betweter

10/09/2017
🖋: 

Het is niet omdat je veel onnozele weetjes kent, dat je een betweter bent. Dat bewijst een van onze redacteurs elke maand door een waanzinnig interessant, ongelofelijk boeiend of verbluffend spannend feit te delen.

De flamingo: balletdanser onder de vogels. Elegant, roze, balanceert vaak op één been en drijft zijn of haar lichaam tot het uiterste om de grenzen van de fysica en de natuur zelf te tarten. Ja hoor, net als balletdansers zijn flamingo’s namelijk veel meer hardcore dan je op het eerste zicht zou verwachten. 

 

Ze zien er soms een beetje stuntelig uit, met hun bolvormige, oranje-roze lichaam bovenop onnoemelijk lange stelten van poten. Je kan gemakkelijk zien waar hun lachwekkende reputatie vandaan komt. Ze scheppen met hun grote, kromme bek water van bij hun voeten om het dan met een schokkerige beweging door hun keel te forceren − het doet niet direct denken aan een dier dat goed aangepast is aan zijn omgeving. De volgende flamingo-feiten bewijzen echter het tegendeel: flamingo's zijn de dieren waar Darwin van droomde, met mutaties waar de X-Men nog iets van kunnen leren.  

 

Flamingo’s lijken tropische vogels, maar je vindt ze ook in koudere klimaten. Zolang ze genoeg te eten en te drinken hebben, kunnen ze eigenlijk waar dan ook leven. Je vraagt je misschien af hoe flamingo’s in koudere klimaten kunnen slapen met die lange, knobbelige stelten waarmee ze door het water waden. Ze kunnen zich namelijk moeilijk neerleggen in het water, want dan zouden ze tegen de ochtend flamingo-frisco’s zijn.

 

Het geheim zit hem in die knoestige stekkebeentjes die flamingo’s hun vreemde uiterlijk geven. Die zijn namelijk bedekt met schubben van keratine, hetzelfde materiaal waar menselijke nagels en haren van gemaakt zijn. Doordat deze schubben zo nauw aansluiten, kunnen flamingo’s ‘s nachts hun poten gewoon laten bevriezen, waardoor ze gemakkelijk recht blijven staan. ‘s Morgens ontdooien hun poten mee met de rest van het water, en kunnen ze weer naar hartenlust pootjebaden en kril scheppen.

 

Een ander gevolg van het leven in een extreem klimaat is dat flamingo’s soms hun enige drinkwater kunnen halen uit geisers, omdat die niet bevriezen. Dit betekent echter niet alleen dat hun kop, poten en lichaam bestand zijn tegen heel hoge temperaturen, maar ook dat ze vrijwel kokend water kunnen drinken. Stel je voor dat jij ‘s morgens je vers gemaakte, stomend hete koffie recht uit de koffiepot in je mond goot. Daar word je wel wakker van.

 

Flamingo’s zien er misschien niet zo stoer uit — ik wil zelfs toegeven dat ze er een beetje onnozel uitzien — maar de volgende keer dat je iemand een flamingo “zwak” hoort noemen, laat die persoon dan maar weten dat deze beesten metal as hell zijn: ze bevriezen ‘s nachts hun poten en drinken ‘s morgens kokend water. Doe dat maar eens na.



10/09/2017
🖋: 

Antwerpen speelt zijn troeven uit en is als studentenstad de laatste tien jaar enorm gegroeid. Tegelijk met deze stijging van studenten nam ook het aantal studentenkoten toe. In de media passeerden onlangs berichten dat dit zorgde voor een overaanbod aan koten. Hoe groot is dat overaanbod? En wat zijn de oorzaken en gevolgen ervan?

atypisch Antwerpen

Tussen 2008 en 2017 verdubbelde volgens Gate15 het aantal studenten in Antwerpen bijna van 27.000 tot 50.000. Het aantal kotstudenten steeg van 6500 naar 8005 en groeide dus niet evenredig mee. In Antwerpen kiest slechts twintig procent van de studenten ervoor om op kot te gaan. In Gent is dat aantal vijftig procent en in Leuven zelfs negentig procent, dus onze stad is daarin een atypische studentenstad. Het lage aantal kotstudenten maakt van Antwerpen een mixed city, waarbij studenten tussen de andere bewoners leven en er nog van alles te beleven valt tijdens het weekend.

 

het overaanbod

Er zijn vandaag ongeveer 10.000 studentenkoten in Antwerpen. Dat zorgt voor een licht overaanbod van ongeveer 2000 kamers, waarvan er 500 nog tijdens het jaar ingevuld worden met kortetermijnverhuur voor buitenlandse studenten. Koteigenaars merken dat hun kamers vandaag moeilijker en pas later vol geraken dan vroeger.

 

Het overschot van koten ontstond ongeveer vijf jaar geleden. Er zijn toen veel panden bijgebouwd omdat er een tekort was aan kwalitatieve kamers en kortetermijnkamers. Ook de media schreven toen dat er te weinig studentenkamers waren. Omdat het aantal studenten in Antwerpen snel steeg, dacht men dat hetzelfde zou gelden voor het aantal kotstudenten. Eigenaars van koten voerden daarom renovaties uit en ontwikkelaars bouwden massaal nieuwbouwkoten. De grote flatgebouwen aan Campus Nieuw Zuid en Park Spoor Noord zijn daar een voorbeeld van. Daardoor ontstond het overaanbod dat we vandaag kennen. Sinds 2015 is er een bouwstop voor studentenkoten in de binnenstad die het overschot zou moeten inperken.

 

gevolgen

Naast Antwerpen is Leuven de enige andere Vlaamse stad met een overaanbod aan koten. Het overschot is er groter en zorgt voor een daling van de huurprijzen. In Antwerpen is dat (nog) niet het geval, want de prijzen blijven elk jaar stijgen volgens de index. De gemiddelde prijs van een kot is 450 euro inclusief kosten. Toch blijft Antwerpen nog steeds goedkoper dan Gent, Brussel en Leuven. Door het overaanbod zou het kunnen dat in de toekomst de prijzen in Antwerpen weer zullen dalen.

 

Een voordeel van het overaanbod aan koten is dat de concurrentie tussen koteigenaars hierdoor toenam. Ze doen meer hun best om te renoveren en om te voldoen aan de kwaliteitsnormen. De stad Antwerpen controleert hier sinds enkele jaren ook meer en strenger op. Studentkotweb.be werd opgericht met als doel een gemeenschappelijke kotendatabank te creëren. Gecontroleerde kamers krijgen op deze databank een kwaliteitslabel. Als een kot niet voldoende veilig is, wordt het onmiddellijk gesloten en als er kleine mankementen zijn, krijgt de eigenaar nog een jaar tijd om het op te lossen. Zo kunnen studenten op een gemakkelijke manier zien of een kot voldoende veilig is.

