Cesar

Bierman

12/10/2021

De pastor en het bier, er is geen duo dat meer onafscheidelijk is. Als pastorale superheld schrijft Gert Van Langendonck ons met zijn geestelijk vernuft op weg naar de beste smaken in het bierlandschap. Prosit! 

Naar het schijnt bestaat er een schilderij van een Belgische surrealist waarop een pijp staat afgebeeld met daaronder de droge mededeling dat het geen pijp is. Dat laatste overigens in het Frans, een taal waarin het altijd al lastig is om zich correct uit te drukken en waarin een brood bestellen bij de bakker klinkt als het voordragen van een sonnet. De schilder van dat doek heet René Magritte en wordt gezien als hoogtepunt van het Belgisch surrealisme, slechts geëvenaard door Paul Delvaux en diens preoccupatie met treinen die nergens naartoe gaan (en misschien ook door het Vlaams parlement dat ook nooit ergens naartoe gaat). Dat is allemaal onzin natuurlijk. De grootste surrealist van ons wonderbaarlijk patattenland is Linthout, de tekenaar en voornaamste scenarist van de iconische Urbanusstrips. 

Magritte is er tijdens zijn leven met moeite in geslaagd om een handvol kaders te vullen met slecht geplaatste appels en pseudo-intellectuele bijschriften bij dingen die objectief gewoon wél een pijp zijn. Linthout daarentegen zit ondertussen aan een kleine tweehonderd volledige stripboeken waarin elk tweede prentje een surrealistische grap is. Zijn strips worden bevolkt door iconische figuren als de sloor Eufrazie. Jef Patat die samen met Eddy Wally een pretpark start. God de vader en Diens mislukte poging om de schepping af te schaffen om van de miserie met Urbanus vanaf te zijn. Al ne keer gebezigd waspoeder op Uranus (eigenlijk Urbanus, maar de B is ingeslikt door de navel van de planeet). Het boerke dat botst met zijn strontkar en in tranen uitroept dat hij een heel jaar voor niks gekakt heeft. Urbanus die een bal van het Atomium met radioactief afval vult en in het oog van Janneke Maan schiet. Het is maar een kleine greep uit wat onze grootste surrealist in enkele luttele jaren bij elkaar heeft geschraapt. Linthout is geen mens, maar een onuitputtelijke bron van creativiteit, volkstaal en dorpsverhalen, humor en bovenal surrealisme van een bovenmenselijk niveau.  

De schaarse strips waarin Linthout het niet over Urbanus heeft, maar heel persoonlijk over zijn dementerende moeder of de zelfmoord van zijn zoon, tonen overigens dat zonder humor een dragende grond van rauw talent en ongefilterde emotie bloot komt te liggen die bij momenten beenhard inhakt op de lezer. De man is een grootmeester in het surrealisme die zich verschuilt achter de onverwachte kwinkslag. De deprimerende plekken van Paul Delvaux met wat vage schimmen in een lelijk station en de moeite van Magritte om een pijp te schilderen – en toch ook weer niet – zijn in vergelijking met deze beeldende overvloed eigenlijk wat gênant: het is misschien de geboorteplaats van het surrealisme, maar tegelijk zeker ook het kerkhof ervan.   

In een van de strips van Urbanus krabt Cesar, de alcoholische vader van Urbanus, de schimmel van de muur om bier mee te brouwen. Cesar is uiteindelijk ook de naam van het bier dat Bierman hier graag wil bespreken. Het bier smaakt naar bier, laat dat duidelijk zijn, maar om de iconische woorden van onze tweede grootste surrealist te parafraseren: “Dit is géén bier.” Dit is Linthout wiens creaties gul overvloeien in de realiteit.