27/10/2016
🖋: 

Studenten Taal- en Letterkunde en Geschiedenis zullen zeker en vast al ondervonden hebben dat er grondige renovatiewerken zijn uitgevoerd in hun opleidingen. Een van de uitkomsten hiervan is de mogelijkheid om nu een stage te volgen in je masteropleiding. Tijd om deze nieuweling eens grondig onder de loep te nemen.

geboortekaartje

Wat praktische en algemene info over deze pasgeboren masterstages mag zeker niet ontbreken. Ten eerste moet het misverstand uit de wereld dat deze stages verplicht zijn. Als je dus geen zin hebt in de administratieve rompslomp, motivatiebrieven schrijven of je al onder ‘de grote mensen’ te begeven (#studentforlife), no worries, je kan ook gewoon een keuzevak kiezen om die 6 studiepunten op te vullen. Maar als je de heimat (aka de bib) wel eens wilt verlaten, vraagt Taal- en Letterkunde 150 uren effectieve stage en Geschiedenis 120. Die uren worden in overeenkomst met de stagementor van de stageplek in je schema gepast. Bij Geschiedenis komen hier nog 12 uren hoorcollege bij, en het enige wat je rest te doen, is een portfolio schrijven.

 

“En hoe slaag ik hier dan voor?”, horen we jullie al vragen. Wel, voor Taal- en Letterkunde zit het zo: 60 procent van je resultaat staat op dat portfolio, geëvalueerd door de stagebegeleider van UAntwerpen, en 40 procent van je resultaat hangt af van de tevredenheid van je tijdelijke werkgever. Voor Geschiedenis is de verdeling echter 80-20. Er zit wel een addertje onder het gras voor studenten met een individueel traject: je kan niet aan je masterstage beginnen als je nog bezig bent met je bacheloropleiding of een schakel-/voorbereidingsprogramma! Gelukkig is het mogelijk om een uitzondering aan te vragen, maar als die niet wordt toegekend, zal je je masterstage een jaartje moeten uitstellen.

 

 

weg met het onderwijscliché

Waarom nu al de studentenbank (parttime) verlaten en je laten bevelen door een werkgever? Valerie Rousseau, coördinatrice voor de masterstages bij Taal- en Letterkunde, geeft een heleboel redenen. “Met de masterstage beogen we een nauwere band te creëren tussen de opleiding en het werkveld. Je wordt bijgestaan door professionals, waardoor je veel ervaring opdoet. Die ervaring is enorm belangrijk voor werkgevers, dat merken we ook aan het enthousiasme van de organisaties en bedrijven om een stageplek bij ons aan te bieden. Tijdens de stage vergroot je ook je netwerk en kan je al contacten leggen voor later, en iedereen weet dat de juiste mensen kennen heel belangrijk is voor het vinden van een job. Een stage doen is dus een absolute win-winsituatie.” Er zijn nog redenen om een stage te verkiezen boven een keuzevak. Een stage helpt je inzicht te verwerven in de professionele wereld en je eigen capaciteiten. Dat kan dan weer helpen bij het kiezen van verdere studies of om al meteen te gaan werken. Een keuzeopleidingsonderdeel is misschien makkelijker te regelen, maar met een stage heb je wel een voordeel wanneer je gaat solliciteren. “Grijp die kans”, zegt Rousseau, “want volgend jaar is het wel the real deal hoor!”

 

Toch zijn er slechts weinigen die de kans gegrepen hebben dit jaar. Bij Taal- en Letterkunde zijn er maar 25 inschrijvingen (op een totaal van 110 studenten) voor de masterstage, en bij Geschiedenis kiezen slechts 10 van de 36 nieuwe masterstudenten voor een stage. Dat valt tegen. Heeft de masterstudent last van koudwatervrees? Misschien moeten we dit wat nuanceren, de masterstages zitten natuurlijk nog in een opstartfase en alle begin is moeilijk. Maar er klinkt toch wat teleurstelling bij de stagementoren. Want een van de andere drijfveren voor de nieuwe masterstages voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis is toch ook om het cliché uit de wereld te helpen dat iedereen met dat diploma in het onderwijs terechtkomt. Met het redelijk uitgebreide aantal aangeboden stageplekken willen deze opleidingen bewijzen dat er wel degelijk meer toekomstmogelijkheden zijn voor afgestudeerden in de taal- en letterkunde of geschiedenis. En dat je niet al op voorhand voorbestemd bent om leerlingen de dt-regel voor de honderdste keer uit te leggen of het jaar 1302 er elk jaar opnieuw in te rammen. Er zijn stageplaatsen in onder andere uitgeverijen, musea, bibliotheken, productiehuizen, en zelfs tv- of radiozenders. Voor de geboren opvoeders onder ons zijn er jammer genoeg geen stageplaatsen in middelbare scholen.

 

nakomelingetje?

We kunnen ons afvragen waarom Taal- en Letterkunde en Geschiedenis nu pas komen aandraven met masterstages, terwijl dat in andere masteropleidingen al jarenlang een vaste waarde is. Maar eigenlijk is dat best logisch: de opleidingen Biochemie, Geneeskunde of Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie, om er maar een paar te noemen, zijn veel meer beroepsgericht en vereisen praktijkervaring om te mogen starten in de professionele wereld. Taal- en Letterkunde en Geschiedenis hebben een veel ruimer profiel en afgestudeerden komen in heel uiteenlopende takken van het beroepsveld terecht. Bij eerder praktische opleidingen zijn de stages -want meestal zijn er ook al stages in de bachelorjaren bij deze opleidingen- dan ook verplicht en langer, in tegenstelling tot de nieuwe masterstage van Taal- en Letterkunde en Geschiedenis.

 

De nieuwe masterstage bij Taal- en Letterkunde en Geschiedenis kan dan wel niet zo noodzakelijk zijn als bij de meer praktische opleidingen, maar is daarom zeker niet te verwaarlozen. Het staat enorm goed op je cv, je doet niet te missen ervaring op, legt al belangrijke contacten en ga zo maar door. Kiezen voor the new kid on the block in plaats van voor het oud en vertrouwd keuzevak, is dus zeker het overwegen waard.



het zoveelste interview, maar dan met dwars

27/10/2016
🖋: 

Nu de mediastorm gaan liggen is en de vrouwen bedaard zijn, vond dwars het tijd voor een terugblik op een serie die nu al het beste is wat dit jaar op de beeldbuis te zien was. We gingen praten met Bart Hollanders, beter bekend als Randy Paret. Over het studentenleven, de vrouwen en het leven na de Callboys.

Ik heb met Bart afgesproken in een gezellig cafeetje op de Marnixplaats, op de dag van de laatste aflevering. Ik heb nog geen idee van het drama dat zich die avond zal voltrekken op mijn beeldscherm. Nietsvermoedend bestel ik een koffietje en kijk ik mijn vragen nog eens na. Tien minuutjes te laat komt Bart binnen waaien, zich verontschuldigend. Je ziet het vriendelijke van Randy Paret in zijn ogen, al is het vandaag toch zonder nektapijt en iets vermoeider. Misschien eisen de vele interviews stilaan hun tol? Voor mij is het nochtans mijn eerste interview, maar ervaringsdeskundige Bart weet wat hij moet doen. Stap 1: geruststellen. "We gaan gewoon een beetje babbelen", zegt hij, nadat hij ook een koffie besteld heeft. Dus beginnen we eraan.

 

Bart, jij hebt ook op school gezeten in Antwerpen, wat studeerde je en hoe was die studententijd voor jou?

Ik heb acteren gestudeerd, aan het conservatorium, toen nog de Dora Van der Groen toneelschool onder de koepel van Studio Herman Teirlinck. Het eerste jaar woonde ik nog thuis. Het was niet gemakkelijk op school, iedereen zat op kot en ik moest elke dag pendelen. Mijn vader snapte niet goed dat je soms tot elf uur 's avonds op school kon zitten om te repeteren en daarna moest ik nog naar huis met de laatste bus. Het is dikwijls voorgevallen dat ik in slaap gevallen ben op de bus, waarop ik dan moest liggen liften om terug thuis te geraken. Dat was wel een groot struikelblok in mijn eerste jaar. Daarna heb ik een studiebeurs aangevraagd en gekregen en in het tweede jaar ben ik dan op kot gegaan, waar ik ook mijn lief heb ontmoet. Ik ben het langste van iedereen op school gebleven, omdat ik in het tweede jaar ben blijven zitten en ook het derde jaar terug opnieuw moest doen omdat ik door het pendelen vaak de ochtendlessen skipte, conditie van Magda, want als je met een megakater zit doe je dat niet, en dan heb ik dat dus altijd meegenomen. In totaal heb ik zes jaar op die school gezeten. Maar ik kijk er wel met veel plezier en nostalgie naar terug. Eigenlijk is die studententijd zowat blijven duren omdat FC Bergman (toneelgezelschap waar Bart deel van uitmaakt, nvdr.) toen ontstaan is, en wij zijn beste vrienden geworden.