 

eigen sanitair en een gedeelde keuken

Waar moeten koteigenaars op inzetten om hun kamers toch vol te krijgen? Studenten hebben het liefst een gerenoveerd kot. Een andere duidelijke trend die kotbazen zien, is dat studenten liever eigen sanitair hebben, maar wel een keuken willen delen. Vooral eerstejaars hebben een voorkeur voor zo'n gemeenschappelijke ruimte omdat ze sociale contacten vergemakkelijkt. De laatste jaren is er ook een toegenomen vraag naar studio’s en naar meer luxe. Ook cohousing en duokamers worden populairder. Ouders hechten vooral belang aan veiligheid, ligging en de nabijheid van de school.

 

De vraag naar koten is toegenomen, maar het aanbod is nog sterker gegroeid. Zoek je nog naar een kot? Dan is er dus keuze genoeg.



het laatste woord

09/09/2017
karoshi (© Annelies Belemans | dwars)
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten ter hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het woord ‘karoshi’.

Dat overdreven workaholic-gedrag kan leiden tot een burn-out, weten we wel. Maar het kan nog extremer: recent sijpelde het woord karoshi uit het Japans door in onze taal. De lugubere betekenis daarvan is niets minder dan 'dood door overwerk', en het is niet toevallig dat dit leenwoord net uit Japan komt. In dat land werden sinds de tweede helft van de vorige eeuw namelijk verschillende sterfgevallen vastgesteld van mensen die het loodje legden nadat ze zich letterlijk te pletter hadden gewerkt. En met verschillende bedoelen we geen enkeling, maar honderden per jaar.

 

Kerngezonde mensen van amper twintig of dertig jaar kregen zo plots een hartstilstand of een beroerte. Achteraf bleek dat ze telkens extreem veel hadden gewerkt. Lees: ze werkten jaren aan een stuk 110 uur per week (het drievoudige van de gemiddelde Vlaamse arbeider), draaiden shifts die maar liefst anderhalve dag duurden of namen in heel hun carriùre geen enkele dag vrijaf. Dat zijn de gevallen die  om medische redenen bezweken aan karoshi – daarnaast zijn er nog ontelbaar veel mensen die zelf besluiten uit het leven te stappen omdat de werkdruk hen te veel wordt.

 

Maar waarom spenderen mensen zo veel tijd aan hun job, terwijl ze in een land wonen waar van slavernij geen sprake is? Het antwoord blijkt te liggen in de Japanse werkcultuur. Nadat de economie in de jaren '80 en '90 instortte, werden veel werknemers ontslagen terwijl er wel evenveel werk overbleef. Uit schrik om zelf ontslagen te worden, lieten de overblijvers hun loyaliteit voor hun bedrijf zien door de extra uren zonder klagen op te nemen. Daarnaast denken veel arbeiders dat het extra werk hun eigen schuld is. Dat denken ze omdat hun bazen hen onrealistische doelen opleggen; kunnen ze die niet halen, dan zijn ze er oprecht van overtuigd dat dat ligt aan hun eigen incompetentie. En dus zitten ze nog een paar uur langer aan hun bureau, en de volgende dag nog eens, tot ze hun familie en vrije tijd uit het oog verliezen. Of in het ergste geval: tot ze er uiteindelijk aan sterven. 

 

Werken kan uw gezondheid schaden, dat staat vast. Vergeet dus ook dit academiejaar niet dat er ook een leven bestaat buiten de boeken! 



editoriaal

09/09/2017
🖋: 

Het nieuwe academiejaar mag dan net aangebroken zijn, ons dwarsjaar is al een poos bezig. Alle woorden die nu in je handen verzameld rusten, hadden immers de tijd en energie van een bende studenten nodig. Studenten die meermaals het gezonde evenwicht tussen vakantie, herexamens en deadlines uit het oog verloren.

Wij zijn daarin echter geen uitzondering. Kreeg jij dit boekje in je knuisten geduwd op het Sint-Jansplein of op de Bist? Dan ben jij mooi getuige van het harde werk dat Unifac en ASK Stuwer de afgelopen maanden verzet hebben.

Zo’n engagement vraagt tijd. Niet iedereen staat daarbij stil. Het VLOR-advies wel: het pleit voor financiĂ«le vergoedingen voor studentenvertegenwoordigers. Ongeacht de briljantheid van dat idee, of het gebrek eraan, maakt het dat engagement nog eens openlijk in de aandacht komt. Vergeet tijdens het discussiĂ«ren echter niet dat nog andere studenten zich minstens even hard inzetten. In andere verenigingen of kringen.

Het zijn ál die studenten die schipperen tussen studietaken en hun bijkomende engagement. Zowel voor beginnende zieltjes als de oude rotten is dat – ondanks welk advies ook – geen evidentie. (Bijna) verdrinken overkomt de besten. Dat het desondanks de moeite waard is, weten zij allemaal.

Aan zij die (al dan niet) succesvol balanceren voor het hogere doel: hoedje af. Aan zij vol engagement en goesting: laat het je er vooral niet van weerhouden om even goedgelovig optimistisch jouw nieuw academiejaar te vullen. Het maakt onze universiteit (en jezelf) toch zoveel mooier.



de studentenraad en dwars in gesprek

09/09/2017
🖋: 

Hij zetelt voor het tweede jaar in het Bureau van de Studentenraad, dit jaar gekroond tot voorzitter. Zij bevindt zich voor het derde jaar in de hoofdredactie van dwars, ditmaal onder de titel hoofdredacteur. Hij gebruikt graag juridisch taalgebruik, zij babbelt veel te snel.

Onderstaande is een verslag van de kennismaking. De speeddate. De mondelinge pingpongmatch.

Hij bestelt een cola. Of hij weet dat ze enkel Pepsi serveren? “Doe dan maar een gele limonade.” Zij vraagt een rooibosthee.

 

onbekend onderbemand

ANOUK BUELENS-TERRYN: Wat zijn de uitdagingen voor het Bureau van de Studentenraad dat normaal zeven leden telt, maar momenteel maar door twee studenten bemand is?

GEERT DE HOON: Dit is een uitzonderlijke situatie, en zeker niet blijvend. Doordat er niet genoeg kandidaturen binnen waren voor de eerste ronde, zijn we maar met twee verkozen. We willen echter wel met een groter team aan de slag. De procedure om dit na de verkiezing mogelijk te maken, is al uitgeschreven.

ZIJ: Daalt je draagvlak nu niet enorm?

HIJ: Dat zou ik willen relativeren. De algemene vergadering (AV) is immers wel volledig verkozen. Hierin zitten alle leden van de Studentenraad en worden alle zaken met studentenbelang op onze universiteit besproken. Het bureau wordt uit deze AV gevormd en regelt enkel de dagelijkse werking. Dus qua draagvlak kan je geen problemen zien in ons voorlopig Bureau. Het is natuurlijk organisatorisch wel gunstiger om een groter team achter je te hebben.

ZIJ: De Moeial – het studentenblad van de VUB – stelde vorig jaar een kieswijzer op, zodat studenten zich konden informeren over de programmapunten van de opkomende studentenvertegenwoordigers. Mooi idee, totdat bleek dat de kandidaten amper ingingen op deze vraag.

