurits Chabot ruilde ons geliefde Antwerpen in voor Praag. Gelukkig is onze Erasmusstudent niet helemaal van de aardbol verdwenen; wekelijks stuurt hij digitale brieven vol Tsjechische avonturen. Altijd neergepend in zijn typische schrijfstijl. Scheur die denkbeeldige envelop open, de postduif is gearriveerd!

De stad wordt gespleten door een rivier. Aan één oever ligt het centrum, aan de andere het kasteel. Aan beide kanten vloeit de stad over heuvels uit.

 

Deze beschrijving is van toepassing op Praag, maar ook op Boedapest. (En op Bratislava, overigens.)

 

De hoofdstad van Hongarije voelt als een openluchtmuseum. Wijde boulevards strekken zich uit en majestueuze gevels en paleiselijke gebouwen staan overal schouder aan schouder, strak in het gelid. In die pracht vertoefde ik het eerste weekend  van mei met een vriendin.

 

Donderdag direct na de les liften we naar Brno, een stad waar we ook verbleven toen we naar Wenen en Bratislava gingen. Op die trip gaf Pavel, een skileraar, ons een rit van Wenen naar Praag. Het klikte, we wisselden nummers uit en waren welkom om bij hem te slapen als we nog eens langs Brno zouden komen. Vanavond  is het zover.

 

Hoewel Pavel erg vriendelijk is, blijkt hij geen man zonder zorgen. Onder het avondeten drinken we rode wijn en na zijn derde glas onderbreekt hij plots een verhaal van vriendin Asia, en Pavel uit zijn zorgen over een Islamitisch Europa. Bovendien is hij maandag jarig en wil hij zijn kind zien. Maar zijn ex-vriendin, de moeder van zijn kind, heeft aangegeven dat zij onder geen voorwaarde wil  dat Pavel maandag langskomt. Hij mag zijn kind niet zien.

 

Omdat Pavel dit weekend naar Oostenrijk moet voor skilessen, stappen we vrijdagmorgen gedrieën in de auto. Hij rijdt ons voor een bijdrage naar Boedapest, daarna vervolgt hij zijn weg naar Oostenrijk.

 

In de auto merken we dat accommodatie in Boedapest niet gemakkelijk te regelen is. We hadden via couchsurfing dagen van tevoren personen gecontacteerd, maar die haken af. Het is een lang weekend (vrijdag 1 mei vrij is ook in Tsjechië en Hongarije de dag van de arbeid) en alle hostels die we bellen zijn volgeboekt. Eén hostel heeft een kamer beschikbaar voor morgenavond. Als noodoplossing bel ik het Gerloczy hotel waar ik ter verrassing een kamer had gereserveerd voor zondag. Daar hebben we meer geluk en de kamer wordt naar vanavond omgeboekt.

 

 

’s Middags komen we aan in het hotel, luxe hangt met slingers door onze kamer. De minibar, inbegrepen in de prijs, is uitgerust met champagne, wijn en liflafjes. Het bed is zo groot als een zeilschip en de badkamer zou niet misstaan op een filmset. Het is een eenmalige traktatie, morgen doen we weer ‘normaal’.

 

Ondertussen hebben we voor zaterdag een kamer gereserveerd in een hostel, de goedkoopste is €15,- per nacht. Die kamer is erg klein, meldt de receptioniste. Maar een andere is er niet.

 

Zaterdag ontbijten we in de serre en na te hebben uitgecheckt, gaan we richting hostel. Bij aankomst begrijpen we waarom de receptioniste zei dat de kamer klein was. In feite is het geen kamer.

 

 

In de gedeelde keuken staat een houten trapje dat naar een tussenvloerse opbergkamer leidt. In die ruimte is een matras gelegd, aan de muur hangen twee lichten en twee stopcontacten. That’s it. De geĂŻmproviseerde deur betsaat uit een stuk karton met piepschuim en een plastic poster. De wc delen we met de rest van de gang. En de badkamer? “Oh, they did not tell you? That is not included, you can use one of the empty rooms.” Welke er leeg is? “Eh, tonight we don’t have any empty rooms. But tomorrow morning, after check- out at eleven, you will be the first ones.”

