leiding in de bloemetjes op de Dag van de Jeugdbeweging

19/10/2017
🖋: 

Jeugdleiders en -leidsters, verenig u! Het is namelijk onze hoogdag: Dag van de Jeugdbeweging. We hoeven niet te wachten tot het weekend om ons uniform boven te halen, want vandaag vrolijken we de aula’s en klaslokalen op met onze dassen, truien en hemden. Dit is een dag waarop we met trots tonen dat we van de jeugdbeweging zijn.

Elk jaar rond deze tijd stond ik in de lagere school op de speelplaats te pronken in mijn scoutsuniform. Het hoogtepunt van de dag was ongetwijfeld de groepsfoto met alle andere kinderen die ook in een jeugdbeweging zaten. In de klas mochten we dan vertellen over wat we dan zoal deden op zondag. Wanneer ik dan vertelde over de jaarlijkse overgang waarbij ik na drie keer douchen nog steeds mayonaise uit mijn oor kon peuteren, trokken mijn klasgenootjes vieze gezichten. In het middelbaar mochten we vervolgens tijdens de middag buiten de schoolpoort richting jeugdhuis om getrakteerd te worden op een hamburger. De verhalen die ik aan mijn vriendinnen over de scouts vertelde, stapelden zich jaar na jaar op. Nachtspelen waarbij ik het bijna in mijn broek had gedaan of die ene keer dat we tijdens een tweedaagse plots midden in een militair domein stonden. Sinds mijn studententijd – en dus het moment waarop ik zelf leiding werd en vervolgens groepsleiding - zijn de ontbijten in de studentensteden dan weer de reden om voor een keer de wekker vroeg te zetten en in mijn uniform te duiken. Want het is algemeen geweten dat de vroege vogels met de lekkerste dingen aan de haal gaan: omelet, koffiekoeken, warme chocomelk, 


Het lijkt erop dat hoe ouder we worden, hoe meer we op deze dag verwend worden. Want we zijn uiteindelijk leiders en leidsters geworden. Elke zondag staan we vol enthousiasme klaar om onze duizenden leden, verspreid over heel Vlaanderen, een zorgeloze dag te bezorgen. We toveren talloze activiteiten uit onze mouwen: van zoektochten tot bosspelen en van droppings tot een wafelenbak. We organiseren eetavonden, tombola’s, quizzen en fuiven om onze zomerkampen nóg leuker te maken. We zijn keien in het combineren van studies, jobs en hobby’s. We engageren ons, zetten ons in en leven ons uit. En dat helemaal vrijwillig. Want in tegenstelling tot wat sommige ouders of vrienden soms denken, komt hier geen vrijwilligersvergoeding bij kijken. Het is daarom juist zo fijn dat er zo’n dag als deze wordt georganiseerd, want de appreciatie die we op die manier krijgen geeft ons nog meer goesting om er elke zondag iets leuks van te maken.  

Vandaag worden we dus in de bloemetjes gezet. De initiatieven om van deze dag een heus feest te maken zijn niet op een hand te tellen: gratis ontbijten in de grootsteden, hotdogs in het plaatselijke jeugdhuis en natuurlijk de befaamde ‘Nacht van de Jeugdbeweging’, die in heel Vlaanderen plaatsvindt. Nog geen idee of er in jouw gemeente een actie of feestje georganiseerd wordt? Surf dan snel naar http://dagvandejeugdbeweging.be/acties/ en ontdek waar en wanneer de acties in jouw buurt plaatsvinden.



onze universiteit in cijfers

17/10/2017
🖋: 

Midden oktober kan je wel stellen dat het academiejaar op gang gekomen is. De opening TD’s zijn achter de rug, je begint je lesrooster vanbuiten te kennen en het is weer zoeken naar een plaatsje in de studentenresto’s of de agora. Worden onze gangen echt voller? Zijn er vooral mannelijke proffen? Of lijkt dat alleen maar zo?

Wij gingen neuzen in de inschrijvingscijfers van het academiejaar 2017-2018. En inderdaad, onze studentencommunity is weer een stukje groter geworden. Met een bescheiden 2% of een extra 385 studenten ten opzichte van vorig academiejaar blijft onze universiteit gestaag groeien. Aan de kaap van 20.000 studenten komen we net niet, maar met onze 19.765 studenten durven we alvast dromen dat we die overwinning volgend jaar mogen vieren.
 

facultaire competitie

Onze universiteit groeit, maar niet alle faculteiten volgen deze trend. Faculteit Rechten is de grootste verliezer dit academiejaar: haar studentenaantal daalt met 6,3% of zo’n 139 studenten. Ook de faculteiten Toegepaste Economische Wetenschappen (TEW) en Wetenschappen dalen lichtjes, met respectievelijk 0,8% en 0,2%.

De grootste winnaar is de faculteit Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen (FBD). Met een stijging van 9,3% kan ze zichzelf tot de derde grootste faculteit kronen en duwt daarmee faculteit Rechten – die vorig jaar de bronzen medaille had – van de troon.

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen (GGW) mag zich voor het derde jaar op rij de grootste faculteit van onze universiteit noemen. Voor het academiejaar 2015-2016 ging deze eer naar de faculteit TEW – die zich nu al drie jaar tevreden mag stellen met de tweede plaats.
 

it’s a man’s world

Al sinds de inkanteling heeft de faculteit TEW de meeste mannelijke studenten onder haar hoede. Faculteit GGW en Wetenschappen vullen verder het podium.

Wanneer we echter naar percentages gaan kijken, merken we op dat in verhouding de faculteit Toegepaste Ingenieurswetenschappen (TI) veruit de meest mannelijke richting genoemd kan worden. Met maar liefst 88,9% mannen zijn de vrouwen veruit in de minderheid. Toch kunnen we al een positieve trend waarnemen: sinds het jaar van de inkanteling (academiejaar 2013-2014) hebben de TI-vrouwen 3% extra gewonnen.

Bij de faculteit Wetenschappen heerst er ook een mannelijke sfeer, al is het in minder extreme mate dan bij de faculteit TI. Hier zitten er dubbel zoveel mannen dan vrouwen op de schoolbanken. Bij de faculteit TEW vinden we ook meer mannen dan vrouwen, maar met 56,4% ten opzichte van 43,6% is het evenwicht al meer te vinden.

En bij deze drie faculteiten eindigt het mannelijk overgewicht.

 

run the university (girls)

Jawel, je leest het goed. Bij de andere zes grote faculteiten zwaaien de vrouwen de scepter. Met 72,8% vrouwelijke studenten kan de faculteit FBD zich naast grootste faculteit, ook de meest vrouwelijke kronen. Qua aantal wint echter de faculteit GGW – die 2109 studentes telt.

Hoe het nu over de hele universiteit zit? Welja, ook daar is het XX-chromosoom in de meerderheid. Vrouwen maken immers zo'n 56% van de studentenpopulatie uit.

Bij de doctoraatstudenten is de man/vrouw verhouding helemaal gelijk, en dit zonder genderquota. Maar die trend zet zich niet bij het andere academisch personeel.

