de dwarsdoorsnede
30/03/2015
🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Een dikke tien jaar na de release van hun eerste single Als ze lacht, heeft Yevgueni er een bijna volledig uitverkochte tournee doorheen Vlaanderen opzitten.

Yevgueni? Inderdaad, Yevgueni. Doet de naam geen belletje rinkelen? Dan heeft u de laatste tien jaar de Vlaamse muziek niet echt gevolgd. Terwijl Clouseau de handschoen in de ring gooide en later ook weer zelf opnam, speelde Yevgueni zichzelf naar de Vlaamse muziektop. En nee, ze vullen inderdaad geen Sportpaleis, maar daar zijn we maar al te blij om.

 

Zaterdag 28 maart speelden ze het voorlaatste concert van hun tour, die ze al grappend World Tour Flanders 2015 doopten, maar die officieel Van Hierboven heet. Hoewel diezelfde avond de Rode Duivels ook hun WK-ticket probeerden veilig te stellen, stroomde het CC Ter Vesten helemaal vol. Het cultuurcentrum van Beveren trekt steeds een uiteenlopend publiek en dat was deze avond niet anders. Van lagereschoolkinderen tot omaatjes van tachtig; een uitstekende miniweergave van ons Vlaanderen was verenigd in de zaal.

 

 

Yevgueni kan je dan ook niet vastpinnen op één genre: iedereen kan zijn gading vinden in hun muziek. Hun Nederlandstalige nummers zijn een goed beslag met pop, chanson, kleinkunst en rock als ingrediĂ«nten. De spreekwoordelijke kers op de taart zijn de teksten, die je tegelijk als indringende poĂ«zie en als kritisch krantenartikel zou kunnen lezen. Het is wellicht dat dat alle luisteraars verbindt: de appreciatie voor de betekenisvolle teksten. Niet overtuigd? Luister dan eens naar Was er maar iemand dat in amper vier minuten een wereld van waarheid vat.

 

Dat is niet het enige dat het vijftal erg aards maakt. Het is hun manier van zijn, hun presenteren op het podium. Ze voelen zich niet van hierboven en hun bindteksten zijn zo herkenbaar en eerlijk. Ze vullen een zaal van 400 man, en geen stadion van 20.000. Het maakt de nummers extra intiem, vooral wanneer ze zich af en toe nog eens helemaal vooraan op het podium nestelen. De cd's zijn goed; maar de muziek, de instrumenten en zelfs de teksten komen zoveel beter tot hun recht op het podium.

 

Wellicht zorgt dit er allemaal mee voor dat zanger Klaas Delrue aan een opgetrokken wenkbrauw, een bedenkelijke of net uitdagende blik, een krommende vinger genoeg heeft om het publiek mee te krijgen. NeuriĂ«n, klappen of luidkeels meezingen zijn het gevolg van een enkel miniem gebaartje. Tussen de nummers door wordt er eens gepolst welke nummers we nog graag zouden horen. Uiteraard wordt er meermaals luid "Als ze lacht" en "Welkenraedt" geroepen. Met een grote glimlach besluit Klaas dat we vanavond dan tevreden zullen zijn. Eerst worden we nog getrakteerd op de nieuwere nummers; ze bijten de spits af met Mensen zijn maar mensen

 

   

 

De lach van Klaas mogen we vaker aanschouwen deze avond. Wanneer een man op de eerste rij in zijn eentje nog eens het vorige deuntje aanhaalt, wanneer Geert Noppe even helemaal opgaat in de toetsen, wanneer we met z’n allen een eindakkoordje breien aan het geneurie... Ook de andere bandleden zie je genieten. Geert Noppe is steeds zo enorm enthousiast dat je op het einde van de avond vooral verbaasd bent dat hij nooit een keertje van die kruk gevallen is. Stef Vanstraelen zie je vanachter de drum glimlachen wanneer het publiek duidelijk al zittend aan het dansen is. Wanneer ze met z’n vijven een straathoekversie van Nieuwe meisjes spelen, gaat Patrick Steenaerts even helemaal los op de mandoline en kijkt Maarten Van Mieghem vrolijk naar het enthousiasme en meezingen van het publiek. Klaas grapt van achter zijn akoestische gitaar dat ‘Waar komen de nieuwe meisjes vandaan?’ toch de meest filosofische vraag is die ze ooit op muziek hebben gezet. 