 

Hoe het voelt om door het Vlaamse vrouwvolk aanbeden te worden? Zalig!

 

FC Bergman, is dat natuurlijk ontstaan?

In ons tweede jaar moesten we een project doen. Op een of andere manier is de klas door dat stuk allemaal samen gekomen omdat iedereen qua spelen op dezelfde golflengte zat. Daardoor denk ik dat we elkaar persoonlijker hebben leren kennen. Toen kreeg ik de vraag van een vriend van mij die voor de Scheld'apen werkte om een stuk te spelen voor hen. Hij zei: "Ik heb 500 euro en als jullie willen mogen jullie komen spelen voor ons." Ik heb dat toen voorgesteld aan heel de klas en dan zijn degenen die wouden meedoen eigenlijk FC Bergman geworden.

 

En de Callboys, hoe is dat verhaal begonnen?

Die oorsprong ligt eigenlijk ook al op school. Toen we met vier (Bart Hollanders, Stef Aerts, Matteo Simoni en Rik Verheye, nvdr.) in de klas zaten hebben we een toneelstuk gemaakt, De Thuiskomst (2008), en Jan Eelen is komen kijken. Hij kwam daarna naar ons om te zeggen dat hij het wel goed vond wat we gedaan hadden en wij waren natuurlijk zo starstruck als iets. Wij hebben toen heel brutaal gezegd: “Jan, gij moet iets voor ons maken.” Hij had dan ook gehoord van een project dat we gedaan hadden, dat heel controversieel was in die tijd. We hadden audities georganiseerd voor meisjes zonder talent, en die zouden hun laatste auditie doen op ons examen zonder dat ze dat wisten. Dat verhaal kreeg zowat heroïsche proporties. Er wou zelfs een regisseur het verfilmen maar niet met ons, dus dan zagen wij dat niet zitten. Daarop zijn we naar Jan gegaan. Hij wou dat onder handen nemen maar daar kwam niets uit. Eigenlijk wist hij echt niet goed wat hij met ons moest doen. Twee weken later kwam hij met het idee van de Callboys af, vier gasten die gaan neuken voor geld. En wij zagen dat natuurlijk meteen zitten! (lacht)

 

Wist je van in het begin dat het zo'n succes zou worden?

Totaal niet, maar met zo'n dingen ben ik ook echt niet bezig! Je wil dat gewoon doen omdat je het graag doet en je hebt dat toch niet in handen of zoiets gaat werken of niet. Zoals bijvoorbeeld Bevergem (Vlaamse televisieserie over Freddy De Vadder, nvdr.). Dat is eigenlijk heel underdog begonnen maar dat heeft wel grote proporties aangenomen. Natuurlijk is de publiciteitsmachine die achter de Callboys zit wel enorm, je kan er niet naast kijken. Ik krijg elke dag wel telefoon van de radio of een boekje die iets willen horen over de reeks.

 

 

Bart Hollanders (© Jeroen Janssens | dwars)

 

 

Hoe voelt het om door het Vlaamse vrouwvolk aanbeden te worden?

Zalig! (lacht) Ik heb intussen een paar dingen meegemaakt die ik echt hallucinant vond. Zo bevond ik me een paar weken geleden in een discotheek waar we een acte de présence deden. We kwamen daar toe en er stonden letterlijk honderden vrouwen te gillen. Wij moesten twee meter afstand nemen omdat ze echt naar ons grepen voor een selfie. En je kon niet in de zaal kijken, want zodra je oogcontact maakte wilde er wel iemand iets van u. Mijn vrienden werden er zelf ook wel wat ongemakkelijk van. Je kwam binnen in de zaal en mensen begonnen te scanderen: (scandeert) RANDY PARET! RANDY PARET! en allemaal vrouwen! Dat streelt u ego wel, maar je wil er ook niet aan toegeven. Het is niet dat die vrouwen mijn kleren uittrekken en mij bespringen, maar het heeft toch een hoog Justin Bieber-gehalte. Ik ben DJ in mijn vrije tijd en nu is dat in functie van Callboys. Soms denk ik dat het aangenamer zou zijn om dat te doen als mijn personage omdat dat iets meer afstand creëert. Als er dan iets misloopt, dan is dat de schuld van Randy.

 

Dat personage, Randy Paret, was dat gescript of hebben jullie dat mee mogen vormgeven?

Dat was heel duidelijk van in het begin. Jan heeft dat op ons gebaseerd, dus er zat al heel veel van onszelf in alvorens we begonnen. Als acteur lees je dat en dat had al heel duidelijk een kleur van personage, de naïeve, lompe, lieve, … En uiteraard sluipen er dingen van uzelf in, je wilt dat personage u eigen kleur vinden en dat is ook wat Jan van ons verwacht. Grotendeels was het er dus al, de grote lijnen deed Jan, en de oogjes en de mond en de details vulden we zelf in.

 

Hoe is het om te werken met Jan Eelen? Want je vertelde al dat jullie best wel startstruck waren bij de eerste ontmoeting. Zorgt dat voor druk?

In het begin wel, omdat ik al veel wilde verhalen had gehoord dat hij heel streng zou zijn. Maar dat is zo'n lieve mens, die is helemaal niet streng. Die zal wel zeggen als het niet goed is maar omdat ik zoveel vertrouwen in hem heb en omdat ik ook weet dat hij perfect snapt hoe ik mij voel, moet ik mijzelf helemaal niet slecht voelen. Hij werkt super technisch maar op een hele aangename manier. De camera blijft lopen en tijdens de scène verbeterd hij ons gewoon. En dat is zo aangenaam! Omdat er vaak zo een stemmetje is dat zegt: "ik ben niet goed bezig" maar bij Jan is daar geen ruimte voor omdat hij de hele tijd tegen u bezig is waardoor er een constante dialoog ontstaat. Los daarvan is hij gewoon een vriend geworden.

 

Als Jan zegt: “We gaan iets doen met gigolo's”, dan weet je op voorhand dat die broek niet aanblijft.

 

Zijn jullie zelf in contact gekomen met een echte Callboy?

Nee, Jan wel. Maar voor ons was dat niet echt interessant. We zijn ook geen echte callboys. Het feit dat ze met vier samenwonen, dat is een leefwereld die eigenlijk niet bestaat. Jan heeft een eigen universum gecreëerd om zich zo meer te kunnen permitteren. Anders zou het te waarheidsgetrouw zijn en dan hang je vast aan te veel regeltjes. Echte gigolo's moeten ook met gehandicapte of bejaarde vrouwen werken, dat was bij ons niet het geval.

 

Er zijn redelijk wat seksscènes in de reeks, wat meer dan logisch is. Had je daar een probleem mee? Is dat gênant?

Ja, als Jan zegt: "we gaan iets doen met gigolo's" weet je op voorhand dat je er aan vast hangt. Dan weet je dat die broek niet aanblijft. Maar dat is allemaal zo technisch, er staat zoveel volk rond. In het begin is het wat gênant, maar hoe ongemakkelijker je het zelf maakt hoe erger het is. Voor mij is dat dan nog anders omdat ik daar constant ben, maar uw tegenspeelster is daar maar één of twee dagen, wat haar veel kwetsbaarder maakt. Ik vind dat je dat zo licht mogelijk moet houden. Mijn eerste draaidag was meteen een naaktscène. Ik stond daar wat in mijn onderbroek te draaien, maar Jakke (Jan Eelen) zei meteen dat die broek uit moest en dat maakte mij wel wat zenuwachtig. Die ongemakkelijkheid gaat gelukkig wel snel voorbij.

 

De laatste aflevering is vanavond, mogen we ons aan een tweede seizoen verwachten?

Voorlopig niet. Ik zou een tweede seizoen van Callboys wel heel erg zien zitten. Jan heeft gezegd dat hij super graag met ons wil verder werken, maar misschien aan iets anders. Dat zou eigenlijk ook wel leuk zijn, want dat is weer een heel nieuw verhaal, dat is verfrissend.

 

 

Bart Hollanders (© Jeroen Janssens | dwars) Bart Hollanders (© Jeroen Janssens | dwars)

 

 

En andere vooruitzichten? Jij speelt ook nog in Professor T., komt daar nog een vervolg van?

Niet meer. Dat is gedaan. Mijn personage heeft een exit gemaakt en hij komt ook niet meer terug. Qua vooruitzichten zijn er een paar voorstellen, maar dat zijn ook nog maar voorstellen en ik weet niet in hoeverre die concreet gaan worden. Dat is nog spannend afwachten of dat daadwerkelijk iets wordt.

