Vertellingen van ‘t Stad

Vanaf heden wederom in uw maandblad: de glorie van Antwerpen. Een bloemlezing van haar meest heroïsche en tot de verbeelding sprekende verhalen en vertellingen. Laten we beginnen waar dat hoort: bij het begin. Het ontstaan van Antwerpen door de pen van Floris Prims, voormalig stadsarchivaris.

Het bestaan is geslepen en het museum bestaat

Het leven is de vulling van een potlood, waarvan de atomen ietwat steviger aan elkaar hangen. Het leven is de volle 10 waard op de hardheidsschaal van Mohs. Daar moeten die afstammelingen van de arme Zuid-Afrikaanse boeren, De Beers genaamd, ongetwijfeld van overtuigd zijn. De naam van het wereldwijd grootste diamantconcern is immers het enige wat de nakomelingen rest sinds ene Cecil Roots ging lopen met de eigenlijke business.

Antwerpen en de noodzaak van de bruine kroeg

Een stad zonder cafés is geen stad. Het is een lege huls van beton en staal zonder ziel, een plek waar mensen gaan om droomloos te slapen. Een Café geeft een verzameling huizen en flats een epicentrum. Het zijn ontmoetingsplaatsen; vriendschappen ontstaan er, gedijen er en vergaan er soms zelfs. Cafés zijn net zo noodzakelijk als dure culturele instellingen. Waar zou je anders na de film of de tentoonstelling naartoe moeten om nog eens goed na te kaarten?

Waar gangsters en opoes nog samen walsen

We kennen allemaal de rumoerige studentencafés waar schuins kijkende harlekijnen in presidiumlinten baldadig pinten achterover kappen, en ieder van ons heeft op een verdrongen blauwe maandag al eens een gewaagde, avant-gardistische versie van Bohemian Rhapsody ten beste gebracht in een karaoketent aan de Grote Markt. We weten allemaal hoe we stijlvol mee moeten knikken met bebopsolo’s in rokerige jazzkroegen, en zijn op de hoogte van de meest blitse moves en pepdrankjes in de nouveau-chic-designer-lounge (nu en dan ook wel eens verkeerdelijk voor alternatief aangezien) dansgelegenheden op het Zuid.