 

Tijdens de pauze van het optreden wordt de voetbaluitslag geprojecteerd. B1-0C. De Duivels hebben gescoord. Met deze wetenschap kunnen we weer gerust verder met de voorstelling. Wanneer Klaas even later een nieuwe gitaar krijgt aangereikt, komt de zanger een geĂŒpdatete uitslag ter ore: "Beveren! Het is twee – nul ondertussen!" Achter uw redacteur fluisteren twee voetballeken: "Zou Beveren vanavond spelen?" Wanneer Manzijn het podium omtovert tot een rockstage, schijnen de lichten een B3-0C. De bandleden draaien zich even om bij de reactie van het publiek en ook zij hebben nu een nog grotere glimlach op het gezicht. Tijdens de tweede bissronde denken we even dat de crew een grap maakt wanneer de 4-0 wordt aangekondigd. Wanneer het vijftal uiteindelijk definitief van het podium verdwijnt, een staande ovatie achterlatend, wordt de laatste goal van de avond meegedeeld. 

 

 

Het was een 'thuismatch' van jewelste voor Yevgueni. De sabbat heeft hen duidelijk goed gedaan. Twee jaar na hun laatste concert staan ze er weer, met de power van voordien. Met wellicht iets meer zelfvertrouwen; ze komen niet meer zo snel het podium terug opgehold, uit angst voor een wegdijnend applaus en het niet meer kunnen spelen van bisnummers. Maar bovenal zijn het nog steeds vijf erg sympathieke mannen met een levensinzicht om u tegen te zeggen.



Adil El Arbi
29/03/2015
🖋: 

Iedereen kent hem als die hippe knuffelmarokkaan die geen blad voor de mond neemt, goochelt met scheldwoorden, nieuwsfeiten, humoristische oneliners Ă©n zich de Slimste Mens Ter Wereld mag noemen. Samen met zijn onafscheidelijke compadre en partner in crime Bilal Fallah zakte hij op een mooie Maartse dag naar Antwerpen af om in het Hof van Liere hun nieuwe langspeelfilm Image toe te lichten. Tijd voor een gesprek, putain!

Onze studententijd was echt een fucked up periode. Fuck Sint-Lucas! Het eerste jaar waren wij de enigste Marokkanen, we moesten dus wel direct aan bendevorming doen (lacht). We bleven ook allebei ons eerste jaar zitten, een leerkracht raadde mij zelfs aan om er mee te kappen. Maar ik moest wel voortdoen. Cinema maken is mijn droom al van jongs af aan. Als ik geen films mag maken, fuck wat ga ik dan doen met mijn leven. Ik was echt in paniek toen ik buisde, Ik dacht putain, straks word ik nog clochard of ga ik in het leger. Een groot voordeel aan Sint-Lucas is wel dat veel leerkrachten gerenomeerde regisseurs zijn met real live experience. We hebben ook les gekregen van zalige mensen: Roscam, Fien Troch, DorothĂ© van Den Bergh, enzovoort. Roscam is nog altijd onze mentor, onze grote broer: we bellen hem nog regelmatig voor advies.

 

Wij zijn studenten voor het leven. Als we beginnen met een project dan analyseren we films: je kan dat niet leren uit de boeken. Een bepaald ritueel hebben we niet. We brainstormen veel, bekijken films, enzovoort. Wij als regisseurs kijken naar de wereld alsof we in een film zitten. Elke persoon die je ontmoet dat neem je mee, dat gebruik je, dat sla je op. Als er een film slecht is, dan heb ik de neiging om naar technische dingen te kijken, maar als de film goed is dan denk ik aan niks en dan zit ik in die wereld. Dat is de shit die wij ook willen maken. Bilal praat en ik begin te typen. Schrijven is puur scenarieel boeiend, maar wanneer het scenario er staat, groeit er tijdens het monteren meer en meer afstand. Maar je houdt je tijdens heel het proces wel vast aan dat ene kippenvelmoment waarop je voor het eerst dat idee hebt gekregen. En daarna? Dan heb je constant twijfels. Image was ook onze eerste langspeelfilm: véél meer tijd om fouten te maken (lacht).

 

Film is het mooiste medium dat er bestaat. Ik heb dat gevoel altijd al gehad. Vroeger toen ik klein was, vloeiden alle interesses die had, alle hobby’s waar ik mij met bezighield voort uit de films die ik zag. Zo was ik een echte dinosaurusfreak, enkel en alleen omdat ik Jurassic Parc gezien had. Of ik was ineens intens geĂŻntrigeerd door ruimtervaart louter door de film Apollo 13. Het mooie aan de film is dat je alle aspecten van kunst gebruikt in één medium: verschillende werelden, tijdperken, muziek, acteurs, enzovoort. Alles is mogelijk. De film, dat is hĂ©t summum van verhalen vertellen. En wij willen de verhalenvertellers zijn.