HIJ: In jaren dat er weinig studentenvertegenwoordigers opkomen, zie je inderdaad dat er weinig campagne gevoerd wordt. Ze hebben die dan ook niet nodig: ze worden automatisch verkozen wanneer er geen tegenkandidaten zijn, of wanneer er minder kandidaten dan functies zijn. Dat ondermijnt je legitimiteit, maar je kan verstaan dat die studenten de moeite er dan ook niet in steken.

 

eigen verantwoordelijkheid

ZIJ: Het lijkt me niet correct dat wij desondanks niet weten met welke ideeën de kandidaten opkomen. En (rechtstreeks) verkozen worden.

HIJ: Als je hun programmapunten wil weten, moet je zelf ook maar opkomen. Je kan als student geen eisen stellen aan studentenvertegenwoordigers wanneer we er zo weinig hebben.

ZIJ: Jullie leggen echter zelf ook eisen op aan jullie studentenvertegenwoordigers. Vorig jaar was er de heisa rond de zestigprocentaanwezigheid die jullie verwachten van jullie leden. De haalbaarheid voor (vooral) de buitencampussers werd sterk in vraag gesteld.

HIJ: Die regel is er altijd geweest. Afgelopen jaren zagen we desondanks dat er veel studenten niet kwamen opdagen voor de mandaten waarvoor ze verkozen waren. Dat kan niet, je vertegenwoordigt wel de student in die bepaalde organen. Als je dan niet naar de vergaderingen komt, verzaak je je werk. Het mag toch wel duidelijk zijn dat wanneer je je job niet doet, je die niet mag behouden?

       Dat is overal zo – en onze zestigprocentquota noem ik mild. Onze rector Herman Van Goethem noemt onze overgangsregel bovendien  billijk. Die staat toe dat er in gevallen van overmacht (zoals ziekte, overlijden, 
) de gemiste vergadering niet wordt meegeteld.

ZIJ: Ben je dan een slechte studentenvertegenwoordiger wanneer je bijvoorbeeld door stages of practica vergaderingen mist?

HIJ: Dat zijn moeilijke gevallen. Wanneer je desalniettemin op voorhand weet dat je weinig beschikbaar zal zijn, is het niet aan te raden om een mandaat op te nemen. Dat laat je dan beter aan iemand anders over.

ZIJ: De lijst met verkozen studentenvertegenwoordigers vertoonde echter opvallend veel lege plaatsen. Studenten die hun aanwezigheid inhalen op andere momenten en zich elders even hard inzetten voor hun medestudenten zijn dan toch beter dan nog meer lege plaatsen op die lijst?

HIJ: Je vergeet dat wij als studentenvertegenwoordigers een slechte naam krijgen wanneer wij aan de faculteitsdirecteur laten weten dat student X in zijn of haar orgaan komt zetelen en deze niet komt opdagen. Dat heeft een slechte weerslag op ons. Wij gaan niet kiezen tussen ‘onze regel en geen vertegenwoordigers’ of ‘geen regel en een groter aantal’. Onze norm wordt hoe dan ook behouden. Wel moeten we het mandaat van studentenvertegenwoordiging aantrekkelijker zien te maken.

 

openbaarheid

ZIJ: Hoe plan je dat te bereiken?

HIJ: Ik vermoedde al dat dat je volgende vraag zou zijn. Ik heb daar lang over nagedacht en ben tot de conclusie gekomen dat alles begint bij naamsbekendheid. Je kan je immers niet engageren voor iets waarvan je niet weet dat het bestaat. Onze vorige voorzitter Anaïs Walraven heeft daarom erg ingezet op onze Facebookpagina. Hoewel het maar moeilijk te bolwerken was met amper vier bureauleden, is ze erin geslaagd om onze online awareness te vergroten. 

        Die wil ik doortrekken. Ons aantal likes is echt niet slecht wanneer je kijkt naar vergelijkbare pagina’s. We kunnen echter nog beter. We moeten vooral onze werking nu meer terugkoppelen. 

ZIJ: Was dat afgelopen jaar geen pijnpunt? Een rondvraag bij onze redactie liet uitschijnen dat vooral de opiniestukken herinnerd werden van jullie afgelopen werkingsjaar. Wat jullie tijdens vergaderingen etc. bespreken, ontgaat ons kennelijk volledig.

HIJ: Je kan onze werking nochtans prima nagaan. De meeste raden waarin studentenvertegenwoordigers zetelen, plaatsen immers hun verslagen op Blackboard. Daardoor zijn de zaken die je aanbelangen vrij beschikbaar. 

ZIJ: Wellicht is dat iets dat je al beter zou kunnen communiceren. Zelfs een powerpoint van een specifieke les terugvinden levert weleens een zoektocht van jewelste op. 

HIJ: Maar geloof het of niet, ik ben al door een aantal studenten aangesproken over die verslagen. Ze worden dus wel gevonden.

ZIJ: De studentenraden van de KULeuven en VUB plaatsen de verslagen van hun algemene vergaderingen integraal online. De verslagen van dergelijke vergaderingen zijn bij jullie echter niet te vinden. Is dat geen gebrek aan transparantie?

HIJ: Goh, misschien wel? Voor de tweede algemene vergadering is dat thema alvast wel een agendapunt. Het is alleszins de bedoeling om dit jaar onze agenda’s en verslagen veel sneller door te sturen binnen onze eigen werking. Pas dan kunnen we eventueel naar buiten toe communiceren. Dat ga ik echter niet in mijn eentje beslissen, dat moet besloten worden binnen de AV. Zouden de studenten hierin trouwens geïnteresseerd zijn? Ze weten al niet waarover het gaat en en het woord ‘verslag’ alleen al klinkt ontzettend saai.

 

agenda

ZIJ: Wij noemen ze onze ‘notulen’.

HIJ: Dat is nog oubolliger! Met je medische opleiding zou je het nog kunnen omdopen tot ‘annalen’.

ZIJ: Het proberen waard! Welke zaken plan jij nog aan te passen? Zet jij AnaĂŻs haar werking verder, of ga je zijwegen inslaan?

HIJ: Elke voorzitter heeft natuurlijk zijn eigen stijl en manier van werken. Ik ben iemand die liefst een grote gedragenheid heeft om beslissingen te nemen, in de mate van het mogelijke. Maar uiteindelijk zal er niet zoveel verschillen.

ZIJ: Gaan jullie de vergaderingen openbaar maken? In Leuven, Gent en Brussel zou ik kunnen aansluiten. Hier niet.

HIJ: De vorige twee jaar was dat inderdaad niet het geval, net zoals de jaren ervoor − vermoed ik. Mocht de vraag er zijn, zullen we dat overwegen. Maar vooralsnog weet ik ook niet of er ook werkelijk vraag naar is.

ZIJ: Concreet: wat wil je tegen Kerstmis verwezenlijkt hebben?

HIJ: We kunnen onze beleidsplannen natuurlijk pas opstellen wanneer we een voltallig Bureau hebben. Maar een van mijn persoonlijke doelen is om studenten bewuster te maken van hun rechten. Hoe ze die kunnen laten gelden op vlak van examens, fraudezaken en interne beroepen.