Wanneer we daar de genderverdeling onder de loep nemen, zien we een treurige tendens. Hoe hoger de benoeming, hoe meer mannen en hoe minder vrouwen zetelen.   

Een positieve noot: het aandeel vrouwelijke hoogleraren en gewoon hoogleraren neemt doorheen de jaren toe. Al zijn we er duidelijk nog lang niet. 



dwarsdoorsnede

17/10/2017
Bron/externe fotograaf

Universiteit van Vlaanderen

🖋: 

De universiteit van Vlaanderen strijkt deze week neer in La Gare 27. Antwerpse topprofessoren geven elk een kwartiertje (of twee) een strakke uiteenzetting over (een) zelfgekozen topic(s). Wij woonden de eerste opnamedag bij. Voelden we ons studenten? 

Het aulagevoel? Dat ontbrak tijdens de eerste opnamedag van de Universiteit van Vlaanderen. Het idee voor dit programma waaide over van Nederland, waar de Universiteit van Nederland al meer dan zeshonderd colleges online heeft staan. “Wetenschapscommunicatie is uiteindelijk iets universeels”, verklaart Roel Bellinga, directeur van het project in Nederland in Veto.

Wetenschapscommunicatie was in de Vlaamse versie maandagavond echter zoek. Of je moet communicatie als eenrichtingsverkeer beschouwen. Waar je in een aula de kans krijgt om vragen te stellen, werden de professoren hier niet onderbroken door prangende vingers van studenten. Wel door de regisseur. Het beeldscherm liet het immers even afweten. Daarna begon het college weer van voren af aan.

De technische problemen kennen we natuurlijk maar al te goed uit onze eigen leeromgeving. De uitzonderlijk strakke presentaties minder. Hier geen professoren die PowerPoints aflazen; zelfs op blikken op de autocue konden we hen amper betrappen. Dat maakt van zulk leskwartiertje een voorstelling. Geen les. Waar Johny Quidé meegaf aan vrtNWS dat ze mensen enthousiast willen maken om te studeren, schudden wij ons hoofd.

Ongetwijfeld zal deze combinatie van hedendaagse onderwerpen, geboren sprekers en een leskwartiertje wel zijn publiek vinden. En ja, we weten nu dat WALL-E geen voorspellende factor met zich meedraagt. Nee, de Spartanen gooiden hun baby’s met een afwijking niet in een ravijn. En ja, ik weet nu hoe ik de richting Latijn kan verdedigen.

Maar zijn dit geen fait divers? Leren we hierdoor nu beter de samenleving te begrijpen? De materie in se? Zoekt de kijker na zulk gebald filmpje nog verder? Gaan de deuren van de aula’s straks enthousiaster open? Wij betwijfelen het.



monogamie als waarheid

16/10/2017
🖋: 

Je lief bedriegen is absoluut not done. Spreken over overspel binnen een huwelijk, schreeuwt moord en brand altegader! Het klinkt akelig dat trouw trouwen niet zou bestaan, maar statistieken duiden vaak op een lelijke waarheid. Maar zijn wij als soort wel gemaakt om te sterven, na een godgans leven te hebben gespendeerd met één partner? dwars gaat op zoek naar antwoorden.

We verbinden monogaam zijn bijna automatisch met trouwen, maar dat is slechts de echtelijke monogamie. Je huwt dus met één partner, maar dat wil dus niet per se zeggen dat je seks hebt met één persoon. Je kunt ook sociaal monogaam zijn –samenwonen en het meeste van je tijd doorbrengen met elkaar – maar als je in een open relatie zit, kan dat ook meerdere bedpartners betekenen. Als je seksueel monogaam bent, hou je het wĂ©l bij één stoeipoes of -kater.

 

tot de dood u scheidt

Laten we even inzoomen op echtelijke monogamie. Het huwelijk, dat in de gemiddelde chick flick oneindig en sprookjesachtig schijnt te zijn, duurt in BelgiĂ« gemiddeld slechts 15 jaar. Al op 20-jarige leeftijd beginnen de eerste koppels te scheiden en op 47 jaar piekt het aantal scheidingen. Die hoge cijfers houden zo’n 10 jaar aan en daarna is er een sterke daling. Als de uitspattingen van de midlifecrisis zijn getemperd, misschien? We kunnen in het algemeen stellen dat tussen 1830 en 2015 het aantal huwelijken daalt en het aantal scheidingen stijgt, al is die stijging vooral tot 10 jaar terug te zien is. De laatste jaren houden huwelijken meer stand.

Wij als studenten zijn natuurlijk nog niet zo bezig met trouwen, maar wel met vlinders en vrijen. Studenten kunnen in hun relaties dus sociaal en/of seksueel monogaam zijn. dwars hield echter vorig jaar een grote seksenquĂȘte waaruit bleek dat 26 procent zijn of haar lief al eens bedrogen had, en dat 29 procent al eens bedrogen werd. Wellicht geen leuk idee dat meer dan een vierde van de relaties ontrouw blijkt.

        

Bron: Statbel – FOD Economie

deeldogma

Meerdere bedpartners hebben terwijl je in een relatie zit, het wordt veelvuldig scheef bekeken, maar niet door iedereen. Er zijn mensen die een vrijere verstandhouding verkiezen, een open relatie dus. We gingen kort in gesprek met een student in zo'n situatie. "Mijn vriendin en ik zijn nu drie jaar bij elkaar en gelukkig samen. Zij heeft vanavond een date, ik vind dat spannend voor haar. Wij zijn over elk aspect in ons leven eerlijk, dus ook als wij goesting krijgen om een afspraakje te hebben met iemand anders. Mijn lief is mijn beste vriendin, zij weet alles van mij." 

"Dit betekent niet dat we onze onenightstands tot in de puntjes beschrijven, die details zijn ook niet van belang. Wat wel belangrijk is voor ons, is dat wij de meeste tijd met elkaar doorbrengen en aan het einde van de dag van elkaar zijn. Wij weten dat sommige mensen het niet begrijpen, maar dat is niet erg. Ze vragen dan, 'maar ben je dan niet jaloers, word je daar niet ongelukkig van?'. Het is net het tegenovergestelde. Ik hoef niet jaloers te zijn, ik weet waar ze uithangt en met wie ze een pint gaat drinken. Wie weet stopt het daten met anderen ooit, als onze wilde haren wat zijn gladgestreken, maar voorlopig gaat het prima zo (lacht)." 

 

globale getrouwheid

In België worden monogame relaties vaak beschouwd als de norm, maar volgens de Etnografische Atlas zijn er van 1231 samenlevingsgroepen slechts 186 sociaal monogaam. Occasionele polygamie komt voor in 453 groepen en frequente polygamie in 588. Polyandrie, waar de vrouw één of meerdere mannen heeft, heerst onder 4 samenlevingsgroepen. Deze cijfers horen wel genuanceerd te worden, omdat de individuele bevolkingsgroepen niet worden meegerekend in deze grotere samenlevingsgroep. De monogame culturen zijn dus duidelijk in de minderheid. In het dierenrijk komt monogamie ook voor. Vooral vogels vogelen niet met anderen, zo'n 90 procent van de vogels heeft één ware wederhelft. Bij mensen is monogamie op een specifieke manier geëvolueerd.