 

Als regisseur heb je een andere blik, op de wereld maar ook op andere films. Er zijn echt wel films waarvan ik denk, fuck ik had die zo veel beter gemaakt. Neem nu Munich van Steven Spielberg. Dat was een project waar ik al jaren zelf mee in mijn hoofd zat en dan maakt die fucking Spielberg daar ineens een film over terwijl het niet eens zijn genre is. Als wij die film hadden gemaakt hadden we tenminste de kant van de Palestijnen ook belicht, terwijl je nu gewoon een film lang Israëliers Palestijnen ziet afknallen. Ik had die shit beter gemaakt. Maar er zijn ook films waarvan je als filmregisseur denkt, damn dit is echt legendarische shit. Een Star Wars epos bijvoorbeeld, dat is mijn natte droom.

 

Wij willen geen ‘maatschappelijk verantwoorde’ boodschap brengen. Dat is bullshit. Als Iedereen denkt: twee Marokkanen die een film maken over de Brusselse cartiers, die willen natuurlijk stereotypen doorbreken. Image moet helemaal geen boodschap brengen, als mensen dat er uit willen afleiden is dat hun zaak. Nee, wij wilden gewoon een universieel verhaal brengen over de media. Dat is het ding: er kan een boodschap zijn maar dat blijft ondergeschikt aan de film. wij zijn en blijven vakmensen, ook al zijn weverhalenvertellers. Het verhaal van Image is misschien uit een soort buikgevoel ontstaan, maar wij zijn Image niet hĂ©. Wij zijn geen politiekers of sociaal werkers. Eens we bezig zijn met de film, dan zijn we bezig met de puur oppervlakkige aspecten van film maken: hoe laten we de acteurs het verhaal in beeld brengen, hoe monteren we dit zodanig dat de aandacht van het publiek blijft hangen? Met de inhoud zijn we dan al twee jaar niet meer bezig. We zitten nu in de laatse fase van onze montage van Black en dat is altijd de periode dat we stilletjes aan loco beginnen worden. Je hebt alle scenes dan al zo vaak de revue zien passeren, je raakt er door geobsedeerd en bent met niets anders meer bezig. Precies of je drugs genomen hebt. Ik kan hier nu vanuit het niets beginnen freaken en roepen en schreeuwen. Dat wil je niet zien, maar ooit, ooit maak ik daar een kortfilm over (lacht).



de dwarsdoorsnede
29/03/2015
Bron/externe fotograaf

Jokko - Studio Brussel

🖋: 
Auteur

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. 24 maart opende Stubru Club 69 voor de 69ste keer haar deuren en wel voor niemand minder dan Noel Gallagher's High Flying Birds.

Voor degenen die hem niet kennen, Noel Gallagher is de voormalige gitarist en songwriter van de rockband Oasis (ja, die van dat nummer Wonderwall dat nooit meer uit je hoofd geraakt). Maar onlangs bracht deze legende van de Britpop alweer zijn tweede solo-album uit; Chasing Yesterday. Zondag 22 maart stond Noel Gallagher al in een uitverkochte Ancienne Belgique met zijn High Flying Birds en zaterdag 27 juni speelt hij Rock Werchter plat. Maar voor het zover is, trakteert deze grote naam ons op een exlusief optreden in de intieme zaal van Club 69.

 

Het is een regenachtige dinsdagavond, maar binnen bij Studio Brussel is het warm en hangt er een opgewonden sfeer. Stubru Club 69 doet zijn naam eer aan en biedt ruimte aan slechts twee keer 69 koppels, wat zorgt voor een fijne ambiance. Bovendien waren er geen kaarten te koop voor dit optreden, je kon ze enkel winnen via Studio Brussel. Met als resultaat dat de zaal gevuld is met enkel die hard fans, wat de stemming alleen maar ten goede komt. Maar misschien heeft het feit dat hier gratis bier wordt geschonken (ja, echt) er ook iets mee te maken. Het is een paar minuten voor half negen. Ieder moment kan Noel Gallagher himself het podium voor ons betreden. Plots dempen de lichten en klinkt de toon van een van zijn bekendere nummers: What a life van zijn eerste soloplaat. Het eerst nog wat rumoerige publiek maakt plaats voor een gespannen stilte.

 

We worden onthaald met een portie Britse humor: “I just found out that Club 69 isn't even a club, it's a fucking radio station.” Maar eigenlijk maakt het niet uit wat hij zegt, de toeschouwers adoreren hem. Het daaropvolgende uur vliegen we mee van het ene rockende nummer naar het andere, waarbij hij – zoals het een echte artiest betaamt – bij ieder lied van gitaar lijkt te veranderen. De bandleden mogen dan al enigszins op leeftijd zijn, het is niet aan ze te merken. Vol overgave vullen ze de ruimte met hun geluid. De perfecte akoestiek maakt het optreden af. De artiesten beĂ«indigen de show met een fijn Oasis-nummer dat door de hele zaal enthousiast wordt meegeblĂšrd.