 

En vooruitzichten bij FC Bergman?

Ik zit sinds mei spijtig genoeg niet meer bij Bergman. De taal die wij bij Bergman spraken, die hele beeldende taal, is iets waar ik meer dan 100 procent achter sta en heel mooi vind. Bovendien heb ik die taal zelf ook mee gecreëerd en voel ik dat ze met mij is vergroeid, maar tegelijkertijd sta je als acteur heel erg in functie van het beeld. En nu is het een soort van onderzoek dat ik zelf wil doen naar wie ik ben als acteur en dat ga ik niet bij Bergman vinden. Ik zou dat misschien wel kunnen zoeken bij Bergman, maar dat is zo geboetseerd door de jaren heen ... Dat heeft ondertussen een formule en die werkt, dus ik wil daar niets aan veranderen omdat ik dat nu net zou willen. Daarom heb ik een stap terug genomen omdat ik vind dat ze heel goed bezig zijn. Matteo heeft dat ook gedaan trouwens, maar het is echt alleen maar uit liefde voor het gezelschap dat we dat gedaan hebben. Het eerstvolgende project van FC Bergman ga is dus niet mee op poten zetten, maar ik ga er nog wel in meespelen en daar kijk ik echt super hard naar uit. Het wordt namelijk een ware monsterproductie, een bewerking van het boek JR, en komt uit in 2018.

 

 

We praten nog wat na, maar even later scheiden onze wegen alweer. Na de laatste aflevering van Callboys blijven ik, en de rest van de wereld, verweesd achter. Doet ons enkel maar hopen op meer en zo snel mogelijk! 11/10! Wie niet weg is, is gezien!



dwars op bezoek bij Radio Centraal

27/10/2016
🖋: 
Auteur

Uit cijfers van het Centrum voor Informatie over de Media blijkt dat de meeste radiozenders er het laatste decennium op het gebied van luisteraars niet op achteruit gaan. Sommige zenders hebben net meer luisteraars dan enkele jaren geleden. Ook studenten zetten vaak de radio aan. Op het werk, op kot of tijdens het studeren. Radiozenders zoals Studio Brussel en MNM hebben zelfs speciale uitzendingen tijdens de examenperiodes, maar de talloze reclameblokken, nieuwsuitzendingen en elke dag dezelfde nummers werken voor sommigen contraproductief. Daarom trok dwars naar Radio Centraal, een alternatieve radiozender in het hart van Antwerpen die al 36 jaar meedraait.

Op een grijze woensdagmiddag had dwars een afspraak met Monday Agbonzee, net afgestudeerd in de Fotografie, en Simon Beeckaert, student contrabas aan het Conservatorium Antwerpen. De twee vrienden hebben sinds kort een eigen radioprogramma op Radio Centraal. Het is Monday die de deur opent van het herenhuis op de Ernest Van Dijckkaai. “Ga de trap maar op, het is boven te doen.” Boven aangekomen zagen we grote ramen die inkijk in de studio geven. Simon is net een volgende plaat aan het uitzoeken. Bij de uitnodiging voor hun programma, dacht ik dat we gewoon enkele vragen mochten stellen tijdens het spelen van de nummers. De verbazing was dan ook groot wanneer we meteen een microfoon onder de neus krijgen geschoven. “Dan kan jij wat vragen aan ons stellen en dan kunnen wij jou misschien ineens tijdens ons programma interviewen.”

 

De grote on-airbalk begint licht te geven. We stellen onszelf en dwars voor. Tijdens het volgende nummer vraag ik waar de naam van het programma Che nu che la che vandaan komt. Monday antwoordt: “Dat is meer een esthetische speling op ‘genoeg gelache’. We proberen onszelf niet te serieus te nemen met ons programma.” Bij de vraag waarom ze bij Radio Centraal begonnen waren, grapt Monday: “Studio Brussel had ook nog een aanbieding, maar die hebben we afgeslagen.” Simon valt in: “Ik moest iemand zijn programma even overnemen op deze zender. En wanneer het programma uiteindelijk stopte, kwam er een plekje vrij. Ze vroegen of ik de uren die vrij kwamen niet wilde invullen. Monday zag ik niet zo vaak meer en het leek ons leuk om elkaar via deze weg minstens een keer per week te zien. Zo zijn we er wat ingerold." "We didn’t choose Radio Centraal. Radio Centraal chose us”, was de gezamenlijke conclusie.

 

Een echt thema of genre is er niet per se. Simon verduidelijkt: “De muziek die ik draai is vaak impro, jazz, maar ook evengoed groepen die ik live heb gezien of heb ontdekt de afgelopen weken. Het hangt van week tot week af.” Anders dan bij andere radiostations, zijn er bij Radio Centraal (bijna) geen verplichtingen. Je betaalt vijf euro per programma per maand, oftewel zestig euro per jaar. En zolang er geen racistische, homofobe of (rechts-)extremistische uitlatingen de ether worden ingestuurd en de studio niet wordt afgebroken, is iedereen vrij om zelf met voorstellen af te komen voor een eigen programma. Monday vult aan: “Wij zijn volgens mij gewoon deel van de visie die Radio Centraal aanhangt. Wij maken elke woensdagmiddag twee uur radio. Het is vooral veel à l’improviste. De mensen wat nieuwe muziek doen leren kennen en het tegelijk allemaal niet te serieus nemen. En dit zonder nefast te zijn voor het programma en de zender. We passen blijkbaar binnen het concept.” De radiomakers worden niet betaald, dus twee ‘verplichte’ uren in de week het hele jaar door lijkt misschien een groot engagement. Maar voor diegenen die het graag doen is dit meer een privilege dan een verplichting. Zo zegt Simon: “En als je eens niet kunt of totaal geen zin hebt, zet je gewoon het nachtkanaal open. Radio Centraal is 24/7 on air. Het nachtkanaal is een afspeellijst die in de loop der tijd werd samengesteld door een medewerker van deze zender. Ik denk dat die man ondertussen voor enkele jaren aan muziek heeft verzameld.”

 

Verder is het voor de meeste radiozenders verplicht om het nieuws te brengen. Maar ook hier geeft Centraal een eigen invulling. Aangezien het geen commerciële zender is, beslissen de programmamakers namelijk zelf wat ‘nieuws’ is. Actualiteit die elders niet of op een andere manier aan bod komt, krijgt hier een plaats. “Nieuws over IT, biologie, metallurgie, poëzie, ... Andermaal ongehoord”, staat op hun site te lezen.

 

Om kwart na drie was het aan Mondays en Simons rubriek: ‘ditjes en datjes’. Onze dwarsfotografe Diana krijgt de eer om tijdens deze uitzending in het kort te verkondigen wat zij recent heeft meegemaakt. Na nog enkele nummers en Simon die een kort verhaaltje voorleest onder begeleiding van muziek wordt het nachtkanaal opengezet. “Degenen die hun programma hebben na ons konden vandaag niet", klinkt het.

 

Radio Centraal is een echte aanrader om in het snelkeuzemenu van je (auto)radio te hebben staan. Misschien is de ene uitzending iets te experimenteel, maar wie weet is de volgende wel jouw nieuw lievelingsprogramma.

 

Luister elke woensdagmiddag van 14u tot 16u naar ‘Che nu che la che’ op 106.7, Radio Centraal.



Imke Courtois over de Red Flames, haar analistenwerk en ongelijkheid in het voetbal

27/10/2016
🖋: 

Als de Rode Duivels weer eens te traag en te ongeïnspireerd voetballen en de analisten van de herenteams zichzelf na de wedstrijd verliezen in nodeloos complex jargon, kan de lamgelulde voetballiefhebber zich sinds anderhalf jaar optrekken aan de frisse verschijning van Imke Courtois (28). Met een broodnodige feminine touch brengt ze haar mannelijke collega’s bij wijlen in verlegenheid door met een rake, bescheiden analyse het spelletje opnieuw tot de essentie te herleiden. De soberheid van haar analyses getuigt bovendien van een onvervalst voetbalverstand waar ze zich ook als speelster van bedient. Want niet alleen rond de tafel van Karl Vannieuwkerke is ze een vaste gast, ook bij de Red Flames is ze ondertussen al een eeuwigheid titularis. In september plaatste onze nationale damesvoetbalploeg zich voor het Europees kampioenschap – het wordt hun eerste grote toernooi.

We spreken af in een café in Leuven, waar Imke aan haar doctoraat werkt. Wanneer we een tafeltje bemachtigd hebben, bestelt Imke prompt een spaghetti bolognaise. “Ik heb reuzehonger!” Deze redacteur neemt genoegen met een pintje. Op dat moment fietst een man voorbij die met indringende blik door het raam naar binnen kijkt. “Shit, was dat nu mijn promotor?”, roept Imke uit. “Waarom moet die nu ook net naar binnen kijken … Die zal zich wel afvragen wat ik om twee uur ’s middags op café doe met een pint voor mijn neus. Bedankt, hè!", schertst ze terwijl ze naar mijn glas bier gebaart.