 

Dit is geen kamer, fluistert vriendin Asia, “it’s more like a tent.” 24 uur geleden zaten we aan de champagne in het Gerloczy. “We went from hero to zero”, lach ik. Maar ook vanuit een tent zonder badkamer en met een gedeelde wc blijft Budapest een bijzonder rijkelijk avontuur.



opinie
30/04/2015
🖋: 
Auteur extern
Matthias Vangenechten

Een onopvallend bericht in een achterafhoekje in De Morgen begin november: “Universiteit schrapt bibliotheekopleiding." Daar in de ambitieuze kenniseconomie Vlaanderen de mensheid haar verontwaardiging liever verspilt aan mensonterende wereldproblematieken als eetgelegenheden die 50 eurocent aanrekenen voor het opwarmen van melk, vonden andere media in hun teergeliefde medium zelfs geen ezelsoor ruimte om hierover te berichten.

Dit moet de universiteit tot opluchting gestemd hebben, want hoewel rector Verschoren het schrappen van het postgraduaat Informatie- en Bibliotheekwetenschap (IBW) een noodzakelijke beslissing noemt – uiteraard zegt hij dat, hij zou gek zijn het tegenovergestelde te beweren – blijft dit wel een keuze. En ofwel worden keuzes met de dobbelstenen gemaakt, ofwel is er over die keuzes nagedacht, al dan niet weloverwogen. Laten we in het geval van een universiteit gemakshalve van de tweede optie uitgaan.

 

Keuzes zijn nooit waardevrij. IBW is een van de 29 postgraduaten aan Universiteit Antwerpen. En daar knelt nu het schoentje. Waarom moet net IBW sneuvelen? IBW is al in voege sinds 1983 en is een opleiding die per academiejaar zo’n 60 studenten onderdak verschaft. De ironie wil namelijk dat vorig academiejaar er nog concrete plannen waren om IBW om te turnen tot een volwaardige masteropleiding. De kans is klein dat een universiteit zulke plannen koestert met een richting die op alle vlakken tekortschiet.

 

Iedereen met een bachelordiploma is welkom in IBW, toch hoeft het niet te verwonderen dat het veelal studenten uit Geschiedenis en Taal- en Letterkunde zijn die instromen. U hoort het al, van die wufte lieden uit economisch niet-relevante richtingen, die ofwel aan de meest grove vormen van dyscalculie lijden of zich ooit in afslag hebben vergist. Toch, waarde lezer, belet dat niet dat Vlaanderen vanaf volgend jaar de enige regio in West-Europa zal zijn zonder opleiding in dit vakgebied.

 

Van een universiteit mag dan ook een grondigere uitleg verwacht worden dan de dooddoener onder de dooddoeners: besparingen. Straks ga ik nog moeten denken dat een universiteit een bedrijf is. Nee toch? Alvorens me helemaal te laten verzwelgen door sarcastische kreten nog dit: het zijn natuurlijk maar bibliotheken. En we weten allemaal dat iets pas meetelt als de economische meerwaarde ervan onmiddellijk zichtbaar is. Het is erg sympathiek dat u het bibliotheekwezen economisch leefbaar tracht te houden door naar hartenlust bibliotheekboetes te verzamelen, maar het is twijfelachtig of dat voldoende is.

 

Waar veel bibliotheken in deelgemeenten de jongste tijd al gedwongen werden de deuren te sluiten, zijn gemeenten vanaf 2016 gewoon niet meer verplicht om een openbare bibliotheek in te richten. De publieke opinie mocht dan wel bijzonder verontwaardigd reageren, de meest sentimentele opiniestukken met de meest persoonlijke ervaringen rezen uit de grond, maar al deze beleidskeuzes zijn wel symptomatisch voor hoe woelig de wateren zijn waarin de bibliotheeksector zich momenteel bevindt.