 

echtelijke evolutie

Bepaalde theoretici beweren namelijk dat monogamie het conflict binnen een groep vermindert, waardoor groepen die monogaam zijn een evolutionair voordeel hebben. Genetisch bewijs rond menselijke monogamie dateert van 10 000 tot 20 000 jaar geleden, wat in de geschiedenis van de mens redelijk recent is, aangezien wij als soort ongeveer 300 000 jaar oud zijn. Antropoloog Jack Goody heeft een statistisch verband gevonden tussen de aanwezigheid van ploegagricultuur en monogamie. Het zware veldwerk werd meestal uitgevoerd door mannen en dat hangt dan weer samen met het houden van privégronden, die binnen de familie werden behouden door monogame huwelijken. Ook is er een verband gevonden met een groeiende gemeenschap, en ook religie en monogamie zouden hand in hand gaan.

 

huwelijkshistorie

Cultuur en status spelen ook een belangrijke rol: sociale regels en wetten leggen sociale monogamie op om rijkdom of macht te beschermen. Keizer Augustus moedigde huwelijk en het voorzien van nakomelingen aan, zodat de aristocraten hun macht en rijkdom onder hun erfgenamen konden verdelen om het nalatenschap hiervan te verzekeren.

Ook door de Kerk werd dit gepromoot; rijkdom werd overgedragen aan de dichtste mannelijke bloedverwant. Meestal was dit de oudere broer zonder een mannelijke erfgenaam. Dit resulteerde in een situatie waarin de jongste broer celibatair bleef, en zo de rijkdom binnen de kerk gehouden werd. De regelstellende, rijke elitegroep wilde daarentegen dat deze rijkdom binnen de familie bleef. Zodoende zorgden zij voor een hogere reproductie, waardoor hun genetische invloed verder vloeide in de toekomstige generaties.

Mogelijk als reactie hierop, moedigde de kerkelijke wet aan dat ook arme mannen zouden trouwen. De kloof tussen rijk en arm nam bijgevolg af, waardoor monogamie zich snel verspreidde binnen de Westerse wereld. Meer dan duizend jaar later geven wij elkaar nog steeds knikkend, al dan niet voor de Kerk, het jawoord.

 

biologie en monogamie

Al deze evolutionaire en geschiedkundige verklaringen zijn plausibel, maar wat de mens tot mens maakt, is zijn brein. In onze hersenen sturen minuscule stofjes ons gedrag. Bij onze verre neven, de muizen, werden verschillende van die stofjes bestudeerd in functie van sociaal gedrag. Bij muizen die in een sociale gemeenschap leefden, kwamen tijdens het paren affectiehormonen, oxytocine en vasopressine vrij. Dat was niet zo bij muizen die eerder alleen doolden en hun kinderen ‘langs de straat’ maakten. Alleen de sociale muizen hadden receptoren voor deze stoffen, die hen gevoelig maken voor de geur van de partner. Die geur stimuleert het paargeheugen en zou zo monogaam gedrag in de hand werken.

Laat je lief dus maar lekker aan je oksels ruiken na de daad, dan blijven jullie misschien wel voor eeuwig samen.



de 90-jarige vrouw die studeren wil

16/10/2017
🖋: 

Of het haar een plaats in het Guinness Book of Records had opgeleverd, laat Antoinette Pecher koud. In februari 2017 zou de 90-jarige dame starten als student Letteren en Wijsbegeerte aan de Universiteit Antwerpen. Een paar dagen voor het begin van het tweede semester besliste een jammerlijk ongeluk daar anders over. De kranige overgrootmoeder brak haar heup en was genoodzaakt haar studieplannen uit te stellen.

“Ik moest in Den Bell zijn om de seniorenraad bij te wonen. Toen ik de mensen zag staan waarmee ik vergader, zwaaide ik goeiendag en stapte gewoonweg door het glas. Er zijn in dat gebouw veel glazen deuren, weet u. Ik werd naar de spoeddienst gevoerd en was mijn studie kwijt.”

 

Het mag dan een treurig verhaal zijn, mevrouw Pecher vertelt geanimeerd over het ongeluk dat een voorlopige streep trok door haar studieplannen. Ze heeft ons uitgenodigd in haar assistentiewoning, die in het hart van de studentenbuurt ligt, op een boogscheut van de aula’s. Omringd door boeken zit ze comfortabel aan haar eettafel. Een stevige wandelstok staat naast haar, net als een bijzettafeltje waarop een koffiekan prijkt.

 

Een van de dagen zal ik wel sterven, zoals iedereen.

 

“Luistert, nog voor die val werd mijn plan om te studeren eigenlijk al een lijdensweg. Op voorhand dacht ik dat het gemakkelijk zou zijn: je schrijft je in, betaalt en gaat opnieuw naar school. Niks van (lacht). Ik beschik blijkbaar niet over de juiste diploma’s om hoger onderwijs te volgen. Dat komt omdat ik een kind van de oorlog ben, toen werden er geen diploma’s uitgereikt. Eten was belangrijker dan studeren.”

 

Aspirant-studenten zonder een diploma secundair onderwijs kunnen de procedure Afwijkende Toelating volgen om alsnog te starten met een hogere studie. De procedure bestaat uit een uitgebreide vragenlijst naar de verrichte arbeid en studie, gevolgd door een toelatingsproef begrijpend lezen. “Zo’n pak!”, blaast mevrouw Pecher terwijl ze met haar handen de dikte aangeeft. “Een hele klus voor een 90-jarige die gewoon enkele lessen wil volgen. Ze vroegen ook of ik aan de examens zou deelnemen. Examens? Ik was niet van plan nog carriùre te maken met mijn hogere studies (lacht uitbundig).”

 

Ik beschik blijkbaar niet over de juiste diploma’s om hoger onderwijs te volgen.

 

“Maar luistert, de universiteit, en in het bijzonder studentenbegeleider Sara Backx, heeft mij goed geholpen. Uiteindelijk heb ik in een brief aan de rector gevraagd of ik me toch niet als vrije student kon inschrijven, zonder die proeven te moeten afleggen. Er zijn inderdaad tekorten in mijn vorming, maar ik heb ook veel geleerd door ervaring. Hij antwoordde dat hij blij was met mijn komst en dat het in orde was ... een paar dagen later stap ik door die glazen deur.”

 

Mevrouw Pecher zucht. “Bon, de universiteit liet weten dat ik in september opnieuw zou kunnen beginnen. Na mijn herstel ben ik vanuit Lillo naar hier verhuisd. Alles leek goed te verlopen en ik dacht echt: ‘Nu is het aan mij, ik herbegin!’ (schamper lachje). Maar toen kreeg ik opnieuw medische klachten, en heb ik er mij definitief bij neergelegd dat ik nooit zal verder studeren.” In de fonkelende pretogen van de overgrootmoeder wordt het even donker. Het dringt opnieuw tot haar door dat haar plan niet zal lukken. “Weet u, ik ben heel mijn leven al aan het afbouwen en reorganiseren. Dat is niet plezant hoor.” Ze zucht opnieuw. “Een van de dagen zal ik wel sterven, zoals iedereen.”