ZIJ: En over een jaar?

HIJ: Als ik ervoor kan zorgen dat er een nieuwe golf studentenvertegenwoordigers opstaat − een meer bestendige studentenvertegenwoordiging − ben ik heel trots.

 

Het mag duidelijk zijn. Ze zijn elkaar waard. Hij begint zijn master, zij ook. Beiden willen zich meer tonen op de buitencampus. Beiden willen er een sterk jaar van maken.

Laat haar nu net een streepje voorhebben: zij heeft nu al een volledig hoofdredactieteam, hij vervolledigt het zijne eind september pas. Zij wenst hem vooral veel succes voor het komende jaar.



blikopener

08/09/2017
🖋: 

Geschiedenis dood? Het project Hofstad. Historisch proefveld stadslandbouw van Centrum voor Stadsgeschiedenis aan onze eigen Universiteit Antwerpen toont dat geschiedenis leeft en bloeit en dat zelfs in het hartje van stedelijk Antwerpen. Verscholen achter de gebouwen van de R-blok en Gate15 in de Kleine Kauwenbergstraat floreert namelijk het verleden.

in den beginne was er het zaadje 


Verschillende onderzoeken naar het belang van stadslandbouw en de verschillen tussen steden, van onder meer Dr. Pieter De Graef, Dr. Reinoud Vermoesen en Prof. Dr. Tim Soens hebben voor een vruchtbare bodem gezorgd waaruit Hofstad is kunnen groeien. Het belang van deze stadslandbouw doorheen de geschiedenis is voor Antwerpen minder uitgesproken dan voor steden als Brussel en Mechelen. Door de beperkte plaats vanaf de zestiende eeuw binnen de Antwerpse stadsmuren, bevonden de hofjes zich voornamelijk aan de stadsrand en bij de zomerresidenties van de gegoede stadsburgers. In dat zestiende-eeuwse Antwerpen heerste er een zeker klassen- en groepenverschil. Het belang van deze stadslandbouw was voor bepaalde groepen dan ook beduidend groter.

 

Professor aka rentmeester Tim Soens was zo hoffelijk om ons, het plebs, een geestelijke, fysieke en historische rondleiding te geven van de onder zijn toezicht geplaatste landerijen. Het desbetreffende tuintje van ruwweg 6 op 8 meter, is de plek waar alles gebeurt. Er worden groenten geteeld zoals in de late middeleeuwen, de achttiende eeuw en gedurende de Tweede Wereldoorlog. Die ‘zoals’ mag best letterlijk opgevat worden: het is niet slechts een gezonde overdosis fantasie die dit stukje stad eeuwen het verleden in projecteert. Het is de gebruikte techniek, kennis en de handwerktuigen − in moderne uitvoering weliswaar − die van dit tuintje een bevroren, maar springlevend stukje geschiedenis maken.

 

Voor het Tweede Wereldoorloggedeelte waren affiches en handboeken die erop gericht waren de burgers terug aan het tuinieren te zetten, een leidraad voor zowel de tijdsgenoten als de hedendaagse onderzoekers. De achttiende eeuw heeft ons veel gedrukte, meer (half)elitaire traktaten opgeleverd die de nodige informatie bevatten. De gebruikte bronnen voor het middeleeuws tuintje staan dichter bij de praktijk dan bij de andere twee periodes. Ménager de Paris uit 1393 is hier een belangrijk voorbeeld van. In dit werk vertelt een man uit de hoge burgerij of lage adel aan zijn vrouw hoe het huis en de boerderij te onderhouden wanneer zij hem overleeft. Zich op deze bronnen baserend, werd het zaadje gepland voor Hofstad.

 


 en kwam alles tot leven

Het creĂ«ren van een perfecte replica van deze historische stadstuintjes is echter een queeste die hoogstwaarschijnlijk nooit honderd procent succesvol afgerond zal zijn. Omwille van ‘hygiĂ«nische redenen’ was het niet toegestaan de beerputten van de Universiteit Antwerpen te plunderen, dus moest er toevlucht gezocht worden tot stalmest. Bovendien zijn de zaden en soorten uit het verleden doorheen de tijd in sterke mate veredeld en/of gekruist. Het gebrek aan zaadbanken maakt het praktisch onmogelijk de exacte historische soorten weer tot leven te wekken. Daar komt dan weer bij dat veel simpelweg niet geweten is. De vermelding van bijvoorbeeld ‘een erwt’ in een veertiende-eeuws traktaat kan voor een middeleeuwer duidelijk genoeg zijn geweest om te weten over welke erwtensoort het precies ging, voor een hedendaagse onderzoeker blijft het slechts gissen. Toch werden de zaden en soorten speciaal geselecteerd om de desbetreffende tijdsperiode zo nauw mogelijk te benaderen.

 

Met de groenten kwamen echter ook de ongewenste, moordlustige bezoekers. Op het moment van schrijven is er nog slechts één overlevende van de mysterieuze koleneter. Geen enkel insect of ander diertje werd op de crime scene aangetroffen, maar het slagveld spreekt voor zich. De verdenking viel aanvankelijk op een colonne slakken, maar bewijslast is tot op heden nog niet gevonden. Idem dito voor de tweede verdachte, namelijk duiven. De kommetjes met bruin, zoet tafelbier hebben geen van de drie perkjes kunnen redden van de onzichtbare plaag. Ook de larven van de lieveheersbeestjes in het wereldoorlogtuintje hebben niet mogen baten. Daarnaast kregen de aardappelen de nodige tegenslag te verwerken. Wegens onbekende redenen en ondanks de weelderige plantjes waren er bijna geen knollen. Maar op 5 juli 2017 kwam de zon na regenschijn tevoorschijn en werd er voor het eerst geoogst: niet minder dan 410 gram tuinbonen en melde, een kruidensoort, was de buit!

 

bloed, zweet en hopelijk geen tranen

2017 was en is nog steeds het proefjaar voor Hofstad. De voorbije maanden werd het fragiele leven in het stadstuintje gekoesterd en beschermd door drie teams van academici van eigen bodem. Vanaf 2018 zullen de historici in spe aan de Universiteit van Antwerpen van tweede en derde bachelor de spade overnemen en hun eigen handen mogen vuilmaken tijdens het opleidingsonderdeel ecologische geschiedenis. Niet toevallig tijdens het tweede semester, het groeiseizoen, zullen ze ertoe aangezet worden te reflecteren over welke gewassen geteeld kunnen worden en hoe ze dit moeten aanpakken. De studenten leren ook wat voor bemesting ze hiervoor nodig hebben, hoe ze ziektes moeten bestrijden wat dit in geld en tijd zou kosten. Kortom, Hofstad zet deze studenten aan tot reflectie over zowat elke grote vraag rond de relatie mens-natuur in een stedelijke omgeving.

 

De tijd dat geschiedenis als dood opgevat kon worden, behoort eindelijk onherroepelijk weer tot het verleden.