 

Nu zou een universiteit als bolwerk van kennis de betekenis van bibliotheken kunnen kennen en de noodzaak van een volwaardige opleiding aanvoelen. Het tegenovergestelde blijkt nu het geval te zijn, ofwel het lot van humane richtingen: zich laten uithollen en uitgehold worden. Een universiteit zou een plaats kunnen zijn waar, wars van allerhande maatschappelijke tendensen, zowel het woord als het getal een volwaardige plaats kan krijgen. Dat het ene als superieur wordt beschouwd ten opzichte van het andere, hoezeer ook belangenorganisaties en regeringen hun vreugde niet kunnen onderdrukken wanneer jongeren voor een zogenaamd economisch relevante studierichting kiezen.

 

Een universiteit zou een instituut kunnen zijn dat het beste in mensen naar boven tracht te halen, niet datgene wat VOKA of Karel Van Eetvelt verlangen dat eruit wordt gehaald. Als zelfs een universiteit de besparingsdrift laat voorgaan op de uitbouw van een opleiding die zich richt op de informatiesector en het bibliotheekwezen – waar een mens van zou denken dat deze in een ambitieuze kenniseconomie eerder bittere noodzaak dan overbodige luxe is – is er dan nog sprake van een universiteit of moet je dan spreken over een visvijver voor werkgevers en bedrijven uit de Antwerpse haven?

 

Universiteiten laten zich te gemakkelijk meeslepen door de macht van het getal en verliezen hierbij hun kernwaarden uit het oog. Universiteit Antwerpen heeft de weg van de minste weerstand gekozen door een opleiding te schrappen waarbij ze hoogstens een sector tegen zich in het harnas jaagt die al in de hoek zit waar de klappen vallen. Een universiteit zou net de relevantie van deze kwetsbare maar broodnodige sector kunnen onderstrepen door de opleiding IBW intact te houden en conform de plannen om te vormen tot een volwaardige masteropleiding. Een kans voor open doel die onze universiteit jammerlijk heeft gemist.

 

 

Matthias Vangenechten



editoriaal
26/04/2015
🖋: 

Met de Paasklokken vlogen ook de laatste vrije dagen weg. In de bib worden weer studentenpasjes ter legitimatie geĂ«ist en de rekken van Jean-Pierre worden door studenten leeggeplunderd op jacht naar Nalu’s, Red Bulls en andere energieversterkende middelen. Het wordt kortom hoog tijd om de boeken van onder ’t stof te halen of onderhandelingen voor nota’s van die ene slimmerik te starten.

Onze regering onderhandelt ondertussen lustig verder over de inschrijvingsgelden van het hoger onderwijs. Daar protesteert Studenten Troef tegen (p. 8). Ja, studenten heffen niet enkel graag het glas op de allereerste beiaardcantus maar engageren zich ook (p. 22). Zeker als er in eigen vlees gesneden moet worden. Zo ook op onze eigen redactie: u las eerder al dat wij niet enkel goochelen met artikeldeadlines en uitgesteld schoolwerk, maar ook met budgettaire problemen. Maar in tijden van nood vindt men de meest creatieve oplossingen zo blijkt! Er werden nieuwe samenwerkingsbanden gesmeed en oude weer aangesterkt en opgefrist. Volgend jaar vindt u ons dan ook op een nieuwe uitvalsbasis te Universiteit Antwerpen. Bedankt Bruno de Loght! Over venten gesproken, het hoofd van het departement Sociale, Culturele en Studentengerichte Diensten is een van de enige mannen in het vrouwenbastion aldaar. Werken vrouwenquota dan toch? U leest het verderop in deze dwars (p. 10).   