 

We waren hier om te spreken over mijn mislukte studieplannen, niet over mijn carriĂšre.

 

De woorden van mevrouw Pecher blijven in het vertrek hangen en maken iedereen even stil. Dan zwiept de kwieke dame haar wandelstok omhoog en wijst er een keukenkastje mee aan. “U wilde water? Daar vindt u een glas. Maar wacht, ik heb hier van alles voor jullie voorbereid.” Ze draait zich naar het bijzettafeltje en schenkt koffie uit. Ook een koektrommel verschijnt op tafel. Pas wanneer ze haar grootmoederlijke plichten heeft vervuld, richt mevrouw Pecher zich tot Natasja, die als fotografe het interview bijwoont: “Wat zeiden uw ouders toen u aangaf dat u wilde verder studeren? Doe maar? Die van mij iets anders hoor. Onder mijn neus hebben ze beslist dat ik niet zou gaan studeren. Als meisje moest ik een broodwinner zoeken, met hem trouwen en kinderen krijgen. Later heb ik als bestuurslid van de vrouwenraad mee campagne gevoerd om zulke gedachten uit de hoofden van meisjes te verbannen.” Mevrouw Pecher knipoogt naar Natasja. “Het is dus mede dankzij mij dat u studeert, hù.”

 

Als voormalig lesgever, journalist, gemeenteraadslid en persattachĂ© van ministers definieert mevrouw Pecher de term selfmade vrouw. Dat ze voor al haar verdiensten de titel van barones heeft gekregen, wil ze niet horen. “Enfin, ik ben niet snob, hĂš! Mineur dus, we waren hier om te spreken over mijn mislukte studieplannen, niet over mijn carriĂšre.”

 

“Ik zal blijven lezen en studeren, maar ik had graag op de universiteit tussen de studenten gezeten. Het ging me om het contact tussen ouderen en jongeren. Dat is interessant voor iedereen. Ik weet namelijk wat het is om jong te zijn, maar jullie niet wat het is om oud te zijn. Aan ons contact zou de samenleving baat hebben.” Dan luidt de koekoeksklok etenstijd en begeleidt mevrouw Pecher ons naar de deur. Plots grinnikt ze. “Maar over de nieuwe studenten heb ik wel mijn ideeĂ«n hoor. Ze zitten overal in de cafĂ©s en ervaren het studentenleven op zijn best. Ik denk dan bij mezelf: daartussen zitten de bissers van volgend jaar (lacht uitbundig)!” Met haar pretogen kijkt ze ons nog een keer aan voor ze de deur sluit: “Maar bon, sympathiek hoor.”



de betweter

15/10/2017
🖋: 

Het is niet omdat je veel onnozele weetjes kent, dat je een betweter bent. Dat bewijst een van onze redacteurs elke maand door een waanzinnig interessant, ongelofelijk boeiend of verbluffend spannend feit te delen.

In de lessen godsdienst aan het middelbaar hoorden we al eens iets over een grens in Antwerpen, nen draad waarbinnen de orthodoxe Joodse bevolking zich kon verplaatsen tijdens de Sabbat. Hoe de vork nu echt aan de steel zit, wisten we tot nu eigenlijk niet. Schande voor een inwoner van ’t Stad, en daarom gingen we ten rade bij Drs. Dennis Baert, medewerker en docent bij het Instituut voor Joodse Studies. En wat blijkt? Die omgrenzing blijkt eroev te heten en voor het grootste deel is er helemaal geen draad.

Drs. Baert legt uit hoe de eroev ontstaan is: “De Joodse wet schrijft een aantal rustgeboden uit op de Sabbat, de wekelijkse rustdag op zaterdag. EĂ©n daarvan is het verbod om te dragen binnen een publiek domein. Een boek meenemen naar de synagoge of een kinderwagen duwen gaat zo bijvoorbeeld niet.”

 

 

“Maar wat is dan juist een publiek domein? De Talmud (de verzameling van joodse wetten gecompileerd rond 500, n.v.d.r.) baseert zich daarvoor op de woestijn waar het Joodse volk veertig jaar door moest trekken: een open vlakte waar dagelijks 600 000 mensen passeerden. Alleen: die beschrijving is best vaag. Voor de zekerheid hebben rabbijnen een soort afgrenzing binnen die wet gemaakt, zodat orthodoxe Joden wisten dat ze geen wet overtraden. Zij schreven voor dat er geen zaken gedragen mochten worden buiten een privĂ©ruimte mĂ©t omheining en met een bepaalde grootte.”

“Daar is dan een uitzondering op gekomen: het was wel geoorloofd om een groep huizen met elkaar te verbinden om zo een groot privĂ©domein te verkrijgen. In grote steden werd zo een heel stadsdeel als een privĂ©domein gezien. Op twee voorwaarden: ten eerste moest er een duidelijke afgrenzing rond dat deel zijn, de eroev. Ten tweede mochten er niet meer dan 600 000 mensen op een dag passeren.”

 

 

Waar kunnen we die afgrenzing dan spotten in Antwerpen? “Eigenlijk heeft de Joodse gemeenschap er niet veel meer aan moeten doen: in een stad zijn er al grenzen genoeg. De Schelde is zo de westelijke grens, de Singel en de spoorwegen vormen de oostelijke grens. Aan de Singel bevinden zich wel een paar viaducten waar mensen kunnen passeren. Daar is de natuurlijke grens doorbroken, waardoor er een draad boven die open stukken wordt gespannen. Let op: dat zijn altijd maar heel kleine stukjes.”

Wij zullen alvast eens naar boven kijken als we langs de viaducten aan de Singel passeren. Daarnaast zijn we het hierover eens: achter 't water valt er eigenlijk toch niet zo veel te beleven.



briljant hulpmiddel of doder van alle hersencellen?

15/10/2017
🖋: 

Nu het collegejaar weer begonnen is, verschijnen er in de media diverse artikelen die de discussie over laptopgebruik in de collegezaal nieuw leven inblazen. Zo zouden ze funest zijn voor de concentratie en vooral voor afleiding zorgen. Desondanks zijn laptops in aula's niet meer weg te denken. 

Aan de universiteit van Antwerpen is er geen officieel beleid rond laptopgebruik. Professoren kunnen dus zelf bepalen of deze wel of niet in hun les gebruikt mogen worden. Veel studenten maken graag gebruik van de gelegenheid hun laptop mee te brengen, de welbekende nadelen ten spijt. Hoe wordt er binnen onze universiteit over deze dynamiek gedacht?