 

Wil je hier graag meer over weten of op de hoogte blijven van elke spannende gebeurtenis in het stadstuintje? Neem dan een kijkje op de site en de blog: https://www.uantwerpen.be/nl/projecten/hofstad/.



Sven Gatz

08/09/2017
🖋: 

Jongeren met een migratieachtergrond zijn ondervertegenwoordigd in de Antwerpse aula's. Onze rector Herman Van Goethem wil hun negenprocentvertegenwoordiging graag optrekken. Inzetten op diversiteit is immers belangrijk, dat vindt ook Sven Gatz. Kan onze minister van Cultuur, Jeugd, Media en Brussel hierin wat betekenen?

"We kunnen er niet omheen: wanneer je uit een lagere inkomensklasse komt, stroom je minder snel door naar de universiteit. Nochtans is dat in de jaren zestig en zeventig al eens volledig omgegooid. Met de democratisering van het onderwijs kregen we toen een hele generatie op de schoolbanken.”

 

in de klas

“Waarom zouden we dat vandaag niet opnieuw kunnen doen? Er is geen enkele reden waarom iemand met een migratieachtergrond niet op de universiteit terecht zou kunnen."

"Hoewel we elk jaar wel wat terrein winnen, gaat het toch niet snel genoeg. Ik breek daar mijn hoofd over. En niet alleen vanuit cultuur, ook bij andere beleidsdomeinen zou het sneller en evidenter vooruit moeten gaan.”

 

Binnen uw legislatuur zien we tal van initiatieven die de link leggen tussen cultuur en onderwijs. Waarom zo inzetten op dat laatste?

“We kennen de eenvoudige reden allemaal: hoe vroeger we kinderen in contact brengen met cultuur, hoe beter. En we leveren goed werk. Voor leerlingen in de lagere school hebben we een erg mooi aanbod waardoor we kinderen tot en met twaalf jaar goed meekrijgen. Cultuur is leuk, interessant.”

“In de lagere school kan mainstream nog gewoon mainstream zijn. Vanaf het secundair wordt dat persoonlijker: het moet niet meer leuk zijn, maar cool. De enigen die daardoor kunnen breken zijn goede leraren. En kunstenaars!”
 

Het klopt dat mijn plannen onderdoen voor goedkoop vervoer en sterk onderwijs.

“Sinds vorig schooljaar gaan er immers vier kunstenaars de klassen rond. Voor een halve dag, een week of meer. Van mij mag dat nog langer, maar ik begrijp dat scholen soms ook een beetje moeten lesgeven.” (lacht)

“Op die manier hopen we een intensief contact te creĂ«ren tussen cultuur en jongeren. Ik geloof dat je zo echt getriggerd kan worden en cultuurbeleving blijft volhouden. Als mijn hypothese juist is, moeten we dat nog vijf tot tien jaar verderzetten voor we daar de blijvende gevolgen van zullen zien.”

 

Het lijkt me moeilijk om Vlaanderen te overtuigen van deze (langetermijn)investering in cultuur. Wellicht ligt de bevolking minder wakker van besparingen in uw sector dan bijvoorbeeld binnen Onderwijs en Mobiliteit.

“Het klopt dat mijn plannen onderdoen voor goedkoop vervoer en sterk onderwijs. Toch wil ik de mythe uit de wereld helpen die zegt dat er meer bespaard is op cultuur dan op andere sectoren. Die besparingen zijn evenredig doorgevoerd. Het klopt wĂ©l dat je het gevoel hebt dat wij het eerste zijn waarop je kan besparen.”

 

maatschappelijke correctie

“Mijn argumentatie voor cultuur is altijd op middellange termijn en immaterieel van aard. Je mist het pas wanneer het er niet meer is. En zolang het er is, lijkt het er altijd te zijn. Dat is ook de handicap – of net de uitdaging – voor de minister van Cultuur. Wie dat ook wezen mag.”

“We smeren voortdurend coalities met slimme actoren op het terrein. Dat is nodig, want stel je een samenleving voor waar de treinen spotgoedkoop zijn en altijd op tijd rijden. Waar het onderwijs fantastisch is en zo goed als gratis. Maar waar geen theaters, geen bibliotheken, geen films zijn. Daar word je toch zot van?”

 

Welke initiatieven zullen van u steeds alle mogelijke middelen blijven krijgen?

“Daar moet ik genuanceerd op antwoorden. De laatste dertig jaar werken we met beoordelingscommissies van peers. Mensen die in de culturele sector actief zijn – in de brede zin van het woord. Zij beoordelen de ingediende dossiers, of het nu gaat over tijdelijke projecten of initiatieven die jaren lopen. Aan hun advies ben ik in grote mate gebonden.”

“Afwijken kan ik wel, maar het zou nogal absurd zijn om al hun adviezen naast me neer te leggen. Zo maak ik de werking van de commissies overbodig. Dat is mijn bedoeling niet: ik ga er vanuit dat zij betere kwaliteiten hebben dan ik om dossiers in de diepte te beoordelen.”
 

In de lagere school kan mainstream nog gewoon mainstream zijn.

“Slaafs de commissies volgen is echter niet altijd voldoende. Er zijn projecten die door de mazen van het net glippen, in de negatieve zin. De adviezen van de commissie zijn waardevol en coherent, maar soms moet ik toch even bijsturen. Wanneer ik bijvoorbeeld projecten zie die goed zijn en diversiteit echt belichamen, zowel op het podium, als op vlak van publieksbeleving.”

“In het begin was ik daar erg voorzichtig in, maar ondertussen ben ik wel op een punt gekomen dat ik het me kan permitteren om grotendeels de inhoudelijke adviezen van de commissies te volgen en tegelijk bij te sturen in functie van het cultuurlandschap.”

“Het evenwicht tussen de inhoudelijke toets en die maatschappelijke correctie is niet eenvoudig. Als je te ver gaat, ben je de eigengereide minister die een eigen beleidje gaat voeren. Als je slaafs de adviezen volgt, maak je jezelf overbodig.”

 

Je kan inzetten op initiatieven, maar hoe krijg je het publiek mee?

“Iedereen is uiteraard vrij om deel te nemen aan het cultuuraanbod. We waren zelf ook benieuwd naar ons bereik. De afgelopen vijftien jaar hebben we daarom drie keer gemeten hoeveel mensen er cultureel actief zijn. Tien procent vormt de hardcode, de omnivoren dertig procent. Zijn doen verschillende keren per jaar aan cultuur. Twintig procent bereiken we nauwelijks."

 

participeren

“Uit die cijfers blijkt dat vooral de interesse moet worden aangewakkerd. Daarnaast zie je ook dat het gebrek aan tijd of geld mensen weghoudt van cultuur. En er is nog altijd die ongeschreven wet die zegt dat je naar een cultuurcentrum, theater of museum moet om aan cultuur deel te nemen. Dat gaat grotendeels wel zo blijven, toch is het ook nodig dat die cultuurhuizen een beetje naar buiten komen.”

“Het is een leuke uitdaging, en een die met vallen en opstaan zal groeien. Het is echter belangrijk te beseffen dat het gedaan is met de jaarbrochures. Dat is maar voor een erg beperkte groep. Alleen al door mensen op straat aan te spreken, geraken we ergens.”