 

Ook als u in tijdsnood zit qua studeren, bieden wij je graag creatieve oplossingen aan. Het is algemeen geweten dat seks de concentratie verhoogt, wie weet schop u het zelfs tot bekroonde fotografe (p. 4). Of zet een plaatje van Trilogy op, klassieke muziek met net dat tikje extra coolness (p. 32). Onze eigen daddy cool, Alain Verschoren, citeerde reeds de gevleugelde woorden van ‘The hitchhiker’s guide to the galaxy’ als belangrijkste studietip: “Don’t panic!”



post uit Praag #6
26/04/2015
🖋: 

Redacteur Maurits Chabot ruilde ons geliefde Antwerpen in voor Praag. Gelukkig is onze Erasmusstudent niet helemaal van de aardbol verdwenen; wekelijks stuurt hij digitale brieven vol Tsjechische avonturen. Altijd neergepend in zijn typische schrijfstijl. Scheur die denkbeeldige envelop open, de postduif is gearriveerd!

Het is geen geheim dat Praag een architectonisch hoogtepunt van Europa is. Het complete stadscentrum, ruim 866 hectare, is UNESCO Werelderfgoed. Minder mensen weten dat buiten het centrum gebouwen verscholen liggen met een andere aanblik: Praag biedt een rijkdom aan verlaten panden en complexen.

 

Eerder bezocht ik het leegstaande hotelcomplex Barrandovsky en het verwaarloosde Strahov Stadium (met 250.000 plaatsen en een pitch van negen voetbalvelden ‘s werelds grootste stadium). Ditmaal ging ik naar Praag 5, het zuidwestelijk deel van de stad. Hier werden in de 19de eeuw industriĂ«le fabrieken gebouwd. Een van de grootste, een energiecentrale, staat sinds 2004 leeg.

 

 

Brouwerijen, waterbedrijven, stoommolens, glasblazerijen, weverijen en chemische bedrijven werden in de 19de eeuw uit de grond gestampt waar nu Praag 5 ligt. Het Ringhoffer bedrijf produceerde treinwagons en spoorwegen en was een van de grootste fabrieken in Europa. Aan het einde van dezelfde eeuw vond een energiecentrale hier haar geboortegrond.

 

Die energiecentrale staat nu 11 jaar leeg. Een reden voor mij om de plek met een maat op te zoeken. Bij aankomst ontdekken we dat het gebied niet volledig verwaarloosd is: heftrucks en cementmolens staan vlakbij het bouwsel opgesteld. Het bouwterrein is afgesloten met grote hekken en muren en over de toegangsweg ligt een slagboom die door security bewaakt wordt. Tijd om een lek in de beveiliging te vinden.

 

  

 

Aan de kant waar de snelweg langs het bouwterrein loopt, omzeilen we de hekken en zienwe  een plek waar de afzetting lager is. In deze uithoek heeft niemand ons in de gaten en klimmen we over de muur. Aan de andere kant hebben we voor het eerst goed zicht op de energiecentrale. Het geheel ziet er indrukwekkend uit: betonnen constructies en hoge muren met gaten torenen de lucht in, het gebouw staat als een uitgemergeld lijk voor ons.

 

Grote puinhopen verhinderen dat we gezien worden en we lopen naar de centrale. Op het moment dat we naar binnen willen, zie ik recht voor het gebouw twee mensen overleggen. Hun hoofden zijn getooid met bouwhelmen en in hun hand houden ze notitieblokken. We duiken weg achter de betonblokken.

 

 

Hier verscholen blijven heeft geen zin, vroeg of laat betrapt de beveiliging ons sowieso. Die jongens gaan over een uurtje niet naar huis, zoveel is duidelijk. Ik besluit het over een andere boeg te gooien. “We doen het volgende: we lopen vanaf hier recht de weg op, naar die twee opzieners. Ik zeg dat we voor een Belgisch tijdschrift over stedelijke inrichting op pad zijn gestuurd om de Praagse cultuur in kaart te brengen. Jij houd mijn camera vast, je bent de fotograaf. Ik ben de verslaggever. Laat mij het woord voeren.” Mijn maat kijkt me aan. “Jij bent echt gek hoor.”