 

Stond het in de sterren geschreven dat je een academische carrière zou najagen?

Niet echt, al merkte ik tijdens mijn opleiding kine aan de KU Leuven wel dat ik een zekere academische knobbel heb, een onderzoeksgerichte mindset zeg maar. Ik haalde een negentien voor mijn masterscriptie en studeerde af met grote onderscheiding. In het middelbaar heb ik Humane Wetenschappen gedaan. Niet omdat dat de gemakkelijkste ASO-richting was, maar omdat dat over de mens ging. Dat heeft me altijd geïnteresseerd. Een richting waarin je psychologie, filosofie en wetenschap kon combineren? Cool! Daarna heb ik in Hasselt drie jaar ergotherapie gevolgd. Ik wist niet goed wat ik wou gaan studeren, maar ik wist wel dat ik iets creatiefs wou doen én iets met mensen. Het was een opleiding waar ik mij enorm in kon uitleven, ik heb daar vanalles en nog wat gedaan: pottenbakken, breien, …

 

Toch had ik daarna het gevoel dat ik op intellectueel vlak nog niet genoeg was uitgedaagd. Ik ben kinesitherapie gaan studeren in Leuven en ben ondertussen bij een doctoraat aanbeland dat zich eigenlijk meer in de psychologie situeert. Ik onderzoek hoe ademhaling de pijnbeleving beïnvloedt. Bestaat er effectief een verband en zo ja, op welke manier dan? Ik hou van de twijfel die bij onderzoek komt kijken en tegelijk haat ik het ook. Toch zou ik mijn doctoraat nooit opgeven, ook niet voor fulltime professioneel voetbal. Daarvoor doe ik veel te graag onderzoek. Ik ben een denkertje, laat mij maar denken.

 

Nog niet zo lang geleden stonden bij wedstrijden van de Red Flames enkel maar ouders en kennissen langs de zijlijn.

 

Hoe ben je begonnen met voetbal?

Mijn vader was voetballer, maar dat heb ik nooit bewust meegemaakt. Toch was ik van jongs af aan spontaan aangetrokken tot een voetbal. Op de speelplaats voetbalde ik altijd al met de jongens mee. Ik deed destijds ballet maar ik merkte al snel dat ik veel meer plezier beleefde aan het voetballen. Daar ging het minder om beheersing dan bij ballet en had je meer vrijheid om creatief te zijn. Ik ben altijd een onstuimig kind geweest: ik heb twee keer dreads gehad en ik was een skater.

 

Toen ze thuis merkten dat ik graag voetbalde, stelde mijn moeder voor om me in te schrijven in een club en zo is het begonnen. Als jeugdspeler stond ik vaak op de flank en wat later ben ik bij Wezemaal veel op de zes en de acht gaan spelen omdat ik veel loopvermogen had en van mijn snelheid gebruik kon maken om doorgebroken spelers terug te halen.

 

Ik ben pas echt centraal in de verdediging gaan spelen toen iemand doorgeschoven moest worden van de U17 naar de U19. Ik werd toen centraal achterin gezet en sindsdien is dat nooit veranderd. In het begin had ik daar veel moeite mee. Balletje onderscheppen, inleveren en dan toekijken hoe je ploeggenoten de rest doen … Op die manier duren negentig minuten wel lang, terwijl ik eigenlijk iemand was die altijd veel ballen wou raken. Maar nu kan ik echt genieten van die positie, me nuttig voelen ook. Zeker als we moeilijkere wedstrijden spelen.

 

vanaf de zijlijn

Hoe ben je in het analistenwereldje terechtgekomen?

In maart 2015 kwam Geert De Vlieger langs bij de Red Flames om een aantal spelers te interviewen voor zijn programma Hoogvliegers en ik zat daar toen ook bij. Blijkbaar moet ik een goede indruk hebben gemaakt want even later kreeg ik een telefoontje of ik niet geïnteresseerd was om mee over voetbal te komen praten op tv. Ik heb er eigenlijk nooit bij stilgestaan dat het bijzonder was dat ik een vrouw was. De andere analisten maakten daar ook nooit een zaak van.

 

Of ik ben geschrokken van sommige negatieve reacties? Niet echt, ik weet hoe het er aan toe gaat op sociale media zoals Twitter. Ik heb mijn account dan ook verwijderd toen ik als analist aan het EK begon, ik hoef niet alles te weten wat men over mij schrijft. Als je in iets de eerste bent, zullen er altijd reacties zijn. Dat heeft ook niet per se met seksisme te maken, denk ik. Ik heb wel het geluk om in een geroutineerde groep terecht te zijn gekomen. De chemie zit goed en ik voel me op mijn gemak bij de andere analisten. Jan Mulder is een echte woordkunstenaar en iemand als Geert De Vlieger kan altijd terugvallen op zijn uitgebreide kennis en ervaring als speler. Karl Vannieuwkerke is bovendien echt een goede moderator die van mij weet dat ik niet vaak zelf ergens op zal inpikken, dus die laat me aan het woord wanneer het nodig is.

 

Ik heb natuurlijk niet zo veel feitenkennis als de anderen. Ik heb dan ook altijd veel liever zelf voetbal gespeeld dan dat ik ernaar keek op tv. Het eerste grote voetbaltoernooi dat ik echt actief gevolgd heb, was het afgelopen EK en dan meteen als analist! Ik moet echt studeren om alle namen van die spelers uit het buitenland te kennen, hun statistieken, hun verleden enzovoort. En daar heb ik nu geen tijd voor. Daarom doe ik liever mijn ding tijdens de rust en na de match, dan is het echt gewoon een wedstrijd bekijken en analyseren. Daar heb je enkel inzicht in het spelletje voor nodig.

 

Ik ben altijd een onstuimig kind geweest, ik had vroeger dreads en ik was een skater.

 

Onlangs hebben Club Brugge en Sint-Truiden hun vrouwenploegen op het hoogste niveau opgedoekt. Gaat het slecht met het Belgisch vrouwenvoetbal?

De BeNeliga – die ondertussen al niet meer bestaat – was een enorme sprong vooruit voor het vrouwenvoetbal. Er was meer media-aandacht en het niveau lag hoger. Belgische en Nederlandse ploegen konden bovendien veel van elkaar leren. Maar blijkbaar waren de Nederlandse clubs niet meteen fan en vonden enkele van hen dat de Belgische teams het niveau omlaag haalden. Gek, aangezien wij met Standard in drie jaar BeNeliga twee keer tweede werden en vorig jaar nog kampioen speelden.

 

Het is wel zo dat er de eerste jaren een kloof bestond tussen Standard en de Nederlandse ploegen enerzijds en de rest van de Belgische ploegen anderzijds, maar dat was het laatste jaar al niet meer het geval. Na de BeNeliga is men op zoek gegaan naar een nieuwe formule voor de Belgische teams die toch aantrekkelijk kon zijn, maar dat is niet helemaal gelukt. Veel clubs kwamen in financiële problemen en sommige besloten er zelfs mee te stoppen.

 

Aan de andere kant zitten we natuurlijk wel met een erg getalenteerde lichting voetbalsters die ook mooie transfers maken naar prestigieuze clubs in het buitenland, maar dat vind ik toch wel dubbel. Het is niet goed voor het niveau van onze competitie dat alle jonge getalenteerde speelsters naar het buitenland trekken. En uiteindelijk is het toch het beste als die meisjes zich kunnen ontwikkelen in hun eigen land, dichter bij huis.

 

minderheid

Wat zijn de ambities voor op het EK?

De kwalificatie was in principe al een doel op zich, maar we mogen niet in de val trappen om daarom verzadigd aan het toernooi te beginnen. De boodschap is om nu niet te verslappen, maar de ballen te hebben om ook iets te willen neerzetten op het EK. Toch mogen we niet vergeten dat het de eerste keer is dat we op een EK staan en dus tegen teams zullen spelen met veel meer ervaring. Ik denk dat we tevreden mogen zijn als we voorbij de poulefase geraken.

 

Een tijdje geleden riep de bondscoach van de Red Flames, Ives Serneels, de Rode Duivels op om een deel van hun loon af te staan aan andere takken van de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Wat vind jij van zo’n initiatief?

Ik vind het een goed idee, maar zie het niet meteen gebeuren. Met het loon dat één Rode Duivel op een jaar tijd bij de nationale ploeg verdient, kunnen wij met de Red Flames een jaar lang goed werken.