 

Om de verschillende stemmen in het debat goed uit te kunnen lichten, zijn we in gesprek gegaan met een aantal professoren en studenten. Zo spraken we met professor Thomas Crombez, die kunstfilosofie doceert aan de AP Hogeschool en als gastdocent colleges verzorgt aan UAntwerpen. Bij zijn colleges aan de hogeschool zijn laptops, telefoons en tablets niet toegestaan. “Ik geloof dat ik een van de weinigen ben die duidelijk stelling inneemt. Zoals je in het vliegtuig geen telefoon mag gebruiken omdat dat de veiligheid in gevaar brengt, mag je in mijn colleges geen telefoon gebruiken omdat dat de concentratie in gevaar brengt”, stelt hij. Bij zijn gastcolleges aan UAntwerpen raadt hij laptopgebruik vooral sterk af. “Er is al veel onderzoek naar het fenomeen gedaan. Deze onderzoeken tonen aan dat je de lesstof cognitief beter verwerkt als je met de hand noteert. De verklaring hiervoor is dat je, als je met de laptop werkt, sneller kunt noteren en dus letterlijk typt wat de docent zegt”.

 

de asocialiteit van de laptopgebruiker

Laptops hebben in de ogen van Crombez niet alleen een negatieve invloed op de studieresultaten, ze doen ook inbreuk op de sociale interactie binnen de collegezaal: “De les als ontmoeting, als uitwisseling, wordt voor mij beschadigd door het feit dat studenten zich afsluiten in de spreekwoordelijke capsule van hun scherm. Lesgeven is een collectieve ervaring, geen individuele. Wat jij doet heeft impact op wat andere mensen doen. Als jij uitdraagt dat je je laptopscherm interessanter vindt dan de les, geef je hen een aanleiding om die gedachte over te nemen. Het is hetzelfde, maar op kleinere schaal, als het openslaan van een krant tijdens de les. Dat zou niemand doen, want het is verschrikkelijk onbeleefd. Studenten doen soms alsof de laptop een soort veredeld notitieboekje is, maar dat is het natuurlijk niet. Het is een informatiecentrum.”

 

Studenten hebben vandaag de dag de vrijheid en verantwoordelijkheid om hun eigen werkmethode te kiezen.

- Alexander Bleyaert

 

Wat maakt de laptops dan zo aantrekkelijk voor studenten? De meeste laptopgebruikers die we spreken lijken vooral uit praktische redenen hun device te gebruiken. Schrijven gaat langzamer en zorgt voor slordige, onoverzichtelijke aantekeningen. “Bij hoorcolleges kun je meteen tijdens het noteren samenvatten, en hoef je nadien niets over te typen. Het maakt mijn studiewerk een stuk ordelijker en ik neem aan dat dat wel een positief effect heeft op mijn resultaten”, aldus Gerwin van der Linden, bachelorstudent Toegepaste Taalkunde. 

 

verantwoordelijkheid boven regelgeving

De discussie over het gebruik van laptops is ook Gert Rijlaarsdam, professor in de Meertalige Professionele Communicatie, niet vreemd. “Ik kan me er iets bij voorstellen dat het voor studenten aantrekkelijk kan zijn klakkeloos de teksten van dia’s over te nemen. Interactie en extra denkstof zijn echter cruciaal voor een goede verwerking van de les. Sommige studenten typen alles over en bedenken achteraf thuis nog eens wat er nu eigenlijk gezegd is”. Toch is het luiden van de noodklok volgens Rijlaarsdam niet nodig. Studenten die merken dat hun studieresultaten in het geding komen, zullen zelf hun verantwoordelijkheid (moeten) nemen.

 

Studenten lijken het hiermee eens te zijn. Matthias (21), masterstudent aan UAntwerpen, geeft aan dat de verantwoordelijkheid voor het gebruik van een laptop altijd bij de student zelf dient te liggen: “Als je puur door een laptop niet goed zou opletten, dan zou je eigenlijk zelf de discipline moeten hebben om te zeggen: okĂ©, ik ga noteren, gewoon met pen en papier”. Alexander Bleyaert, masterstudent Internationale Betrekkingen, voegt daaraan toe dat studenten vandaag de dag de vrijheid en verantwoordelijkheid hebben hun eigen werkmethode te kiezen.

 

 

onderzoek als moeder van de nuance

Daar komt bij dat studenten die géén laptop gebruiken natuurlijk ook niet altijd een en al oor zijn. Dagdromen is van alle tijden, zegt ook Prof. Luuk van Waes. Van Waes, coördinator van de master in de Meertalige Professionele Communicatie, gelooft niet in een eventueel verbod op laptops. De discussie reduceren tot een onderscheid tussen goede en slechte werkmethoden zou dan ook een vergissing zijn: “Er worden allerlei stevige uitspraken gedaan over (de nadelen van) laptopgebruik, maar de basis is niet altijd duidelijk”. Professoren zouden er goed aan doen minder in te zetten op beperkende regelgeving, en meer op het communiceren van de juiste tips en tools. Als studenten de nodige vaardigheden en de vereiste zelfdiscipline ontwikkelen, hoeft het gebruik van een laptop volgens van Waes niet langer op grote bezwaren te stuiten.

 

Lesgeven is een collectieve ervaring, geen individuele. 

- Thomas Crombez 

 

Onderbouwing voor die observatie diende zich aan toen twee van zijn MPC-studentes, Andrea Aerts en Lore Gijsbrechts, vorig jaar een masterscriptie wijdden aan de effecten van geschreven en getypte notities op begrip. Aerts en Gijsbrechts gingen op zoek naar twee specifieke groepen van proefpersonen: een groep met uitgesproken schrijvers en een groep met uitgesproken laptopgebruikers. De proefpersonen werd gevraagd tweemaal twintig minuten aantekeningen te maken bij een digitaal geprojecteerde lezing. Vervolgens vond er een (voor beide groepen identieke) kennis- en inzichttoetsing plaats. Uit de resultaten bleek dat er geen significante verschillen tussen de twee groepen waren. De belangrijkste conclusie die daaruit volgt: studenten die zich de vaardigheid van het typen of schrijven eigen hebben gemaakt, komen op verschillende manieren tot vergelijkbare prestaties. Deze conclusie sluit aan bij de visie van professor Aline Remael, hoogleraar Vertalen en Tolken aan UAntwerpen. “De discussie rond laptopgebruik wordt vaak nog te ongenuanceerd afgeschilderd. Nieuwe technologieĂ«n moeten we eerst op de juiste manier leren gebruiken, en dat gebruik moet vervolgens weer geoptimaliseerd worden naar de juiste gebruikscontext”.