 

Twee minuten later staan we voor de projectleiders. Een man in kostuum kijkt ons argwanend aan. We hebben geluk, hij spreekt goed Engels. Ik leg hem uit dat we een reportage maken over urban exploring in Europa en dat wij over Praag berichten. “You are sure it won’t be published in the Czech Republic?”, informeert hij. Hij wil geen ongewenste publiciteit, legt hij uit. “Positive, sir”, verzeker ik hem. We lijken zijn vertrouwen te winnen.

 

    

 

Ik beloof hem dat we niet bij de bouwwerkzaamheden in de buurt zullen komen en niemand willen storen. Hij schrijft mijn nummer op, en ik zijn e-mailadres. Ik beloof hem het artikel te sturen voordat we het publiceren. Dan vertelt hij zowaar over het gebouw. Vroeger leverde de centrale energie voor fabrieken in de buurt. Eerst voor een fietsfabriek, toen voor autoproducties en vervolgens de energie voor een fabriek die vliegtuigmotoren produceerde. Hij wijst naar een opening aan de achterkant van het complex: “There, the train went inside the building and dumped its coals in the basement of the construction. That is how they created the heat to generate energy.”

 

Hij vertelt over zijn toekomstplannen met het gebouw. In enkele jaren moet hier een bedrijf komen. Hij vertelt over glazen trappen en plantenbakken aan de buitenmuur. “You guys actually need helmets to walk here.” Hij klinkt bezorgd. “Well,” vervolgt hij, “you are here on your own responsibility. You have never seen me, we did not talk. But have fun,” en hij beent weg.

 

Laat die avond kom ik thuis. Ik schuif mijn bureaustoel aan. Het was bedoeld als een smoes, maar ik heb ik het artikel uiteindelijk echt geschreven.

 

 

De quote in de titel komt van Simon Carmiggelt. 



24/04/2015
🖋: 

Iedereen heeft er wel iets over gezien, gelezen, of zeker toch gehoord: na Gent en Leuven heeft nu ook Antwerpen een Beiaardcantus achter de kiezen, en dwars was van de partij. Met een opkomst van meer dan tweeduizend man en tweehonderd leeggezopen vaten bier, lijkt Antwerpen weer stevig op de kaart te staan als volwaardige studentenstad.

prosit illuminati

Cantussen zijn een traditie die teruggaat naar het ontstaan van de studentenclubs, zo’n 400 jaar geleden. Gezien de hoeveelheid alcohol is het niet verwonderlijk dat men gezellig met z’n allen liederen ging brullen. Dat dit soms uitdraaide op niet erg geciviliseerde situaties is ook geen verrassing. De strikte regels van een cantus, zoals veel andere symboliek in het traditionele studentenleven, komen van de geheime vrijmetselaarsbewegingen. Of de Illuminati zelf ook cantussen organiseren? Dat is geheime informatie waar zelfs dwars niet aan raakt.

 

De eerste massacantus in BelgiĂ« vond plaats in 1994 in Gent. Het was een samenwerking van drie studentenverenigingen om na slechte publiciteit het Gentse studentenleven weer in een beter licht te plaatsen. De cantus kwam in de pers door een massale opkomst van wel zeshonderd studenten! In 2011 moest men dan ook verhuizen naar Flanders Expo omdat het Sint-Pietersplein niet meer groot genoeg was. Leuven, Kortrijk en Roeselare waren Antwerpen ook nog voor, maar misschien is het goed dat ’t Stad nieuwe concepten eerst grondig laat uittesten door 'die van de Parking'.

 

Beiaardcantus Antwerpen 2015 (© Julie Jeunen | dwars)

 

ad sedes

Het is iets voor vijven op de dag van de cantus. Na een massale stormloop enkele weken geleden waarbij meer dan tweeduizend tickets aan recordsnelheid zijn verkocht, maakt een groot deel van de Antwerpse studenten zich klaar om eens goed de bloemetjes buiten te zetten. Een stralende zon schijnt over de Groenplaats, waar tafels in corona's opgesteld staan. De sfeer is opgewonden en overal zijn er clubtruien, labojassen en linten te zien, en niet alleen van Antwerpse clubs.