 

Ze beseffen soms niet hoeveel offers ze van ons vragen. Ik voetbal niet om het geld – ik doe het omdat ik het graag doe – maar het is toch jammer om inspanningen en offers niet beloond te zien. Als we met de nationale ploeg een week op stage moeten om belangrijke wedstrijden voor te bereiden, dan moet ik daar als doctoraatsstudent een beursonderbreking voor aanvragen. Dat kan me al snel iets.

 

Kan je kwaad worden om die gigantische loonkloof tussen mannen- en vrouwenvoetbal?

Ik ga er ’s nachts niet van wakker liggen, nee. Die mannen hebben er ook niet allemaal om gevraagd om zo veel te verdienen. Dat heeft ook te maken met dingen zoals beeldrechten. Bovendien zijn er heel wat andere sporten die veel minder middelen krijgen en nog meer in de anonimiteit leven dan vrouwenvoetbal. Denk maar aan G-voetbal en de Belgian Deaf Devils, de nationale voetbalploeg voor slechthorenden.

 

We moeten deze bevoorrechte positie gebruiken om ook andere minderheden in het voetbal te helpen.

 

Ben je dan niet geïnteresseerd om die strijd aan te gaan?

Jawel, de onderhandelingen met de bond voor een gelijkere verdeling van de lonen zijn natuurlijk al veel langer bezig dan vandaag. Met de recente toename in media-aandacht kunnen we die problematiek bij een groter publiek onder de aandacht brengen. Ik vind daarom dat we deze bevoorrechte positie moeten gebruiken om ook andere minderheden in het voetbal te helpen. Onze G-voetballers, de Belgian Deaf Devils en de Belgian Homeless Devils verdienen meer aandacht en meer middelen. Ik ben onlangs naar de Homeless Cup gaan kijken en werd daar zo gelukkig van. Het plezier dat zij uitstralen, daar moet het uiteindelijk ook echt om gaan in voetbal vind ik. Dat wij niet zo veel verdienen als een Mertens of een Kompany, dat is minder belangrijk.

 

Je collega-Red Flame Tessa Wullaert stelde onlangs nog het gebrek aan media-aandacht voor vrouwenvoetbal aan de kaak toen in het voetbalpraatprogramma Extra Time jullie kwalificatie voor het EK bij de rubriek ‘hier hebben we het vandaag niet over gehad’ vermeld werd.

Ik begrijp haar reactie wel, maar ben zelf niet zo'n fan van Twitter. Ik draai nu ook al twintig jaar mee in het vrouwenvoetbal en weet vanwaar we komen. De accommodaties waarin wij vroeger moesten spelen … Daar durfde je je gewoonweg niet te gaan douchen! Het algemene niveau van het Belgische vrouwenvoetbal lag tien jaar geleden ook veel lager. Ik bekeek onlangs nog eens een dvd-opname van een Champions Leaguewedstrijd die we tien jaar geleden met Tienen speelden in Macedonië. Dat niveauverschil, man! Ik kon toen precies niet voetballen, alles was zo traag, houterig en stuntelig. En wat belangstelling betreft, was je toen al content als iemand je na afloop van de match in de kantine op een cola trakteerde omdat je goed gespeeld had. Nog niet zo lang geleden stonden bij wedstrijden van de Red Flames enkel ouders en kennissen langs de zijlijn. Nu waren er in Leuven zevenduizend toeschouwers komen kijken voor onze laatste kwalificatiematchen. Dat is al een enorme verbetering en daar mogen we dankbaar voor zijn!



niemandsland

🖋: 
Auteur

Gegroet studenten! Nu ik afgestudeerd ben, heb ik jullie land verlaten. Daar waar pintjes vloeien als rivieren, cursussen meer kosten dan je 18m2-onderdak en niemand omkijkt wanneer je van maandag tot donderdag cornflakes als avondeten nuttigt. Met aarzelende, doch harde sprong kom ik terecht in het lage gras van het niemandsland. Ik noem het ‘niemandsland’, omdat ik geen andere gepaste term vind voor het jaar waar mijn laatste check-in op SisA (bye bye winkelkarretje) en de eerste check-in op de werkvloer (de sleutelhanger voor die badge ligt al klaar) plaatsvinden. Mijn doel is hier elke maand neer te pennen wat mijn pad en gedachten kruist. Deze maand: reizen.

De globetrotter in ons wordt al opgewekt tijdens onze sedentaire jaren op de schoolbanken: je komt in contact met onderzoeken uit de hele wereld, gastlessen worden gegeven door een professor met een sappig Chinees accent, Erasmusstudenten doorkruisen de campus (maar hoor je vooral om vier uur ’s nachts beschonken door de gang van je kot hollen) of je pakt zelf je valies waar zes maanden van je leven in zullen zitten. De universiteit is een instelling van de wereld.

 

Ook na mijn kleine stap in de wetenschap ontwikkelde zich een drang om me voort te bewegen naar verdere contreien, om even in een andere tijdzone te wandelen. De teugels van de rugzak aan te trekken en de absolute (geografische) vrijheid in te slaan. En dat heb ik ook gedaan. Een korte drie weken trok ik met twee kompanen naar de andere kant van de wereld om ongepland te reizen en te zijn, hier nu na onze studies. En wij waren niet de enigen. Tussen de rijstvelden en broeierige zon merkten wij en andere reizigers de perfecte plaats op waar de wind stil stond. Die drie weken golden voor mij niet in kalendervorm, maar werden geijkt op eigen gevoel. Het rad van de tijd stond even stil, geen geratel van de wielen of gekraak van mijn rug die studieboeken balanceert, zoals in augustus nog het geval was.

 

De meesten die ik tegenkwam wilden meer en zochten hun verhaal in het onbekende landschap voor minstens enkele maanden, telkens om voor mijn oren al aanhoorde redenen: na de studie nog even genieten voordat ‘het echte leven’ begint, om kortstondig alle bureaucratische teugels te ontduiken, om te zien of ze op zichzelf kunnen zijn of om alles in perspectief te zetten (en te beseffen dat die kleine taalfout in je thesis dan toch niet betekent dat de hemel naar beneden zal vallen). Want voor de pas afgestudeerde bestaat de rompslomp to-do list uit het inschrijven bij de VDAB, uitschrijven uit het kotleven en waarschijnlijk nog meer handtekeningen plaatsen onderaan papieren die mijn chaotische kop over het hoofd heeft gezien. Hoe wonderlijk dan dat het ontplannen van de kalender hier ruimte in je chaos creëert en dat je kan genieten van vakantie, vrijheid en de vier windrichtingen.

 

Niet verwonderlijk dat ik reizigers tegenkwam die langer dan enkele maanden op bottines rondtrokken. Op het nomadenpad tussen de bekendste oriëntaalse steden die elke reiziger als vaste kruisjes op de dezelfde kaart (de Lonely Planet is wel héél populair) markeert, vereffenden deze koningen van het Niemandsland de weg met tips en raad. Over het letterlijke pad, weliswaar, dat ze betreden met een rugzak op de rug die een slakkenhuisje is geworden voor het kot dat ze in hun vaderland hebben verkocht of achtergelaten. Een standvastige rugzak die niet zes maanden, maar jaren stof en zon bijt. Deze nomaden van hoogste vorm dragen andere regels van dromen, utopieën of escapisme als een scepter in de hand. Ik vraag me echter af of zij na zo'n lang regeerschap nog een plaats hebben om naar terug te keren.

 

Lange, verre reizen worden snel in verband gebracht met het 'zoeken naar jezelf', maar jaren blijven ronddwalen doet niet lijken alsof je dat doel gevonden hebt. En voor degenen die het zich afvragen en nu al met de Lonely Planet aan de kassa staan: neen, een reis van drie weken biedt daar ook geen antwoord op. Het is wel een tijd om te genieten van andere culturen, je voeten prettig te laten afzien, nieuwe kleuren van bloemen te ontdekken en het uitstelgedrag dat je zo minutieus onder de knie hebt gekregen tijdens de examens, nu toe te passen op de stroom vacaturemails van de VDAB. Nu ik hier thuis in de zetel de laatste zinnen van mijn tweede column beëindig, zal ik daar maar eens aan beginnen. Een eigen koninkrijk bouw je dag per dag (of in deze tijden: mail per mail) op, daar hoef je nog niet voor naar de maan te gaan.



UAntwerpen-alumnus Michael Van Ostade over zijn ontluikende filmcarrière

27/10/2016

Filmliefhebbers der Lage Landen, kom dat zien, er is een nieuwe Vlaamse filmregisseur opgestaan! Michael Van Ostade, 30 jaar, vriendelijk, getalenteerd, artistiek en goedlachs. Met een Vlaamse jeugdfilm in het verschiet, leek het ons het perfecte moment om meer over deze Antwerpse filmmaker te weten te komen.