 

Onze universiteit promoot cultuurcheques: zeven cheques voor tien euro die studenten kunnen inwisselen voor culturele activiteiten. Is dit de manier om jongeren te motiveren?

“Ik geloof maar matig in cultuurcheques. Ik ga je zeggen waarom: ik heb het geluk gehad om als jonge kabinetsmedewerker in de jaren negentig in Brussel de cultuurcheques van de Vlaamse Gemeenschapscommissie mee op poten te zetten. We dachten vanuit een bepaald idealisme en naïviteit dat we daarmee erg veel Nederlandstalige Brusselaars zouden bereiken.”

“In de plaats daarvan waren we getuige van een MatteĂŒseffect. Mensen die sowieso al gingen, vroegen een cheque aan en kregen korting. We gaven in feite korting aan mensen die sowieso al deelnamen aan cultuur. We bereikten veel te weinig nieuwe mensen.”
 

We lopen als politici achter op de feiten wat betreft privacy.

“Groepscheques schijnen dan weer wel te werken tot op zekere hoogte. Hierbij heb je een aantal trekkers die graag cultureel actief zijn. Doordat zij mensen op sleeptouw nemen, is de kans veel groter dat die cultuurnieuwelingen blijven gaan.”

“Versta me niet verkeerd: ik wil niet zeggen dat je die cultuurcheques moet afschaffen. Je moet ze alleen slimmer gebruiken en niet denken dat ze het probleem gaan oplossen. Het zijn cosmetische ingrepen die ogenschijnlijk succes hebben, maar in feite relatief weinig zoden aan de dijk zetten. Ik geloof alleen in cultuurcheques wanneer er een bijkomend beleid aan toegevoegd wordt. Met een universiteit die groepen gaat aanspreken die ze anders niet bereikt.”

 

Ook de media bereiken niet alle groepen en evolueerden bovendien sterk. Je likes en clicks bepalen tegenwoordig wat je te zien krijgt. We leven al snel in een bubbel waarvan we ons niet bewust zijn. Beperkt dat ons wereldbeeld niet?

“Dat is een juiste analyse. Vooral het niet doorhebben van de bubbel, is een gevaar. Je zou permanent moeten beseffen dat wat je bijvoorbeeld op Facebook te zien krijgt, niet onschuldig is. Als minister van Media probeer ik dan ook voldoende middelen vrij te maken voor het Kenniscentrum voor Mediawijsheid. Via hen bieden we opleidingspakketten aan ouders, aan mensen in het jeugdwerk of aan hen die voor een klas staan.”

“De sociale media zijn enorm behaagziek. Ze willen alleen geven wat je al hebt, maar dan nog intenser. Het maakt het gemakkelijk om er verslaafd aan te geraken. En toch is er niets zo leuk dan na jaren hetzelfde gerecht voorgeschoteld te krijgen, eens iets anders te eten, op een andere manier gestimuleerd  te worden.”

“We lopen als politici achter op de feiten wat betreft privacy. We gaan die kwestie alleen op internationaal vlak geregeld krijgen. We kunnen daar nog wat meer tegenwerk bieden. Ondertussen geloof ik ook dat er een tegenreactie zal ontstaan bij een deel van de bevolking. ‘Ik krijg te veel hetzelfde, laat mij eens wat anders zien.’ Hopelijk worden dat zelfregulerende mechanismen over de jaren heen.”
 

De sociale media zijn enorm behaagziek.

“Het is wel erg belangrijk. Dat merk je aan de maatschappelijke discussies. Als je niet oplet, geraak je enkel in discussie met mensen die hetzelfde denken als jij. Al gauw ga je veronderstellen dat iedereen jouw mening deelt. Je ziet de andere meningen niet meer.”

“We kunnen die technologische vooruitgang niet tegenhouden en als liberaal zou ik dat ook niet willen. Ik hoop echter wel dat de samenleving daar op termijn een stukje beter van kan worden.”

 

Heeft de jeugd vertrouwen in de toekomst? Kunnen we nog jeugdig genoeg zijn?

“Zelf kan ik dat met mijn vijftig lentes moeilijk beoordelen. Daarom ben ik met zes jongeren naar en door Corsica getrokken. Uit mijn gesprekken met hen besluit ik dat jong zijn nooit helemaal veranderd is − al hoop ik dat ik me daar niet in vergis."

“Als minister van Jeugd wil ik ook de context creĂ«ren om jeugdig te kunnen zijn. Op dat vlak zitten we in Vlaanderen trouwens al erg goed. In vergelijking met andere landen hebben we de evidente cultuur van engagement op jonge leeftijd."

"Hier is het vanzelfsprekend dat je op zestien jaar de verantwoordelijkheid hebt voor een groep. In andere landen is die leiding vaak veel meer geprofessionaliseerd en zijn het mensen van dertig of veertig die zich daarvoor inzetten.”

 

gekoesterde hoop

“Dat valt erg op tijdens internationale jeugdcongressen. Onze mensen van Chiro of Scouts zijn altijd veel jonger dan de gemiddelde andere deelnemer. Andere landen vragen zich af of zoveel verantwoordelijkheid op zulke jonge leeftijd wel kan. Onze evidentie daarvan vind ik een goede zaak. We moeten er alles aan doen om dat te koesteren.”

 

Tegelijkertijd wordt er wel meer verwacht van jongeren. Of verwachten jongeren veel van zichzelf.

“Dat zie ik niet direct. De gesprekken in Corsica stelden me op dat vlak ook gerust: er veranderen veel zaken in de samenleving, maar het basisgevoel niet.”

 

Welke ervaring of tendens vond u het afgelopen jaar nog erg hoopvol?

“Een maand of zes geleden werd ik uitgenodigd in de wijkacademie van Sint-Jans-Molenbeek. Ik ben daar voor een stuk opgegroeid, ken de gemeente en zijn moeilijke wijken relatief goed. Nu kom ik er niet meer elke dag, maar een aantal dames vroegen of ik eens langskwam.”

“Twee derde met hoofddoek, een derde zonder. Allemaal dames van Marokkaanse origine die blij waren dat ik de tijd nam om hen te zien. Alles liep in eerste instantie erg gemoedelijk, maar na een halfuur werd het toch harder en begonnen ze te zeggen wat ze echt dachten. Twee verhalen maakten me best bang, en tegelijkertijd ook erg hoopvol."

“Om te beginnen waren ze mentaal erg zwaar getroffen door de aanslagen op 22 maart. De Fransen zeiden dat de terroristen in BelgiĂ« zaten. BelgiĂ« beschuldigde Brussel, die op zijn beurt Molenbeek als de schuldige aanwees. En zij konden naar niemand anders meer wijzen.”

“Daardoor ontstond in hun wijk een zeker wantrouwen. Mensen die dachten elkaar relatief goed te kennen, waren plots niet meer zeker dat er niet nog een terrorist naast hen zou wonen. De wereld verweet hen elkaar te beschermen, geen terroristen aan te geven. Dat is niet mijn ervaring. Ze waren beschaamd dat alles bij hen gebeurd was. Ze voelden zich daar onzeker en minderwaardig door.”

