Topsport en studeren: de combinatie

De intelligentsia uit de sportwereld
01/12/2001
🖋: 
Auteur extern
md

Half december intussen. De meeste van uw studerende collega’s zitten al weken achter de boeken, verscholen op kot of in een stoffige kamer tussen cursussen en veel te dikke boeken. Paniek breekt uit, zeker nu examens verschuiven naar juni uit den boze is: de duivels gaan immers naar Japan. En toch kan niet iedereen zich die luxe van slecht slapen, slecht eten en slechts sporadisch buitenlucht opsnuiven, veroorloven. Topsporters mogen ook nu hun conditie niet verliezen, moeten ook nu hun ogen op het doel gericht houden. Het statuut van topsporter aan de universiteit kan dan al een hulp zijn, het is zeker geen vrijgeleide.

De eerste vraag is natuurlijk of je eventueel op een dergelijk statuut aanspraak kan maken. Een vraag die zich gemakkelijk beantwoord ziet: de vereisten liggen vast, het statuut is bepaald. Om door de Universiteit als topsporter erkend te worden, moet je voldoen aan een aantal objectieve voorwaarden (die trouwens voor de gehele UA dezelfde zijn, maar niet voor alle Vlaamse universiteiten uniform zijn vastgelegd). Zo kan je voetballen in tweede klasse, maar moet je als roeier brons halen op het Belgisch kampioenschap om in aanmerking te kunnen komen. Voor meer concrete informatie hieromtrent kan je steeds terecht bij Danny Boeykens, sportverantwoordelijke aan de UFSIA.

 

Studenten die topsport met studeren trachten te combineren, kunnen dan met hun profs een afwijkende planning opstellen. Dat kan gaan van overstappen naar een andere groep voor één of ander practicum, tot verplaatsen van examens en toelating tot gedeeltelijke zelfstudie. Het oogt allemaal mooi, maar je mag niet gaan overdrijven. Een student die niet slaagt voor zijn examens blijft gebuisd, tweede zit, IAJ en eventuele bisjaren behoren nog steeds tot de mogelijkheden.

 

The American Way

In Vlaanderen weigert men (gelukkig maar) de Amerikaanse weg op te gaan, waar een diploma op de universiteit vaak een gevolg is van een sportcarriëre. Meer nog. Bij grote inter-universitaire evenementen rekent de UA steeds op de steun van haar topsporters, al botst dat vaak op een veto van trainer of club die, begrijpelijk, hun pupil niet graag met een blessure zien verschijnen op de trainingen. Alles bij elkaar genomen blijft een topsporter een student, die zelf zijn cursussen zal moeten blokken en helemaal alleen voor die verdomde prof zal moeten plaatsnemen op het examen. Het enige verschil is dat de UA hem helpt om zijn bezigheden op topniveau op elkaar af te stemmen, en zo in beide te slagen.

 

“Studeren is mijn vrijetijdsbesteding”

Kris De Wree is voor het brede publiek misschien niet de meest bekende voetballer, voor een beetje sportliefhebber is hij dat wel: de jeugdreeksen van de nationale ploeg doorzwommen, een degelijk seizoen bij Beveren vorig jaar, en in het tussenseizoen de grote overstap naar het Kiel, en naar een profcontract.

 

Is zoiets überhaupt te combineren met de studies, vraagt een mens zich af. “Als profvoetballer train je natuurlijk niet langer ’s avonds, maar oefen je je beroep overdag uit. Dat betekent dus dat veel lessen in concurrentie liggen met de trainingen, en dan ga ik trainen. Enkel voor de verplichte practica kom ik naar de UIA. Eén daarvan valt op maandagnamiddag, wat bijna nooit een probleem is, voor het andere heb ik een regeling uitgewerkt met de prof. Het topsportstatuut is daarvoor niet echt nodig, een goede relatie met je prof is veel belangrijker en maakt dat papiertje overbodig. Al kan het eerder sceptische profs natuurlijk wel overtuigen.”

 

De Wree is van plan zijn studies aan de UA uit te doen, voordat hij zich volledig op het voetbal stort. “Nog twee jaar Biochemie, en dan heb je toch dat diploma. Als ik echt de keuze moet maken dan denk ik dat ik voor het voetbal zou kiezen, maar Franky Vander Elst is daarin een redelijke trainer die ons toelaat de twee te combineren.” (Naast De Wree studeren ook Pieter-Jan Monteyne en Kristof Snelders verder.) “Ik zie studeren ook helemaal niet als een verplichting”, gaat De Wree verder, “het is voor mij een nuttige opvulling van mijn vrije tijd naast het voetbal. De oudere teammaats vragen me wel eens waarom ik nu juist verder studeer. Wel, voor mij is dat een manier om niet helemaal door het voetbalwereldje opgeslokt te worden.”

 

Of hij dan niet veel van het studentenleven moet missen? “Ik ga inderdaad maar naar één bal, en een tweetal TD’s per jaar, maar ik lig daar niet van wakker. Zolang ik graag voetbal weegt dat ruimschoots op tegen dat studentenleven.”