Wanneer we het appartement van Michael binnenwandelen, worden we meteen begroet door de speelse kat Gurr. "Gurr, omdat katten altijd dat geluidje maken", verduidelijkt Michael de naamkeuze, terwijl hij met zijn arm een klauw imiteert. Origineel bedacht, al lijkt Gurr eerder een 'guerr'illaoorlog te willen ontketenen door ons voortdurend af te leiden van het interview met klaaglijk gemiauw. Wanneer Michael hem tot bedaren heeft gebracht met een bakje Whiskas, verschuift het gespreksonderwerp van kat naar film.

 

In 2013 studeerde je af als filmmaker aan de LUCA School of Arts in Brussel, maar je hebt ook een hele tijd in Antwerpen gestudeerd.

Ik ben zo’n idioot met twee bachelors en een master (lacht). Mijn lange studiecarrière is inderdaad in Antwerpen begonnen. Nadat ik een jaar Toegepaste Psychologie aan de Lessius Hogeschool heb gestudeerd, ben ik overgeschakeld naar Communicatiemanagement aan de Plantijn Hogeschool. Toen ik de professionele bachelor op zak had, wilde ik een master in de Communicatiewetenschappen behalen aan UAntwerpen. Ik volgde echter veel liever de vakken van Theater-, Film- en Literatuurwetenschap van Taal- en Letterkunde. Ik ging dan ook stiekem naar de lessen van Tom Paulus en Vito Adriaensens. Toen ontdekte ik dat je een opleiding rond film kan volgen, waarop ik van de master Communicatiewetenschappen ben overgeschakeld naar de master Filmstudies en Visuele cultuur.

 

Wanneer heb je dan besloten om de koekenstad achter je te laten?

Tijdens mijn uniefjaren speelde ik bij de Bromvlieg, het theatergezelschap van de Universiteit Antwerpen. Na onze voorstelling werd ik benaderd door een student Audiovisuele Technieken van LUCA, die me vroeg of ik in zijn kortfilm wilde acteren. Acteren was niet meteen mijn ambitie, maar sure, ik wilde het wel proberen. De set was echter zo indrukwekkend, dat ik terstond wist dat ik hetzelfde wilde doen. Niet veel later heb ik me bij LUCA ingeschreven.

 

Je hebt niet alleen geacteerd voor de Bromvlieg, je nam ook deel aan en won zelfs de eerste editie van het Lingua Kortfilmfestival met The Last Laugh. Herinner je je dat nog?

Jazeker, ik vond het een hele leuke ervaring! Ik probeer ook nog ieder jaar aanwezig te zijn, niet alleen voor de wijn à volonté, maar vooral omdat het fantastisch is om te zien hoeveel studenten met plezier kortfilms maken. Toen ik dat eerste jaar met de hoofdprijs naar huis ging, knaagde dat wel een beetje omdat ik net begonnen was aan LUCA en de lat wel erg laag lag. Dat is meer dan normaal, het gaat bij Lingua om de ervaring en het plezier dat je hebt. Maar op enkele YouTube-filmpjes na, had ik nog nooit een kortfilm gemaakt, dus zoveel voorsprong had ik nu ook weer niet.

 

Is Audiovisuele Technieken: Film-TV-Video aan de LUCA School of Arts de beste opleiding voor filmmakers in spe?

Ik kan moeilijk oordelen over studies die ik niet gevolgd heb, maar ik had wel een specifieke reden waarom ik me bij LUCA en geen andere filmschool heb ingeschreven: de filmopleiding daar legt namelijk de focus op auteurscinema. Als student word je aangemoedigd om zelf een verhaal te schrijven en dat vervolgens te verfilmen en je mag ook naar hartenlust experimenteren. Zulke vrijheid geniet je aan pakweg het RITCS niet. De keerzijde van de medaille is dat studenten die een barslechte film indienen, toch goede punten behalen, omdat hun werk ‘experimenteel’ is. Zo heeft een medestudent zijn bachelorfilm met een oude Nokia gedraaid, wat een voddenfilm opleverde, maar hij kwam wel met een zestien thuis.

 

Voor je bachelorfilm Nigredo heb je in 2012 de wildcard gewonnen die het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) ieder jaar uitreikt aan (slechts) twee filmstudenten.

Inderdaad, en de tweede winnaar was mijn goede vriendin Emilie Verhamme, die met Tjernobyl Hearts in de prijzen viel en voor wie ik cinematografie had gedaan. Dat is de ongeschreven regel van de wildcard: je geeft die niet aan de persoon die de perfecte film draait, maar aan iemand die iets speciaals toont en er iets mee kan aanvangen. Mensen die een perfecte film afleveren geraken sowieso aan subsidies.

 

Toen ik die wildcard kreeg, voelde ik me alsof ik de loterij gewonnen had. Het was fijn omdat ik het ook een beetje nodig had: ik was gestopt met School is Cool (Michael was in de beginjaren bassist van de muziekband, nvdr.) omdat ik meer plezier had met het maken van de videoclips, dan op het podium te staan (lacht). Ik wilde verder met film. Je hebt dan het gevoel dat je terug vanaf nul begint en dan is die erkenning ook wel nodig. Het is een teken dat je serieus genomen wordt.

 

Aan de wildcard was een geldprijs van 60.000 euro verbonden, ook mooi meegenomen natuurlijk.

Ja, inderdaad, maar vergis je niet: ik mocht dat geld niet gebruiken voor onze masterfilm – ik ga voortaan trouwens altijd in de wij-vorm spreken, want een film maak je zelden alleen. We zijn er dus eens goed mee gaan eten (grijnst). Grapje, we hebben de knappe som geld besteed aan onze kortfilm Danse Macabre, die ik samen met mijn broer Andrew heb geschreven.

 

Danse Macabre en Songs from the Outside zijn opmerkelijk kindvriendelijk, meer dan de overige kortfilms uit je oeuvre. Hoe is die roeping ontstaan?

Twee jaar geleden kreeg ik plots een mailtje van het Jeugdfilmfestival met de mededeling dat Songs from the Outside perfect was voor het festival. Ik had dat totaal niet verwacht, maar toen ik er meer over begon na te denken was de selectie eigenlijk wel logisch. De film was gebaseerd op alle films uit onze jeugd, films van Steven Spielberg zoals ET en The Goonies. Toen zagen we dat een kinderfilm maken interessant kon zijn. Wanneer we voor een tweede keer deelnamen, koos de kinderjury voor Danse Macabre. Ik denk dat je een kinderfilm best laat recenseren door een kind. Het is daardoor een grote denk- en doe-oefening geworden voor het project waar we nu aan werken: De Gebroeders Schimm.

 

Twee jaar geleden heeft het VAF een commissie opgericht voor jeugdfilms omdat er niet echt een alternatief bestond voor Studio 100. Nu worden er per jaar nog eens twee kinderfilms bijgemaakt. Toen mijn broer en ik de opdrachten zagen, hebben we besloten mee te doen. We kwamen in de selectie terecht en kregen een budget om een volledig scenario te schrijven. We hadden duidelijk affiniteit met het schrijven voor kinderen, zelfs als het niet onze bedoeling was. We beginnen iets te schrijven en merken achteraf dat het ook voor kinderen werkt. We houden van alles met een hoek af, genre Roald Dahl. De Gebroeders Schimm wordt een spokenfilm die in diezelfde lijn ligt. Nu zitten we in de laatste fase om financiële steun voor ons project te krijgen.

 

Hou je veel rekening met het financiële en realistische plaatje wanneer je een script schrijft?

Ja, een van de redenen dat producenten mij graag hebben, is omdat ze weten dat ik technisch aangelegd ben en op voorhand al rekening houd met de haalbaarheid. Mijn broer en ik schrijven altijd samen en denken na over hoe wij het zouden aanpakken zonder geld.

Beperkingen zijn de handigste dingen ooit voor creativiteit. In mijn eerste jaar op LUCA kregen wij drie grote beperkingen voor een filmopdracht van drie minuten: geen dialoog, één locatie en het moest zich afspelen in Brussel. De helft van de klas is toen afgevallen omdat ze er geen zin in hadden. “Ik wil de volgende Tarantino worden, hoe kan ik dan geen dialoog gebruiken?”, klonk het. Ik vind het juist fantastisch om op een idee te komen en na te denken over hoe je het gaat aanpakken.

 

De kinderen in het publiek laten zich graag meeslepen in die magie, maar hoe zit het met de jonge acteurs die op de set staan?