 

een gezamenlijk burgerschap

“De wijkacademie bood hen de kans om die ervaringen te delen met de mensen op straat. Dat klinkt heel basic, maar als uitlaatklep was dat erg belangrijk.”

“Verder schrok ik van de enorme aaneenrijging van racistische anekdotes. Ik dacht oprecht dat het de goede richting uitging. Ik moest daar concluderen dat ik op mijn leeftijd nog steeds naĂŻef kan zijn. Tegelijk zag ik hoe – ondanks al die serieuze zaken – die dames een erg grote weerbaarheid en emotionele fierheid droegen. Zij lieten mij zien hoe ik als beleidsmaker kan helpen om de volgende stappen te zetten. Het was een erg intense dag.”

 

“Niet dat ik wil overkomen als predikant van de diversiteit – maar laat mij de diversiteit toch benadrukken als iets verbindends. De samenleving verandert! Soms negatief, vaak positief. Laat ons een gezamenlijk burgerschap creĂ«ren − over de verschillen heen. Er zijn al zo veel actoren die inzetten op de polarisatie. Dat is te gemakkelijk en vooral een erg gevaarlijke keuze. We hebben een tegengewicht nodig. En daarvoor wil ik me niet verstoppen. Wordt vervolgd.”



kosten-batenanalyse

07/09/2017
🖋: 

Dagelijks worden we met e-mails en flyers van bijlesinstanties om de oren geslagen, maar ook medestudenten die op zoek gaan naar meesterbreinen zijn talrijk aanwezig op onze sociale media. De vraag naar en het aanbod aan bijlessen lijken wel onuitputbaar. Zijn bijlessen booming business voor repetitorbureaus of voor studenten met een aangeboren gave om leerstof verstaanbaar aan de man te brengen? Wat zijn nu werkelijk de kosten en baten ervan? En waarover hebben studenten hun bedenkingen bij heel het bijlesgegeven?

Wij zochten het voor jou uit op basis van een enquĂȘte bij 129 studenten, waarvan 87% een studentenkaart van de Universiteit Antwerpen op zak heeft en die voornamelijk aan de faculteiten Letteren en Wijsbegeerte, Farmaceutische Wetenschappen en Geneeskunde verbonden is.

 

booming business

Van onze 129 deelnemende studenten nam ongeveer 12% dit jaar bijles, voornamelijk bij bekende bijlesinstanties als Studant en Medaxis. Hierbij doen vakken als statistiek (33%), economie (20%) en chemie (20%) het goed. Hoewel slechts een kleine 7% van onze respondenten te rade gaat bij medestudenten, blijken die laatsten toch een belangrijke rol te spelen in de ‘bijleswereld’. Zo geeft bijna 29% zelf bijles in de vorm van individuele privĂ©les. Zij staan voornamelijk ten dienste van middelbare scholieren (75%) en slechts in een minderheid van de gevallen (40%) van eerste bachelorstudenten. Het gaat daarbij in de eerste plaats om vakken als wiskunde, chemie, Frans en fysica.

 

kosten

Wanneer we vroegen naar het kostenplaatje, varieerden de antwoorden bij de bijlesnemers sterk. Zo’n 33% meende per uur tussen de 25 en 30 euro te moeten betalen, terwijl zo’n 27% sprak over minder dan 10 euro. Dat prijsverschil is vermoedelijk verbonden aan de keuze van de instantie en het aantal uren dat de student neemt. Wat dat laatste betreft, gaf de meerderheid van onze respondenten aan dat ze een heel jaar door bijlessen bijwoonden. De bijlesgevers zelf hebben het over prijzen tussen de 10 en 25 euro, waarvan de grote meerderheid zelf meer dan 80% ontvangt.

 

onkosten

Toch blijkt zo’n 23% van de bijlesgevers slechts tussen de 50% en 70% te ontvangen van wat de bijlesinstantie vraagt ter vergoeding van één uur bijles. Een anonieme bron* meldt ons dat de lesgever slechts een fractie van deze vergoeding ontvangt en dat bijlesinstanties er zelf dus een aardig centje aan overhouden. Hij stelt dan ook dat het goedkoper voor bijlesnemers en voordeliger voor bijlesgevers zou zijn om rechtstreeks afspraken te maken en privĂ©lessen te nemen. Toch wenst hij dit standpunt te nuanceren. Enerzijds benadrukt hij het belang van de ‘tussenpersoonservice’ die de instanties aanreiken. Zij vormen namelijk een belangrijke schakel in dit hele systeem door de juiste bijlesgevers aan de scholier/student te koppelen en door pedagogische ondersteuning te bieden. Anderzijds stelt hij vast dat er bij het geven van privĂ©lessen tevens onkosten opduiken, die niet altijd gecompenseerd worden. Het gaat dan hoofdzakelijk over vervoersonkosten (benzine, openbaar vervoer, tijd onderweg 
).

 

baten

Een belangrijke vraag omtrent bijlessen is allicht of het nemen ervan de sleutel tot succes betekent. Voor zo’n 40% van de bijlesnemers bleek dat althans het geval te zijn. Toch gaf ook zo’n 40% aan niet te slagen tijdens de eerste zittijd. Van die groep slaagde uiteindelijk 53% alsnog in de tweede zittijd. Hoewel deze cijfers niet geheel rooskleurig lijken, meent 87% van onze respondenten toch tevreden te zijn over het volgen van bijlessen. Deze tevredenheid wordt grotendeels bewerkstelligd door het verhoogde inzicht in de voorheen onbegrijpelijke leerstof, de goede begeleiding en persoonlijke opvolging, maar ook door het ruimere tijdskader waarbinnen nieuwe leerstof verwerkt kan worden. Daarom zou 93% bijlessen aan medestudenten aanraden.

 

randglosse

We vroegen aan een paar medestudenten wat ze zelf nog op te merken hadden over het nemen en/of geven van bijlessen. Hierbij gaven enkele studenten aan dat bijlessen niet altijd nodig zijn, maar eerder een vorm van zekerheid en geruststelling betekenen voor veel studenten en hun ouders. Verder zijn, zo vermoedde een geneeskundestudent, bijlessen niet voor elk vak opportuun. Zo zou het vergaren van tips en manieren om grote hoeveelheden leerstof te leren verwerken meer rendabel zijn dan bijlessen over het vak as such. Desalniettemin betreurde een andere student het tekort aan bijlessen in exacte wetenschappen en vindt hij bijgevolg dat de Universiteit Antwerpen op deze leemte zou moeten inspelen.