 

 

Na het optreden pakken de liefhebbers nog een pintje en praten na over deze nu al onvergetelijke avond. Eenmaal in mijn bed beland, hoor ik nog de tonen van die avond nagalmen in mijn hoofd. En natuurlijk, de volgende ochtend: Chasing Yesterday.



post uit Praag #3
25/03/2015
🖋: 

Redacteur Maurits Chabot ruilde ons geliefde Antwerpen in voor Praag. Gelukkig is onze Erasmusstudent niet helemaal van de aardbol verdwenen; wekelijks stuurt hij digitale brieven vol Tsjechische avonturen. Altijd neergepend in zijn typische schrijfstijl. Scheur die denkbeeldige envelop open, de postduif is gearriveerd!

Gisteravond is Asia me komen opzoeken in Ivan’s huis. We hebben spontaan besloten vandaag naar Kutna Hora te liften, een stadje tachtig kilometer buiten Praag. De grootste trekpleister van Kutna Hora is het Ossuarium van Sedlec. In deze ondergrondse bottenkapel is alles van mensenbotten en -schedels gemaakt: de graftombes, de ornamenten aan het plafond, de kandelaars en de wanddecoratie.

 

Om twaalf uur gaan we op pad. Om bij de snelweg te komen moeten we door een overdekt winkelcentrum heen. We raken verdwaald en vragen een medewerkster naar de uitgang. Zij spreekt geen Engels maar een toevallige passant vraagt wat we zoeken. We leggen uit dat we de snelweg naar Kutna Hora willen bereiken. “That’s OK, walk with me,” zegt de man die zich introduceert als Roman. Hij woont vlakbij Praag, heeft zojuist met zijn dochtertje een film bezocht en brengt ons bij een benzinestation langs de weg naar Kutna Hora. Onderweg vertelt hij enthousiast over Skoda, het automerk waar hij al vijftien jaar werkt. Onophoudelijk noemt hij productiecijfers, concept cars en modellen; zijn woorden staan in de file. Bij het benzinestation nemen we dankbaar afscheid.

 

Lucky Lucy

Er staat één auto bij het station en de eigenaresse stapt net in. We tikken op het raam en vragen naar Kutna Hora. “Sure, jump in!” We hebben onze duim geen seconde omhoog gehad en ons bord met ‘Kutna Hora please : )’ zit opgevouwen in de tas. De dame stelt zich voor als Lucy en vertelt over onze bestemming. Ze komt uit Praag, maar woont sinds zestien jaar vlakbij Kutna Hora, middenin een bos. Haar dichtstbijzijnde buur woont een kilometer verderop, vertelt ze trots. Lucy heeft drie kinderen en elf honden. Elf pitbulls. We reageren verbaasd. “Oh, elf is niets”, lacht Lucy. “Ik had enkele jaren geleden tweeĂ«ndertig honden. Maar met drie kinderen is dat wat veel.” Lucy blijkt ook eenden, een geit en twee konijnen te hebben. A busy household. ’s Ochtends opent ze de deuren van haar huiskamer en gaan de honden op jacht, en de andere dieren grazen. Helemaal zonder problemen is Lucy’s huishouden niet: ze maakte veel ruzie met haar zestienjarige zoon en hij verliet haar enkele weken terug. Daarmee volgde haar zoon het voorbeeld van haar man, die een paar jaar geleden bij Lucy vertrok.

 

Kutna Hora

Lucy zet ons bovenaan de heuvel af bij de Barbory kerk in Kutna Hora. Vandaar slingert de weg via smalle, middeleeuws ogende steegjes naar beneden, langs kleine huisjes met bont gekleurde gevels. Het stadje is niet erg groot, maar het aantal kerken is enorm. Vlakbij de circustent is het Ossuarium van Sedlec. De kandelaren, graven en ornamenten zijn allen van botten. Een bizar zicht. “I have a challenge for you”, fluistert Asia. “You have to pick the best spot where you would leave your skull.” Ik kijk rond. Asia wijst naar het standbeeld van Jezus aan het kruis boven het altaar: â€œIf I die, I want them to fit my skull in the face of Jesus Christ. Now, what is your pick?”

 

 

 â€™s Avonds liften we terug. Een Aziatische man met de naam Kandy spreekt gebrekkig Engels, maar wil ons helpen. Enthousiast rijdt hij ons naar het treinstation. We leggen uit dat we geen trein willen, maar de weg naar Praag. Kandy begrijpt ons niet. We proberen duidelijk te maken wat we willen. “Road to Prague”, “cars to Prague”, driving to Prague”. Dan begrijpt Kandy het en tien minuten later zet hij ons af bij het centrale busstation. Shit.