 

notities van de toekomst

Via onderzoeken en subjectieve observaties verankeren we dus het heden, maar bereiden we ons ook voor op wat komen gaat. Waar is de laptop in de toekomst? Zal ze ruim baan moeten maken voor andere devices, of zullen studenten toch weer vaker de pen ter hand nemen? Professor Crombez stelt zich de toekomst in ieder geval niet al te negatief voor. “Laptopgebruik is een jong, relatief recent fenomeen. Ik hecht dan ook geen geloof aan de opmerking dat ze voorgoed niet meer weg te denken zijn. We moeten eerst doorslaan in een andere richting, voor we zien wat de werkelijke gevolgen zijn van al die digitale toestellen. Ik denk dat we binnen tien jaar in een situatie zitten waarin devices die afleiden in les- en vergaderruimtes op vliegtuigstand gaan. Maar ik zie wel een laptopvrije collegezaal in de toekomst, zeker.” Of die verwachting ooit werkelijkheid zal worden, is nog maar sterk de vraag. Vast staat dat het einde van de laptopdiscussie nog niet in zicht is. “Het gebruik van nieuwe technologieĂ«n maakt altijd een evolutie door. Er is nog meer onderzoek nodig. Het is belangrijk om nog beter te weten te komen wanneer en onder welke omstandigheden laptopnotities een positieve uitwerking hebben”, besluit professor Remael. Tot die tijd zullen de balpen en het toetsenbord vechten om de persoonlijke voorkeur van de student.



editoriaal

15/10/2017
🖋: 

Veto doet een Schampertje, wist je dat al? Het studentenblad van KU Leuven neemt afscheid van zijn wekelijkse krant en kiest – net als onze collega’s aan UGent – voor een tweewekelijks tijdschrift. Veto wil immers diepgaande artikels in de verf zetten en een magazine blijkt hier een beter doek voor. (Wij beamen graag.)

In tijden van snelle, nieuwsgeile mainstreammedia voelt hun beslissing tegendraads. Veto wordt dwars. Hoera! Onze vrienden van de Vlaamse pers reageerden echter met minder gejuich. Zij weten de beslissing van onze Leuvense collega’s aan een gebrek aan redactieleden. Dat doet vermoeden dat een deel van onze Vlaamse collega’s niet voldoende beseft hoeveel geduld goede onderzoeksjournalistiek vraagt.

Wellicht ligt een subtiliteitsverschil aan de basis van dergelijke misinterpretaties. Je kan vertrekken van een kleuridee waarvoor je alle basiskleuren bijeen moet gooien. Makkelijk. Die schreeuwerige kleuren liggen immers schilderklaar in je palet: je hoeft ze maar uit te kiezen. Wist je dat je die klaarliggende kleuren ook mengen kan? Dat vraagt geduld. Durf. Hoeveel onbekende nieuwe tinten kom je tegen? Je schotelt jezelf en de kijker iets nieuws voor.

Het mag duidelijk zijn dat deze tweede vertelmethode meer werk vergt. En in een maatschappij zonder geduld en met klikhonger, voed je met je eerste schilderij onmiddellijk je lezers.

Nuance wordt echter weinig gebracht. De tegen- of gematigde stemmen zullen zich later pas kunnen tentoonstellen. In opiniestukken, rechtzettingen, longreads. Maar niet alle lezers kijken dan nog naar je tentoonstelling. Zij scrolden al verder, hun aandacht op het volgende hot topic. Hun beeld is ondertussen felgekleurd.

Wij houden het liever bij zwart, wit en het hele gamma aan grijstonen daartussenin.



studenten aan het woord

15/10/2017
🖋: 

“Zouden de studenten hierin geĂŻnteresseerd zijn?” Aan het woord in de eerste dwars van het academiejaar was Geert de Hoon, voorzitter van de Studentenraad van de Universiteit Antwerpen. De ‘hierin’ sloeg op de verslagen van hun algemene vergadering. Deze vraag stelden we dan ook aan jullie, beste studenten, in onze enquĂȘte Raad voor de Studentenraad.

Met deze enquĂȘte gingen we bij jullie te rade. Wat zijn jullie visies en ideeĂ«n over de Studentenraad? Hoe evalueren jullie deze belangrijke werking? Wanneer we deze enquĂȘte op het einde van het academiejaar herhalen, hopen we een evolutie te zien. Laat ons wel toegeven dat we slechts 216 van jullie zover kregen om onze enquĂȘte in te vullen, zelfs na een melding op Blackboard. We beseffen hoe moeilijk het is om de studenten te bereiken. Met dit onderwerp. Jawel.

 

onbekend is onbemind

Aan het hoofd van een Studentenraad staat een voorzitter. Hij of zij zou het gezicht horen te zijn van dergelijke organisatie. 21,8% van de deelnemende studenten kan de naam van de vorige voorzitter – AnaĂŻs Walraven – voor de geest halen. De naam Geert de Hoon wordt door slechts 13,9% van de deelnemers herinnerd. In zijn voordeel speelt dat het academiejaar op het moment van enquĂȘteafname slechts twee weken bezig was. Of hoort dat net de periode te zijn waarin de studenten iets vernemen van de Studentenraad?

Anaïs Walraven deelde ons – terecht – mee dat het meer opportuun zou zijn de namen van de studentenvertegenwoordigers uit de eigen opleiding te bevragen. “Als voorzitter van de Studentenraad sta je immers aan het hoofd van een grote werking, maar het zijn de stuvers in de onderwijscommissies en de faculteitsraden die echt snel een verschil kunnen maken voor hun medestudenten.”

Zo gezegd, zo gedaan. De cijfers zijn treurig: 5% van onze deelnemers kent zijn facultaire vertegenwoordiger. De studentenvertegenwoordigers scoren opvallend beter: zo'n 29,5% kan de naam van zijn/haar facultaire vertegenwoordiger neerpennen. Bij de doorsnee studenten haalt echter een schamele 1,1% deze hindernis.

 

transparantie

Net na het publiceren van deze enquĂȘte werd ons gevraagd deze nog even offline te halen en de publicatie te herbekijken. “Ik denk namelijk dat het niet bevorderlijk is om studentenvertegenwoordigers nog extra druk op te leggen om hun naamsbekendheid te verhogen. Uiteraard moeten we dat doen en dat weten we, maar hier kan je enkel stuvers of toekomstige stuvers mee afschrikken,” motiveert Geert de Hoon.

Naamsbekendheid is uiteraard niet enkel een ‘probleem’ of ‘taak’ van de studentenvertegenwoordiger zelf, maar een werk van lange adem. Een werk dat mee gedragen zou moeten worden door het centrale bestuur.

Dat centrale bestuur – het Bureau van de Studentenraad – moest echter tijdens de eerste Algemene Vergadering nog vervolledigd worden. Stonden er nog andere punten op de agenda? Wij weten het niet, want de verslagen zijn op onze universiteit niet openbaar.
 

Waarschijnlijk doen ze ook heel veel goede dingen, maar daar hoor je niets over.
- deelnemer van onze enquĂȘte

Toch is 77,3% van onze deelnemers van mening dat deze verslagen raadpleegbaar moeten zijn. 18,5% heeft geen mening en slechts 3,7% laat een luide nee horen.

Beau De Clercq en Joey De Pauw zijn beiden voorstander. Ze zetelen in de faculteitsraad van de faculteit Wetenschappen en vertegenwoordigen allebei de studenten van de opleiding Informatica in de onderwijscommissie. Beau is daarbovenop ook nog vertegenwoordiger van de studenten van de faculteit Wetenschappen in de onderwijsraad. 