 

Tot slot bleken een paar studenten misnoegd over de verhouding tussen de gevraagde vergoeding van de bijlesinstantie en het aandeel dat de bijlesgever er zelf aan overhoudt. Ook schuwden ze de woorden ‘oneerlijke concurrentie’ niet. Zo zouden sommige bijlesinstanties meer naambekendheid kunnen verwerven via studentenclubs, Facebookgroepen en exposure op de campussen. De Universiteit Antwerpen reageerde hierop door te stellen dat de universiteit zelf geen toegevingen doet aan commerciĂ«le spelers die van haar infrastructuur gebruikmaken. Op die manier wordt voorkomen dat de perceptie ontstaat dat er een link is met de Universiteit Antwerpen die een kwalitatieve werking zou garanderen. De (on)tevredenheid, de kosten en baten omtrent dit hele bijlesverhaal lijken te variĂ«ren van persoon tot persoon. Daarom zei een bijlesgever me ooit dat bijlessen wel degelijk een sleutel tot succes kunnen betekenen zolang de bijlesnemer er zelf maar genoeg tijd en energie insteekt, ook buiten de (bij)lessen.

* Omwille van contractuele redenen kon onze bron zijn naam en die van de organisatie niet bekend maken.



baanbrekers

05/09/2017
🖋: 
Auteur

Geldwolven, cv-duizendpoten, sociale vlinders, luxebeesten, exotische trekvogels, verschillende species bewandelen het oerwoud der studentenjobs. Naast de platgetreden paden slaan jobstudenten soms een verrassend andere weg in. Elke maand zetten we zo’n baanbreker in de kijker.

Annemarie werkt als ranger in de Zoo van Antwerpen. In deze functie mag ze kapgier Freddy in de gaten houden en waar nodig terechtwijzen. In het nieuwe concept van de Zoo kunnen de bezoekers namelijk veel dichter bij de dieren komen. De kleine aaseter vliegt vrij rond in de savannevoliÚre, een overkapping waar hij niet buiten kan geraken.

 

Freddy, aangenaam

“Freddy is een nogal nieuwsgierige jongen.” De kapgier is absoluut niet mensenschuw en begeeft zich graag tussen de mensen. Want als je alle dagen meutes mensen voorbij ziet komen, dan wordt je ‘gierennieuwsgierigheid’ vanzelf geprikkeld. Soms nadert Freddy de bezoekers wel erg dicht en gaat hij met zijn scherpe snavel schoenveters en broekspijpen inspecteren. Gewapend met een waterpistooltje is Annemarie er op zo'n momenten om de van belangstelling doordrongen gier bij de bezoekers weg te houden.

Dat klinkt spannend, maar schijn bedriegt: “De ene keer zit hij in het gebouw, de andere keer in de rotswand of op het dak. Ooit kon ik hem een half uur lang niet vinden en toen ik Freddy uiteindelijk vond, heeft hij drie uur lang niet bewogen!”

“Soms weet je ook niet of je hem echt kwijt bent of dat je hem over het hoofd ziet. Hij is bruin en heel veel decorstukken in de voliùre zijn ook bruin. Dan hoor ik mijn baas in gedachten al roepen: ‘hoe kun je die nou kwijt zijn, dat is je enige job!’”

Ze vertelt in geuren en kleuren over Freddy, maar de job zelf is vooral grijs en grauw als we haar mogen geloven. “Op de gier letten is een van de meest saaie jobs in de Zoo. Het concept van de job is zo absurd dat het grappig is, maar om de functie zelf uit te voeren ... Dat is voornamelijk gewoon niets doen.”

 

boze grootvader

Ondanks het lage euforiegehalte van de job, geen wanklank over Freddy. “Hij is echt superschattig, ongeveer de grootte van een behoorlijke kat. Hij is een beetje de boze grootvader van de vogels, want hij jaagt de andere vogels vooral weg. Ik heb hem ook weleens ruzie zien maken met een buffel. Deze buffel had net kalfjes gekregen, in haar moederrol was ze toen hevig naar Freddy aan het blazen. Blijkbaar was hij te dicht genaderd.”

Verder schijnt Freddy ooit eens in een buggy te zijn gekropen – details over dit voorval ontbreken – en zijn selfies met de kapgier op eigen risico.



in mijnen tijd

25/08/2017
🖋: 

VERLEDEN In den beginne was er niets en toen schiep God Cara Pils. Of de nieuwsgierigheid dan wel de dorst Eva ertoe noopte Cara Pils te plukken, is niet geweten, maar dat KaĂŻn zijn broer Abel vermoordde omdat die het laatste blikje spottend in zijn bijzijn had gedijkeld, is algemeen bekend. Cara was er toen Moses orakelde, toen Job diep in de put zat en naar het schijnt moet Judas’ adem ernaar gestonken hebben toen hij Jezus de verdoemenis in kuste. Cara Pils is ouder dan de tijdrekening zelf en dat ruik je er wel eens aan, maar niets kan de pret drukken wanneer je drinkebroer het treklipje openklikt en de 50 cl aan je doorgeeft. SantĂ©.

 

HEDEN In de 21ste eeuw is Cara Pils het bier dat je katapulteert naar een tijd van tentfeestjes, de 100-dagenavond en nachtelijke fietstochten. Bepaalde scouts prevelen nog altijd ‘O Heer, Cara Pils is neergekomen’ wanneer het avondlied wordt ingezet en ook de ontgoddelijkte Chiro is ervan bezeten. Het is dat ‘Chiro, cacao, afgelekte Cara Pils’ niet rijmt, of het had steevast tot het jeugdbeweging-repertoire behoord. Ondertussen heerst Cara met ijzeren hand tijdens het festivalseizoen, de camping omdopend tot het nieuwe Sodom en Gomorra. De mythe dat het bier een combinatie is van de restjes van andere bierbrouwsels, is louter blasfemie die rondgebazuind wordt door afvalligen die thuis zijn waar hun Stella staat. Over de ontstaansgeschiedenis van Colruyts huismerk doen niet al te mooie verhalen de ronde en waar het bier precies gebrouwen wordt, weet niemand, maar dat zal eenieder worst wezen die op tijd en stond met het ‘goud in een flesje’ een blikjespiramide omkegelt. Want Cara Pils is synoniem aan plezier. Tsjing-tsjing.

 

TOEKOMST Dat Cara Pils voor eeuwig het bier van de zestienjarige zal zijn, staat in de sterren geschreven. Pukkelpop transformeert volgend jaar het Nederlandse dorp in een Cara Pils-dorp, als we het gefluister in de Kiewitse wandelgangen mogen geloven. Verder propageert Cara Pils zelden, want aan weinig gender-progressieve slogans over ‘maten en makkers’ en ‘mannen die weten waarom’ heeft het geen boodschap. Toch is het belangrijk dat er niet al te kwistig met het godensap wordt omgesprongen, getuige de recente Cara Pils-crisis, die geboekstaafd staat als degene waarin Lode en JoĂ«l een week zonder moesten stellen – bid voor hen.  Als een zondvloed ooit het leven op Aarde wegspoelt, zal het niet water, maar Cara zijn die de ondergang van de mensheid inleidt. Maar geen nood, in de schoongespoelde bodem zullen Cara-bomen kiem vinden en bovengronds zal een nieuwe generatie dijkelend opstaan om met onze soort de volgende stap in de evolutie te zetten. Laat ons daarop vooral ne keer toosten. Schol.