 

We nemen vertwijfeld afscheid en lopen naar de supermarkt. Vanaf daar brengt een koppel ons naar de rotonde richting Praag. Na een kwartier stopt een jongeman zijn auto, Tony heet hij. “I know a great place to hitchhike, along the highway to Prague”, zegt hij. Zijn auto stinkt en zit onder de stickers van energiemerk Monster. Hij werkt voor Skoda, nachtdiensten van zeven ’s avonds tot zeven uur ’s ochtends. Iedere vijfenveertig seconden levert hij een nieuwe Skoda stoel af, vertelt hij trots. Tony zou graag meer geld verdienen en is gek op wiet. Eenmaal reisde hij naar Manchester om dronken te worden. Hij kijkt me aan en grijnst; een slecht gebit. Asia zit in de stoel achter me en klemt haar nagels in mijn arm. Het is na zeven uur en donker als we uit Tony’s auto stappen. Het daglicht is al naar bed. Tony neemt hartelijk afscheid en scheurt weg. “I don’t think he was sober”, meent Asia.

 

Rally race

Het is de vraag of Tony ons heeft geholpen met zijn goede bedoelingen. We staan midden op de snelweg, ver van een stadscentrum en treinstations verwijderd. Er is een smalle strook gras, maar geen goede plek voor auto’s om te stoppen. We besluiten een half uur te proberen een rit te krijgen. Als het niet lukt, wandelen we naar Kolin, het dichtstbijzijnde dorp. Hoe ver dat van deze plek langs de weg is, weten we niet. Ik houd de moed erin, “it’s all-in the game!” en met bord in de hand en duim in de lucht wagen we het erop. Na vijf minuten worden we opgepikt door een man in een sportieve Ford, hij stelt zich voor als George. George blijkt zes jaar professioneel rallyrace coureur te zijn geweest, en dat laat hij zien. In razende vaart knallen we voorbij talloze auto’s. De teller tikt geregeld 180 kilometer per uur aan. De rijbaan is eigenlijk een tweebaansweg, een rijstrook voor elke richting, maar George maakt er een driebaansweg van: we passeren rechts van ons de auto’s die ‘too slow’ rijden, links rijden de auto’s de andere richting uit. Van die kant komen herhaaldelijk toeters en lichtsignalen. George knalt door en nog voor acht uur zijn we terug in Praag. Onze schedels hebben we nog.



post uit Praag #2
24/03/2015
🖋: 

Redacteur Maurits Chabot ruilde ons geliefde Antwerpen in voor Praag. Gelukkig is onze Erasmusstudent niet helemaal van de aardbol verdwenen; wekelijks stuurt hij digitale brieven vol Tsjechische avonturen. Altijd neergepend in zijn typische schrijfstijl. Scheur die denkbeeldige envelop open, de postduif is gearriveerd!

Ik word wakker in Hostivar, een tienkoppig flatcomplex van de Charles University waarin 1.200 studenten gehuisvest zijn. Vanmorgen om zes uur kwam ik hier aan, na afloop van een groot feest in een voormalig pakhuis aan de rivier. Het is nu elf uur en Asia, een goede Poolse vriendin waar ik bij ben blijven slapen, kijkt me verwonderd aan. “You were a bit drunk last night”, fluistert ze. Ze geeft me een glas water, een paar vitaminepillen en twee rijstwafels met prosciutto.

 

sokken

Ik check mijn mobiel en zie drie gemiste oproepen van mijn huisgenoot Anezka. Ze ging deze dagen op skiweekend en leende gisteravond mijn sleutelbos omdat ze de hare was vergeten. Ik zit nu zonder, maar Anezka zou haar sleutels in een paar sokken verstoppen en bij het hek van een parkje aan het einde van onze straat leggen. Dat leek een goed idee, gisteravond. Anezka belt opnieuw; ze is al naar de bergen vertrokken maar heeft de sokken gisteravond op de afgesproken plek achtergelaten. Het is inmiddels half twaalf. Ik bedank Asia en stap in de metro met een hoofd van beton.

 

vertigo

Een uur later sta ik bij het hek van het park, maar de sokken met sleutels zijn nergens te vinden. Ik bel Anezka om te vragen of ze het wellicht te goed verstopt heeft en om te informeren of er een andere mogelijkheid is de sleutels te krijgen. Ze neemt niet op. Ons plannetje stort als een kaartenhuis in elkaar. Mijn mobiel heeft nog vijf procent batterij, de oplader ligt thuis. Net als mijn laptop en mijn paspoort. Het is inmiddels één uur ’s middags, ik voel me verre van goed. Ik denk aan de deadline van mijn paper voor morgenavond, een paper die op mijn laptop staat. En ik denk aan de test die ik maandag moet maken en niet kan voorbereiden. Enkele gezinnen lopen het park in, vrolijk uitgedost met hoedjes, voetballen en buggywagens. De ouders kijken me aan, onbegrip ligt als een ravijn tussen ons in. Mijn hoofd tolt.