“Het publiceren van de verslagen brengt transparantie. Op zijn minst zouden de minder gevoelige onderwerpen die besproken worden openbaar gemaakt moeten worden. Desnoods geanonimiseerd”, motiveert Joey. Beau vult aan: “Het geeft een beter en correcter beeld van wat de Studentenraad doet en waar we voor staan. Hiermee wil ik echter niet gezegd hebben dat dit de verschillende campagnes moet vervangen, maar wel dat het als een aanvulling gezien moet worden.”
 

Er zijn minder schouders voor al het werk.
- Larsen Priem

Transparantie brengt dus informatie. En studentenvertegenwoordigers, volgens Beau. “Ik ben ervan overtuigd dat wanneer studenten geïnformeerd worden rond de inhoud van (facultaire) vertegenwoordiging, er studenten zullen opstaan om het op te nemen voor hun medestudenten. Om frustraties aan te pakken.”

“Ik voel me wel verplicht om te melden dat dit een punt is waaraan al een tijdje gewerkt wordt vanuit de Studentenraad. Het is noodzakelijk, want in mijn beleving hebben studenten altijd wel een mening. Ze hebben echter geen interesse om deze op relevante plaatsen te verkondigen. Wanneer ik pols naar de reden hierachter, hoor ik vaak dat het zinloos is om zulke zaken te melden. Alleen verandert er hierdoor niets en blijven dezelfde frustraties jarenlang circuleren.”

 

eisen stellen

Beau reikt op die manier een sleutel aan voor een groter aantal studentenvertegenwoordigers. Die moeten echter opkomen om verkozen te raken. Dat betekent ook: campagne voeren. In een ideale wereld toch. Een campagne wordt niettemin vaak als overbodig bestempeld. Zeker wanneer er minder of evenveel kandidaten zijn voor het aantal functies.

Nochtans vindt 83,8% van onze deelnemers het belangrijk dat ze de standpunten van de kandidaten kennen of kunnen raadplegen. Ook dat is een duidelijke roep naar informatie. Bijna een eis.

Geert de Hoon was nochtans van mening dat we geen eisen kunnen stellen aan studentenvertegenwoordigers wanneer we er zo weinig hebben. Met die uitspraak gaat 22,2% van onze deelnemers akkoord, maar 42,1% deelt deze mening niet.

Larsen Priem – lid van VVS en student in de faculteit Toegepaste Ingenieurswetenschappen – gaat deels mee in Geerts verhaal: “Er komen steeds meer verwachtingen bij voor de studentenvertegenwoordigers. Hun studiepakket is echter niet minder en het stuverschap is geen hobby die je beoefent wanneer je even tijd hebt.”

“Werkgroepen, vergaderingen, AV’s, advies- en bestuursraden blijven allemaal gewoon doorlopen tijdens de examen- en blokperiodes. Je kan hen dus niet verplichten om bovenop hun functie nog in tientallen extra raden en organen te zetelen of daarbij nog een heel jaar aan activiteiten en acties in elkaar te steken. Er zijn minder schouders voor al het werk. En het belangrijkste werk hoort voor te gaan. Je bent nog steeds een student, ondanks de facilitaire tegemoetkomingen. Je bent vertegenwoordiger, geen manusje-van-alles voor ieder initiatief.”
 

Ik denk dat het niet bevorderlijk is om studentenvertegenwoordigers nog extra druk op te leggen om hun naamsbekendheid te verhogen.
- Geert de Hoon

“Desalniettemin is het correct en noodzakelijk om bepaalde zaken te verwachten van een studentenvertegenwoordiger in functie, zoals het bijwonen van vergaderingen – en hier ook op tijd aanwezig zijn. Hij of zij dient actief bezig te zijn met het vertegenwoordigen van zijn achterban en moet ook periodiek en strategisch terugkoppelen. Een stuver is immers geen benoemde leider die iedereen zomaar volgen moet. Een goede band met de achterban is noodzakelijk.”
 

visie

Allemaal goed en wel, maar hoe goed scoort de Studentenraad bij die achterban? Met een gemiddelde van 3,8 op 5 gelooft de student alvast wel in het belang van stuvers: het is voor de studenten duidelijk dat ze wel degelijk iets kunnen betekenen.

Toch geeft bijna 60% van de studenten aan dat ze geen beeld van de Studentenraad kunnen vormen, en dat ze er niets of te weinig van hebben opgevangen. Waarschijnlijk ligt hierdoor de score van de professionaliteit en het imago van de Studentraad een volledig punt lager. Met 2,8 op 5 kunnen we besluiten dat er ruimte is voor verbetering. Maar waaraan liggen deze lagere cijfers? We krijgen opvallende antwoorden –  die bovendien vaak terugkomen – van onze deelnemers.
 

Het publiceren van de verslagen brengt transparantie.
- Joey De Pauw

16 studenten halen letterlijk het gebrek aan communicatie aan. 10 anderen geven aan geen verandering op te merken, waardoor er geconcludeerd kan worden dat er weinig wordt gedaan. Een ander vaak terugkomende reden voor een slechte evaluatie is een reactie van Anaïs op een opiniestuk van een medestuver afgelopen academiejaar.

9 studenten halen het voorval aan. “De Studentenraad kwam bij mij het meest in de kijker met de ‘rel’ rond de aanwezigheden vorig academiejaar. Hierbij vond ik de manier waarop Anaïs Walraven een medestudente persoonlijk aanviel onwaarschijnlijk onprofessioneel. Het was een schande dat een dergelijk 'opiniestuk' op hun website kon belanden”, schrijft een participant. Een ander voegt hieraan toe: “Ze willen leden, maar blaffen de leden die ze al hebben af. Dat is erg defensief en niet constructief.”

“Door het moddergooien bij het debat rond de zestigprocentregel lijkt het wel alsof je als studentenvertegenwoordiger geen andere hobby’s mag hebben. Laat staan dat je je mag focussen op je studies”, is weer een andere reactie.

“Waarschijnlijk doen ze ook heel veel goede dingen, maar daar hoor je niets over.” Het is niet de enige reactie die aangeeft dat er onvoldoende communicatie naar de studenten toe is: “Er is een groot gebrek aan communicatie en overleg met de andere studenten. Hierdoor heb ik persoonlijk het gevoel dat de Studentenraad weinig betekent voor het dagelijkse leven van de doorsnee student, aangezien je niet echt het gevoel hebt dat ze veel verschil maken.”

Een andere deelnemer maakt er nog meer woorden aan vuil: “De Studentenraad lijkt een ver-van-mijn-bedshow te zijn. Iets waar studenten geen grip op hebben. Adviezen en besluiten gebeuren boven in plaats van met de studenten. De Studentenraad oogt geen open studentenraad te zijn.”

Andere studenten zien het positiever: “Aan het begin van vorig academiejaar zat de Studentenraad samen met de rector. Dit creĂ«ert het beeld dat deze raad gehoor krijgt en een bepaalde invloed kan uitoefenen. Mocht ik dus een bepaald probleem willen aankaarten, weet ik dat dat bij de hoogste instanties van onze universiteit kan geraken.”