Het is heel fijn om met kinderen te werken. Onlangs heb ik met Jan Decleir gedraaid, een ervaring die ik kon schrappen van mijn bucketlist. Maar omdat het een nightshoot was, was hij de hele tijd grumpy. Kinderen zijn altijd bereid en staan scherp. Ze kunnen niet acteren, je moet ze laten reageren. Een regisseur moet niet zeggen: "Nu moet je bang zijn", nee, je moet ze echt angst aanjagen. Een mooi voorbeeld: in Danse Macabre zie je vliegende nonnen door de gangen dwalen, maar we hadden niet aan de actrice verteld dat we die nonnen op segways gingen zetten. Ze vond dat heel tof, maar eerst schrok ze natuurlijk een beetje, wat haar reactie ‘realistisch’ maakte. Ik wil eigenlijk een heel spookhuis in elkaar steken waar acteurs in kunnen spelen, ook voor De Gebroeders Schimm. Ik denk dat dat de geheime saus is die de sfeer van een film bepaalt: het scheppen van een wereld.

 

We zijn benieuwd! Wat zijn je ambities daarna?
Films blijven maken. Ik zit nu in de hallucinante fase van mijn leven dat ik kan leven van de film. Rijk zal ik er waarschijnlijk niet van worden, maar als ik heel mijn leven films kan maken en zo rondkom, mag je mij een gelukkig mens noemen.

 

Met deze mooie woorden en beloftes om naar uit te kijken, knikken we even naar elkaar en zetten de dictafoon uit. Het is nog te vroeg om een ticket voor De Gebroeders Schimm te bestellen, maar er zullen alvast twee twintigers gespot worden in een zaal vol kinderen.



editoriaal

27/10/2016
🖋: 

Oktober is volgens Wikipedia de wijnmaand. Voor studenten is het eerder de gerstmaand: namelijk de maand van het bier! Heuj, Oktoberfest, heuj OpeningsTD’s, heuj cantussen! Ook studentendopen zijn legio en oude controverses komen weer boven: wie is voor, wie is tegen? Teambuilding zegt de een, vernedering zegt de ander. dwars houdt de kerk liever in het midden: wij dopen immers niet!

 

Ook is oktober de keuzemaand: eerstejaars vragen zich af of ze de juiste keuze hebben gemaakt in september. Een ding is zeker, onze universiteit telt maar liefst zeven eerstejaars meer dan vorig jaar (p. 28)! We nemen aan dat die zeven alvast de juiste keuze gemaakt hebben. Onze alma mater ligt dan weer niet in een grootstad, maar wel in een soort labo waar we veel kunnen uitproberen, zo weet onze kersverse rector. Beter kan dus niet! Bovendien kunnen nu ook meer studenten in hun master kiezen voor een stage (p. 8). Wat wil je nog meer?

 

Oktober is een overgangsmaand: van warm naar kouder, van droog naar natter. Ideaal weer om lekker binnen onder een dekentje bij het haardvuur samen met je lief naar een film te kijken. Er staan enkele belangrijke films op u te wachten: nieuwe Harry Potter check! Hoor ik daar Star Wars? En ben je die sequels beu, dan kan je ook nog altijd voor een meesterwerk van Michael Van Ostade kiezen (p. 10). Daarbovenop zijn de Amerikaanse presidentsverkiezingen ook de moeite, inhoud nihil, beledigingen ontelbaar! Gelukkig kunnen we na afloop nog altijd handeldrijven met Canada. Oh, nee, wacht …

 

Gelukkig is er nog voetbal. Al zal je voor het volgen van vrouwenvoetbal wel in de kou moeten gaan staan, want uitzenden doen ze dat niet. Imke Courtois laat dat niet aan haar hart komen, de Red Flames zijn immers geselecteerd voor het EK (p. 4)! Is voetbal niet je ding maar ben je toch eerder een buitenmens? Dan raden we je de Zoo aan, puur jeugdsentiment (p. 26)!

 

Oktober, het is me wat. Wat zou november nog voor ons in petto hebben? Wij hopen goed nieuws en keuzebevestiging. Kruip maar wat dieper onder dat dekentje en trek je lief wat dichterbij. Want november brengt waarschijnlijk raad.



on turtles, Dutch custard, and the X-Files

27/10/2016
🖋: 

The Prof Profile shows professors like you’ve never seen them before, as people. dwars asks the questions that have been bugging students for years; like "what does your lecturer eat for breakfast", for example. Frank Brisard, professor of Linguistics, gets cross-examined this month.

First, the one question we all want to know the answer to: do you have any crazy stories from when you were a student?

During a kind of open mic night (we call it 'free podium') I once staged a mini theater show featuring music by John Zorn (for the fans: something from Naked City). That was pretty wild. I also played the violin, without any kind of musical training whatsoever, in an impromptu gig on Campus Drie Eiken, performing poetry by Alfred Lord Tennyson. It sounded a lot like Joy Division. The band also included Vitalski, the self-appointed perennial night mayor of Antwerp. For the more juicy stories, go ask your friendly neighbourhood film professor.

 

Are there any television series you (used to) follow religiously? Why or why not?

I kind of like Callboys, a Flemish show that aired this fall, though I’m not necessarily a huge Jan Eelen fan. It’s got good photography and great acting. I really dig Tom Dewispelaere, who plays Kjetl. At times his style reminds me of Wim Helsen’s comedy, which I’m particularly partial to.

I’m not really religious about television series anymore these days. I used to be, though, especially with The X-Files. I’m pretty sure I missed out on getting to second base with a girl maybe once or twice, just because I wanted to go home and see that week’s episode. Ah, the nineties…

 

Are you more of a cat person or a dog person? Or something else entirely?

I am definitely a cat purrson, though at some point, when I get crippled or retire, I would like to get an Alsatian (Shepherd Dog) or something. I love animals in general. I used to share my apartment with a rabbit called Thumper ('Stamper') that I was very close with. We would watch The X-Files together, just the two of us (cf. above).

Lately, I’ve become fascinated with the secret life of turtles, thanks to some friends in Amsterdam who have one named Butch. Apparently, they climax in the most spectacular of manners. Well, the males do, rarely reciprocated by the females, who are usually eating or involved in some other incidental business. For some reason, YouTube is full of comic and compromising tortoise video compilations.

 

Are there any specific places in Antwerp that you like to go to?

I like to go to the Albert Heijn store close to campus, to get chocoladevla for my daughters. We live in Brussels and so we’re denied the many wonders of Dutch supermarkets. Vla is a type of custard that’s typically eaten (drunk?) straight from the carton. Yes, “Ils sont fous ces hollandais!” When I walk around in Dutch cities, I’m always pleasantly struck by the exotic aromas that invade the streets from every little roti place or toko. Generally, however, it is my experience that food in the Netherlands smells better than it tastes.

 

What is the most embarrassing thing that has happened in one of your classes?

Me apologizing to an empty chair after bumping into it. Me not understanding a question from a student, while in fact they were responding to something I’d just asked (“Turn this sentence into a question”). Stuff like that. Open lesdagen (where high school students can see what university classes are like, red.) can be fun too. Sometimes the high school students attending classes are tailed by their overbearing parents. I’ve had to ask the question “Whose mom is this?” at least once in class.

 

You're a linguistics professor. What aspect of language is most interesting to you?

What interests me most is how people use it. Language, especially your mother tongue, is a powerful tool for creating an image of yourself and presenting it to the outside world. However, people who happen to have mastered the standard variety or formal register and exploit that skill to look down on others who don’t use quite the same level of language … Those people give me the creeps.
As university students, you should definitely be aware of the language that you use and how it might be complemented by more appropriate varieties in various specific contexts, but you should never feel ashamed of how you speak.

 

Lastly, could you shed some light on this age-old question: why did the chicken cross the road?

Probably because Werner Herzog (German director in whose films animals often behave strangely, red.) hypnotized it from the other side. Google him on chickens: “The enormity of their flat brain, the enormity of their stupidity, it’s just overwhelming! … Try to look a chick’n in the eye with great intenzity.”



de dwarsdoorsnede

26/10/2016
Bron/externe fotograaf

Britt Adams Photography

🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Redacteur Jonathan dompelde zich een avond onder in triphop, dankzij de (toch geen) emomuziek van Daughter.

Optredens in den TRIX stellen zelden teleur. Ze zijn ook zelden van het popgenre. Meestal treden er kleinere, underground namen op die de hitlijsten niet bereikt hebben, maar vaak wel al een kleine roedel aan fans hebben verzameld. Soms treden er ook groepen op die in hun genre wereldtop zijn, maar de ietwat minder commerciële genres bespelen.

 

Zo is er het genre triphop, dat je krijgt als ambient en indierock mekaar vinden en besluiten om op hun speeltempo te besparen. Het is heel klagerige, ijlhoofdige en zinnenprikkelende muziek. Een sfeer die past bij een suïcidale druilerige dinsdagavond met namen als Massive Attack, Lamb en Portishead en meer hedendaags London Grammar. Centraal staat een hoge en fragiele vrouwenstem begeleid door gestripte drums en alt-gitaren.