 

Ik bel Ivan, een Servische vriend die in een groot huis woont. Na drie keer neemt hij op, zijn stem schuurt. Ook hij was gisteren op het feest. “Yeah, come at my place, not a problem bro.”



Antwerpfan versus Beerschotsupporter
24/03/2015
🖋: 

De Antwerpse voetbalploegen Antwerp en Beerschot kennen een rijke historie. Vroeger dongen beide clubs mee om de landstitel, speelden ze al eens een bekerfinale en gooiden ze zelfs op internationaal vlak hoge ogen. Vroeger, want ondertussen speelt Antwerp zijn elfde seizoen in tweede klasse, terwijl Beerschot zich uit vierde klasse probeert op te werken. Maar de vete tussen de supporters van Antwerp en Beerschot is er daarom niet minder op geworden. Nog steeds kunnen ze elkaars gezangen niet aanhoren, elkaars kleuren niet zien en een derby zou gegarandeerd in rellen uitmonden. 

Ook op de redactie van dwars heerst die rivaliteit: Benjamin is namelijk Beerschotsupporter in hart en nieren, terwijl Stijn een ware Antwerpfan is. Voor één speeldag draaiden de redacteuren de rollen om: Benjamin bezocht de hel van Deurne-Noord, Stijn zette koers richting het Kiel. Kijken naar hun favoriete sport deed hen nog nooit zoveel pijn.

 

rood en wit, de liefdevolle kleuren

Zaterdagavond, iets na zes uur. Een berichtje van mijn Beerschot-vrienden: “Veel sterkte op den Bosuil subiet hĂš, en vergeet geen helm mee te nemen, het schijnt dat het stadion op instorten staat.” De toon is gezet. Ik zucht en begin met fameuze tegenzin aan een calvarietocht richting het stadion van Royal Antwerp FC, de oudste ploeg van BelgiĂ«. Hoe dichter de tram bij Deurne komt, hoe meer Antwerpsupporters er opstappen. Als er een struise gast vol tattoos van The Great Old naast mij komt staan, ben ik er bijna zeker van: hij ruikt dat ik voor den Beerschot supporter. Dat gaat hij luidkeels verkondigen en ik ga hardhandig van de tram gegooid worden, nageroepen met “Vuile rat!” Maar plots is daar de halte 'Bosuilstadion', en iedereen stapt gewoon af. Geluk gehad, denk ik bij mezelf.

 

Ik volg de mensenmassa richting stadion en arriveer aan de ingang van de beruchte ‘tribune 2’, waar de harde kern altijd zit. Na grondig te zijn gefouilleerd en een vluchtige controle van mijn toegangsbewijs, betreed ik het stadion. Op regelmatige afstand van elkaar staan er tegen de achterkant van de tribune dixies. Stromend water moet hier nog uitgevonden worden blijkbaar. Ik bestel een typische platte stadionpint en neem plaats op de tribune. Aan het begin van de wedstrijd valt er mij meteen iets op: het verschil tussen een ploeg die in een positieve vibe zit (Beerschot Wilrijk) en een ploeg die met ontelbare problemen kampt (Antwerp): een overname in het slop, licentieperikelen, een rotseizoen dat er al op zat voor het goed en wel begonnen was
 Het enthousiasme van de in BelgiĂ« fel geroemde achterban van Antwerp staat dan ook op een laag pitje.

 

De match eindigt op 1-1, na een penaltygoal voor Antwerp en een goal uit hoekschop voor tegenstander Roeselare. Hiervoor had ik voor het begin van de wedstrijd het meeste angst: “Hoe ga ik in godsnaam reageren bij een doelpunt?” en “Wat gaan de supporters wel denken als ze mij niet zien juichen?” Ongegrond blijkt achteraf: bij het doelpunt van Antwerp applaudisseer ik netjes mee en niemand krijgt argwaan. Na het fluitsignaal lopen de tribunes in een sneltempo leeg. Het is niets te warm en ook de supporters blijken liever snel huiswaarts (of cafĂ©waarts) te keren. In de schaduw van de Bosuil moet ik denken aan de duizenden Antwerpsupporters en hun ploeg. Ik hoop dat ze snel weer trots kunnen zijn op The Great Old. Want Beerschot en Antwerp, die hebben elkaar nodig.

 

Beerschot! Vooruit ten strijd!

Met pijn in het hart spendeer ik dit voetbalweekend niet op den Bosuil, maar ben ik genoodzaakt de tram te nemen richting het Kiel. Daar staat het Olympisch Stadion: een stinkend rattennest en dus thuisbasis van Germinal Beerschot. Of nee, excuseer, Beerschot AC. Wat zegt u, KFCO Beerschot Wilrijk ondertussen? Met stamnummer hoeveel? Ik gok dat zelfs de fans het niet eens meer weten. Faillissementen en fusies hebben de Beren vermaakt tot een samenraapsel van clubs en supporters. Tegenwoordig spelen ze om de knikkers in vierde klasse, tegen ploegen als Bree, Lyra en Spouwen-Mopertingen. What’s in a name?