 

Het mag wel duidelijk zijn: inzetten op communicatie en informatie maakt de weg naar de studenten vrij. Ook aan naamsbekendheid kan de Studentenraad nog werken. De voorzitter is er zich bewust van, dat weten we. Ondertussen is hij gestart met een Facebookcampagne waar hij zijn bureauleden aan jullie voorstelt. Hopelijk zijn hierna de stuvers in de onderwijscommissies en facultaire raden aan de beurt. Zijn zij tenslotte niet degenen die snel verschil kunnen maken?



een adembenemend verhaal over leven met mucoviscidose

15/10/2017
🖋: 

Terwijl we vroeger massaal stierven aan infecties, is vandaag de dag de acute ziekte niet meer de grootste doodsoorzaak in België. Nu is de chronische ziekte de maat. Ondanks alle medische progressie bestaan er echter ook chronische ziektes waaraan de patiënt komt te overlijden. Maar je ziet dit niet aan hen. Zij lopen over straat, onzichtbaar ziek, zonder erkenning. De chronisch zieke baadt in de anonimiteit en de eenzaamheid, wat de therapietrouw en de vechtlust des te moeilijker maakt. Mucoviscidose is zo'n ziekte waarbij ondanks alle mogelijke therapievormen de patiënt het gevecht veel te vroeg verliest. Een gevecht dat te vaak onzichtbaar blijft.

Ook aan Sofie Vermeulen zag je niks, toen ze voor een groepje geneeskundestudenten kwam spreken over haar leven met mucoviscidose. Ze droeg geen grote fles zuurstof, geen infuus in de arm, geen continue onderbreking voor een hoestbui, ze was gewoon een vrolijke, wat nerveuze jonge vrouw. Haar verhaal van verbetenheid om de muco het hoofd te bieden, om te leven voorbij het syndroom, was buitengewoon indrukwekkend.

 

taaie slijmen

Mucoviscidose, taaislijmziekte of kortweg muco is een aangeboren ziekte waarbij er een stoornis optreedt in het water- en zouttransport in de lichaamscellen. Zout gaat verloren en trekt water mee, waardoor slijmen in ons lichaam uitdrogen en dus taaier worden, vandaar de naam. Hierdoor geraken ze minder goed weg en veroorzaken ze verstopping in verscheidene afvoerkanalen zoals in de longen, maar ook de lever, de pancreas en de zweetklieren. De diagnose wordt meestal in het eerste levensjaar gesteld wegens aanslepende luchtwegproblemen, slechte gewichtstoename en een afwijkend stoelgangpatroon. Muco is dus veel meer dan enkel een longziekte. Het lijkt een ver-van-je-bed-show, maar 1 op 22 Belgen is drager van het afwijkende gen. Als beide ouders het gen dragen, is de kans op een ziek kind 1 op 4. Ongeveer 1400 mensen in België leven met de ziekte.

 

muco on my mind

"Hoe de ziekte verloopt is voor een groot deel afhankelijk van de gevolgde therapie”, vertelt Sofie. “Mijn ouders wisten tijdens de zwangerschap al dat ik muco zou hebben. Ik werd vanaf mijn geboorte volledig medisch omringd en tijdens de eerste zes maanden van mijn leven lag ik non-stop in het ziekenhuis. We verhuisden naar de Kempen toen ik twee was, voor de luchtkwaliteit, want ik had veel luchtwegproblemen. Hoe ouder ik werd, hoe meer de ziekte mijn leven bepaalde. Mijn ouders werden nooit boos op mij, want er hing altijd de donkere wolk boven het hoofd dat het wel eens mijn laatste dag kon zijn. Op school wist iedereen het, waardoor ik een entiteit werd, in plaats van een van de kinderen. Ik stond apart. Ik kreeg een eigen microgolfoven voor mijn speciale voeding, gymlessen werd aangepast, leraren gaven me mijn medicijnen tijdens de les. Ik wou er gewoon bij horen zoals de rest, maar ik was dat ene kind met puffers en pillen."

Later werd het als puber niet veel beter. "Als puber viel ik inderdaad ook continu uit de boot: ik miste mijn scoutstotem omdat het kamp te zwaar was, ik ging sporten met andere mucopatiëntjes, wat mijn ziektestatus alleen maar herbevestigde. Ik kreeg commentaar van vreemden dat ik moest stoppen met roken door de zware hoestbuien. Doordat mijn lichaam veel energie verloor, kreeg ik pas laat mijn regels. Die eerste gesprekken over seksualiteit gingen dus ook aan mij voorbij. Ik wou op zich wel een vriendje, maar ik was te bang dat niemand mij zou willen door de muco."

 

transplantatie

Sofie was een van de eerste mucopatiĂ«nten in het UZA.  Ondanks alle begeleiding ging haar conditie almaar achteruit, en op een gegeven moment heeft professor Stijn Verhulst aan de alarmbel moeten trekken. Toen viel de bom: een longtransplantatie werd onvermijdelijk. "Op papier klinkt dat misschien niet zo ingrijpend, maar je moet er eens over nadenken hoe het is om in slaap gedaan te worden en ofwel nooit nog wakker te worden, ofwel met longen van een ander in je lijf. Ik was ook de eerste mucopatiĂ«nt die dat zou ondergaan in het UZA, dus echt veilig voelde ik me niet. Ik herinner het me nog heel goed, 26 januari 2015, die dag werd ik getransplanteerd. Ik kreeg de dag ervoor telefoon van de chirurg, waarna ik in tranen uitbarstte. This was it. Of ik sterf, of ik kom er bovenop." Sofie weet nog het eerste dat door haar hoofd schoot: "Fuck, ik heb mijn begrafenis niet geregeld." Toch bleef Sofies karakter – ze is naar eigen zeggen nogal een vechtertje – de bovenhand houden. "Ik heb de anesthesist nog bedreigd, vlak voor ik in slaap ging: ‘Vriend, ge kunt zien da’k wakker word ù’."

 

keep on running

Sofies operatie duurde zeven uur en sindsdien is haar gezondheid drastisch verbeterd. Ze bewees onlangs wat haar lichaam na al die jaren met muco nog kan: "Ik heb dit jaar de 10 Miles uitgelopen, en dat dankzij mijn gouden longen, zoals ik ze noem. Ik ben ondertussen ook verder gaan studeren voor kleuterjuf. En daarbovenop ben ik bezig aan een boek over mijn leven met muco. De titel is Liefde in tijden van muco. Mijn boodschap is dat elke chronische ziekte de patiënt, maar ook diens omgeving overkomt. Dat de patiënt niet de enige is, en het ook niet alleen kan en mag proberen te trotseren. Dat je je als team kan blijven verzetten tegen datgene dat jou belemmert."

Hopelijk inspireert het boek andere mucopatiënten om hun therapie te blijven volhouden. Een deel van de opbrengst wordt ook aan dat doel gedoneerd.