 

De deuren gaan open en na een kleine opstopping en wat gedrang baant de massa zich een weg naar binnen, waar ze zich met enige moeite over de tafels verdeelt. Het Io Vivat, traditioneel het eerste lied van een cantus, wordt ingeleid een ingezet door rector Alain Verschoren, die terloops laat vallen dat een massacantus aan de Schelde toch nog een ander paar mouwen is dan één aan de Dijle.

 

Beiaardcantus Antwerpen 2015 (© Julie Jeunen | dwars)

 

De cantus wordt voorgezeten door de praesessen en cantoren van de vijf organiserende clubs, beginnende met de Wikings. De sfeer zit er snel in met enkele traditionele topschijfkes. Sommige liederen worden begeleid door de beiaard in de kathedraal, terwijl en orkest de anderen ondersteunt. Omdat men op een cantus normaal gesproken zonder begeleiding zingt, is het soms even zoeken naar het juiste ritme, maar er wordt meegezongen en gedanst over de hele Groenplaats.

 

De clubs van buiten Antwerpen vaardigen hun praesessen af, om mee te dingen naar de titel van 'snelste ad'er van de Parking'. Clubs gaan in hun geheel op tafels staan om de wedstrijd gade te slaan en eventueel de winnende praeses en club uit te joelen. Omdat het onmogelijk is om kleinere drankspelen te doen met een publiek van meer dan tweeduizend man, was dit een leuk alternatief. Later op de avond wordt dit nog eens overgedaan om de 'snelste ad'er van ’t Stad' te kunnen kronen.

 

Beiaardcantus Antwerpen 2015 (© Julie Jeunen | dwars)  Beiaardcantus Antwerpen 2015 (© Julie Jeunen | dwars

 

cantus ex, tempus in

Op het moment dat de hamer valt en de pauze ingaat, is het een stormloop naar de zeven dixies aan elke kant van de Groenplaats. Ondanks het feit dat er doorheen de hele cantus gewoon naar de wc gegaan kon worden, lijkt het alsof alle tweeduizend man op hetzelfde moment hun blaas moeten legen.

 

De tempus, of pauze, duurt langer dan normaal, en sommige mensen worden onrustig. Aan enkele tafels breken schermutselingen uit, die al gauw uiteengehaald worden door vrienden en bezorgde mede cantussers. Niets ongewoons, maar zeker een van de redenen dat cantussen vaak negatief in de pers komen. Heethoofden en alcohol gaan nu eenmaal niet goed samen. Ook de ongeschreven regel geen voordrink te houden voor een cantus, wordt soms door volledige clubs in de wind geslagen, wat voor de nodige chaos zorgt.

 

Beiaardcantus Antwerpen 2015 (© Julie Jeunen | dwars)  Beiaardcantus Antwerpen 2015 (© Julie Jeunen | dwars)

 

knokeltje voor meneer de burgemeester

In het tweede deel is er een erg speciale gast: onze burgemeester van Antwerpen, Bart De Wever, kwam delen in het feestgedruis. Zoals het betaamt als er een prosenior of ex-praeses binnenkomt, wordt de eerste strofe van het Io Vivat hernomen, waarna de burgemeester de corona toedrinkt en zelf ook zijn pint ad fundum leegdrinkt. Zulke dingen verleer je blijkbaar niet. Voor hoeveel de gesigneerde codices worden verkocht op Ebay is nog niet bekend.

 

Een tweede tempus komt er niet, maar een cantus die om 22 uur eindigt, laat nog genoeg tijd over voor verschillende afterparty’s in studentencafĂ©s over de hele studentenbuurt. Iedereen feest dan ook stevig door tot in de vroege uurtjes. De eerste beiaardcantus van Antwerpen lijkt een razend succes, en het ons verbazen als het hierbij bleef.

 

Beiaardcantus Antwerpen 2015 (© Julie Jeunen | dwars)