 

Vanavond staat Esperanza Pelt op het menu, de tweede in de rangschikking. Beerschot Wilrijk doet tegenwoordig niets anders dan winnen – een gewoonte die me totaal niet aanstaat – en is zo tot de top van het klassement geklommen. De match is dan ook uitverkocht en ik sta onwennig tussen een zee van mauve-wit supporters. Met 11.500 zijn ze, voor een wedstrijd op dit niveau is zo’n aantal uitermate indrukwekkend. Wie hier dan ook te kennen geeft ne Roden Hond te zijn of flaneert met een rood kledingstuk, keert niet levend huiswaarts. Ik hou me wijselijk gedeisd.

 

Het stadion kolkt, zelfs het vak van de uitsupporters is volzet. StoĂŻcijns probeer ik de match te ondergaan, de beschimpende gezangen over Antwerp negerend. Maar ik zou liegen moest ik zeggen dat het op ’t Kiel aan sfeer ontbreekt. De tifo’s, vlaggen en confettikanonnen, de samenzang van zovelen Ă©n bovenal een ploeg die scoort, maken van deze avond een feest voor al wie voor paars-wit supportert. En dan mag je hart nog zodanig rood-wit gekleurd zijn, indrukwekkend is het zeker wel.

 

Beerschot Wilrijk wint overtuigend de wedstrijd met 4-0, en ietwat beschaamd geef ik toe geapplaudisseerd te hebben. Niet voor de behaalde zege of het feit dat deze ploeg dit seizoen kampioen gaat spelen, maar wel voor de fantastische rivaliteit die heerst tussen den Beerschot en den Antwerp. Want hoewel het voetbal in Antwerpen sportief gezien al jaren aanmoddert, leeft de sport hier meer dan elders. En Antwerp mag dan wel de ploeg van ’t stad zijn, die Kielse ratten doen ook serieus hun best.



24/03/2015
🖋: 
Auteur

Free Clinic is een vzw die zich al 35 jaar inzet om gezondheidszorg aan te bieden aan mensen die vaak niet meer bij de reguliere zorg komen. De belangrijkste doelgroep zijn mensen die afhankelijk zijn van illegale middelen. Om hen zo goed mogelijk te kunnen bedienen biedt Free Clinic verschillende gespecialiseerde werkingen aan, die zich allen in Antwerpen bevinden. Ik spreek af met Erik Helderweert, psychosociaal hulpverlener bij Plug-INN, een laagdrempelige onthaalwerking voor jonge risicogebruikers in Antwerpen. Het gaat om jongeren tussen 16 en 25 jaar die zich in risicosituaties bevinden en die moeilijk de weg naar de bestaande hulpverlening vinden. Vervolgens zoek ik Ivo Thery op, projectleider bij de Spuitenpatrouille (SPAT).

Plug-INN en SPAT richten zich op harm reduction, schadebeperkend werken dus. Helderweert: "Door de startleeftijd van de toekomstige gebruiker proberen te beĂŻnvloeden en de omgang met drugs proberen we het drugsgebruik minder schadelijk te maken. We leggen de keuze heel erg bij de cliĂ«nt: als ze niet willen of kunnen stoppen, dan duwen we hen niet die kant op, zo blijven we heel toegankelijk." Naast het richten op de afhankelijkheidsproblematiek kijkt de organisatie ook naar andere doelen om weer wat stabiliteit op te bouwen. "We helpen veel dakloze en thuisloze jongeren om onderdak te vinden. Soms moeten ze werk zoeken bij het OCMW. Als de jongeren een doel hebben, dan zijn die in zekere mate gestopt met hun gebruik."

 

bewustzijn

Drugsgebruik lijkt heel erg verborgen, maar volgens Helderweert is dat niet voor niets: "De gebruikers worden ook gedwongen heimlijk te werk te gaan, omdat ze anders worden opgepakt. Bewustmaking bij mensen in de buurt is heel belangrijk. Gebruikers kunnen hun materiaal in een zak doen en die vervolgens bij ons afleveren. Ze kunnen bovendien schoon materiaal meekrijgen en tips over welke medicatie ze in combinatie met een type drugs het beste kunnen nemen. Als ze zich al een tijd zieker voelen, nemen ze dat advies aan, waardoor het wat dragelijker wordt. Uiteraard verstrekken we alleen producten die legaal zijn." Doordat het zo verborgen is, zijn niet veel Antwerpenaren zich bewust van drugsgebruik in Antwerpen. Thery: “Volgens mij heeft de doorsnee Antwerpenaar daar geen besef van, maar wij sensibiliseren driemaal per jaar en gaan dan in gesprek met de buurtbewoners waar de gebruikers zich bevinden.”