 

Ik heb een hele lange intro geschreven en ook al veel grote namen opgesomd zonder nog maar iets over Daughter te zeggen en dat doe ik met een reden. Daughter past namelijk voor mij in deze rij sterren en hoeft zich in dat gezelschap niet te schamen. De meesten zullen de opgesomde namen wel kennen, maar Daughter misschien nog niet. De band is niet zo mainstream maar desalniettemin was hun concert in een mum van tijd uitverkocht. En terecht. Ik vond dat Daughter deze sluikreclame verdiende. Sue me.

 

Emo-muziek tot op het bot, maar dan zonder het zwartgallige.

 

De stem van zangeres Elena Tonra is hoog, fragiel en hees. Er wordt veel persoonlijke emotie in haar zang gelegd en deze waait als een golf van empathie over het publiek. Ik denk dat niemand in de zaal ongeroerd bleef, iedereen was muisstil maar niet in de negatieve zin. Stilte op een concert is meestal geen goed teken, hier was het net wel een teken van sfeer. Een duistere sfeer. Eigenlijk vind ik na vele pogingen nog niet de woordenschat om het over te brengen. Het was een elegant verdriet, een prachtige broosheid.

 

Niet dat we altijd stil waren. Elena leek zo verlegen en vooral zo dankbaar hier te mogen spelen dat ze fluisterend, als een verlegen kind dat een nieuwjaarsbrief moet voorlezen aan de grootouders, ons keer op keer bedankte voor de warme ontvangst en de sfeer. Ze kon geen zin aaneen breien zonder stil te vallen in een bedeesd mompelen, wat keer op keer door een overdonderend applaus ontvangen werd. Ze was schattig. Bij hitnummer ‘Youth’ werd ze zelfs dusdanig overmand door emotie dat ze tot drie keer toe moest herbeginnen. Prachtig. Dat de eerste titel die ik beschrijf pas op het einde van het concert gespeeld werd, is ook geen toeval. Bands zoals deze hoor je op een concert in één keer uit, soms merk je niet eens dat er al een andere track is. Soms is een album een serie nummers en soms is het één uitgeschreven nummer dat slechts van titel en ritme verandert, maar niet van gevoel.

 

De muziek van Daughter is messcherp, ze fluctueert diep bij je naar binnen. Niet alleen steekt de band muzikaal er met kop en schouders boven uit, maar de nochtans vaak bezonnen thema’s zoals liefdesverdriet en verlies zijn zo duister, zo hard verwoord, maar tevens zo herkenbaar. Geen vergezochte poëzie, maar een realiteit die recht door het hart gaat. Wie kent deze thema’s dan ook niet. Alsof de hele zaal in therapie ging. Een groepssessie van persoonlijke confrontatie ondergaan door middel van een ijzersterke performance. Een van de betere die ik in TRIX gezien heb. Daughter, u hoeft ons niet te bedanken. Wij danken u.



cultureel dronken met de UAntwerpen Plus Pass

26/10/2016
🖋: 
Auteur

Elk jaar organiseert de UAntwerpen Plus Pass naast het sportieve aanbod een viertal culturele activiteiten. De eerste activiteit van het academiejaar was alvast een knaller van formaat: een bezoekje aan brouwerij De Koninck in Antwerpen, inclusief bierdegustatie. dwars liet deze gelegenheid uiteraard niet aan zich voorbijgaan en ging eens een kijkje nemen!

Wat beloofde een droog museumbezoek te worden, draaide uiteindelijk uit op een fascinerende wandeling door de geschiedenis van Antwerpen, bekeken vanuit het perspectief van een brouwerij die zij aan zij meegroeide met de stad. Brouwerij De Koninck is drie jaar na het ontstaan van België geboren, in 1833, en is daarmee meteen de oudste brouwerij van Antwerpen. Doorheen de eeuwen heeft ze dan ook talloze historische gebeurtenissen van nabij meegemaakt.

 

Trots volgde ze bijvoorbeeld in 1929 de geboorte van de allereerste wolkenkrabber in Europa: onze eigenste Boerentoren. Enkele jaren later moest ze lijdzaam toezien hoe de Eerste Wereldoorlog uitbrak en de brouwerij bij gebrek aan gerst bier moest brouwen van bieten en zelfs van aardappelen. De opening van de Waaslandtunnel, de overdracht van het Rubenshuis aan de stad, de Olympische Zomerspelen van 1920, … Al deze Antwerpse wereldgebeurtenissen voltrokken zich onder het goedkeurend oog van een brouwerij die al eeuwen bestond, talloze wereldschokkende gebeurtenissen heeft meegemaakt en in 2010 plots abrupt aan haar einde kwam toen het overgenomen werd door Duvel voor een luttele 30 miljoen euro. Hierbij werd uiteraard de hele brouwerij ontmanteld en zo kon men er een museumpje van maken. Weer een concurrent minder, lang leve de artisanale multinational!

 

 

 

Het hoogtepunt van de avond was toch het moment waarop we dan eindelijk het bier mochten proberen waar we de hele avond over hadden horen vertellen. Een bijkomend voordeel was dat we intussen snobistisch konden uitleggen waarom het Bolleke nu eigenlijk geschonken wordt met zo’n grote schuimkraag en waarom het glas zijn typische brede vorm heeft. (Tip: Het heeft iets te maken met de zuurstof in de lucht buiten glas en het koolstofgas in het bier.) In naam van de journalistieke volledigheid en integriteit probeerden ondergetekende dwarsredacteurs uiteraard zoveel mogelijk verschillende creaties van de brouwerij uit. Helaas kon er geen definitieve conclusie gevormd worden over de allerbeste. Verder onderzoek door onze trouwe lezers is nodig en sterk aangeraden.

 

 

 

 

Terwijl we nog wat nagenoten van het bezoek en ons drankje spraken we ook met Rachelle en Davita, twee studenten aan UAntwerpen voor wie het de eerste activiteit was. “Dit is de eerste activiteit die we samen doen, maar wij zijn alvast heel enthousiast!”, wisten ze ons te vertellen met een bolleke in de hand. “Het is geweldig dat er naast een uitgebreid sportaanbod ook plek is voor cultuur. Voor ons mag het zelfs nog veel meer zijn!”

 

 

 

Sinds enkele jaren is de voormalige sportsticker omgevormd tot de UAntwerpen Plus Pass voor studenten, alumni en personeel van de universiteit, de AP Hogeschool en de Antwerp Management School. Naast een uitgebreid gamma aan sportactiviteiten, voegt de Pass nu elk jaar ook enkele culturele activiteiten toe aan het aanbod. Mens sana in corpore sano, zoals een pretentieuze middelbare scholier Latijn zou zeggen. Een greep uit het aanbod van de voorbije jaren leert ons dat men deze taak serieus neemt. Zo brachten de jonge muzikanten van de Orkestacademie onder het motto ‘Ook met klassiek kan je een prima feestje bouwen!’ studenten in maart van de ene climax naar de andere. De formule was simpel: steengoede muziek die met vinnige strijkers, rauwe bassen en raspend koper de zolen van de vloer losmaakten. Niet mis!

 

 

 

Om een beter beeld te krijgen van de evolutie die de Pass doormaakte, gingen we op zoek naar een trouwe gebruiker ervan. Deze vonden we in Annelore: sinds het tweede bachelorjaar gaat zij al mee op verschillende culturele activiteiten die georganiseerd worden. De voorbije jaren bezocht ze onder andere het in 2013 geopende Red Star Line museum en ook de kathedraal van Antwerpen. Het huidige brouwerijbezoek is meteen ook haar laatste avontuur met de UAntwerpen Plus Pass. Binnen enkele weken moet ze namelijk doen wat elke student vreest: het studentenleven opgeven en gaan werken. Deze avond is dus extra speciaal voor haar. “Wat ik het interessantste vond aan de rondleiding doorheen brouwerij De Koninck, is de connectie die men maakt met de geschiedenis van de stad. Je ziet als het ware de brouwerij zij aan zij meegroeien met Antwerpen: alles wat de stad heeft doorgemaakt, daar heeft de brouwerij deel van uitgemaakt. Zowel met als in Antwerpen. Dat vind ik een prachtig uitgangspunt!”

 

Ondergetekenden zijn het daar volmondig mee eens: Antwerpen en het Bolleke zijn onlosmakelijk met mekaar verbonden. Of zoals ze het bij De Koninck zelf zeggen: “Een Bolleke, dat is Antwerpen in een glas.” Santé!

 

 

Je kan met je UAntwerpen Plus Pass dit jaar nog gratis naar het Theaterstuk “Bootsman” door Ivan Pecnik in het Zuiderpershuis gaan kijken, naar de balletvoorstelling Viva Brasil in deSingel en naar Opera Mobile in het Hof Van Liere. Check www.uantwerpenplus.be voor meer info.