 

 

politiek

De War on Drugs is het paradepaardje van burgemeester Bart De Wever. Sinds zijn aantreden weerklinken ronkende verklaringen in de pers over razzia's en penalisering van gebruikers. Het type hulpverlening dat Free Clinic biedt, vaart daar niet wel bij. Helderweert: “De nultolerantie van cannabis die nu geldt zal niet helpen tegen verslaving. Die zal slechts minder zichtbaar zijn. Daardoor is het voor ons ook minder makkelijk om de gebruiker te bereiken. De hulpverlening moet mee evolueren met de tijd en maatschappij. Als methodiek wordt er nog te weinig ingezet op harm reduction. Die methodiek krijgt weinig geld. De drugshulpverlening moet zich continu bewijzen, de effectiviteit wordt non-stop onderzocht. "Er is geen drugsbeleid in BelgiĂ« en dat maakt het juist zo moeilijk. Men zou moeten beginnen met het legaliseren van cannabis en van daaruit leren hoe je cocaĂŻne en heroĂŻne kunt toestaan, in een meer gecontroleerde omgeving. Dan heb je namelijk meer controle over wat er op de markt komt, net als bij tabak en alcohol," geeft Thery aan.

 

voorlichting

Jongeren hebben behoefte aan laagdrempeligheid, deze doelgroep heeft dus behoefte aan een andere aanspreekvorm. Helderweert: "Je kunt hier gewoon binnenlopen voor een gesprek. Met jonge mensen sms’en we bijvoorbeeld veel. De druk ligt dan minder hoog dan wanneer we ze bellen om te vragen hoe het gaat. Het probleem is meestal dat het drugsgebruik bij die groep vrij gewoon begint, bij het uitgaan. Dan grijpen zowel zijzelf als hun omgeving te laat in wanneer duidelijk is dat het buitensporig is geworden. Er zou nog meer voorlichting moeten worden gegeven op middelbare scholen. Zeker voor de klassen onder de vijftien jaar, omdat daar het drugsgebruik vaak al begint." Jongeren moeten zich vooraf goed laten informeren. Niet elke dosis van eenzelfde product levert hetzelfde resultaat op.” Thery geeft in zijn vrije tijd vaak preventielessen op scholen: “ik ben nu 50 jaar. Als ik vroeger wist wat ik nu weer dan zou ik nooit hebben gebruikt, zelfs geen tabak. Ik vind het heel belangrijk dat jongeren geĂŻnformeerd worden over de gevaren van drugs. Wat ik wil meegeven is dat elke drug: tabak, alcohol en illegale drugs schadelijk zijn voor de gezondheid. Jong beginnen met drugsgebruik, brengt onherstelbare schade aan. Verder: test eerst een beetje om de kwaliteit en de sterkte van de drugs na te gaan. Als je hier op straat drugs koopt, dan weet je niet wat daar in zit.”

 

 

op stap met SPAT

De Spuitenpatrouille gaat twee keer per week op pad met een aantal vrijwilligers om zwerfspuiten op te ruimen. De vrijwilligersploeg die deze patrouilles uitvoert bestaat zowel uit buurtbewoners als uit (ex-)drugsgebruikers. Ik spreek af om mee te gaan op de vaste route. We gaan met Ivo Thery, naar de werkplaats Manus. Aldaar komen de vrijwilligers van de patrouille samen. Manus is een laagdrempelige werkplaats voor mensen die moeilijk op de arbeidsmarkt liggen en van een uitkering leven. Thery: “Wij hebben daar weinig mee te maken, behalve dat wij hier een plaatsje huren. We mogen hier gebruik maken van de lockers, kleedkamers en de refter. We vertrekken van hier, omdat het bij Park Spoor Noord ligt: de buurt met het meeste drugsgebruik.”

 

De vrijwilligers lopen er al rond en worden ervan op de hoogte gesteld dat we vandaag met ze meegaan. Thery maakt een praatje met ze en controleert of alles in orde is.
Thery: “Dag Claudio – dat is een van mijn gasten – dag maateke, ik kom direct naar boven.”
Claudio: “Ik ga eerst een joint smoren, zeg.”
Thery: “Dat gaat niet lukken, anders mag je teruggaan naar waar je vandaan komt.”

 

Claudio is een van de vaste patrouillemedewerkers die duidelijk onder invloed van een bepaald middel is. Thery overlegt met zijn collega en ze besluiten hem niet mee te nemen vandaag. Het is een te groot risico dat het dan gevaarlijk voor hem of anderen zal zijn. Claudio is daar allesbehalve blij mee, maar zijn tranen-tattoo maakt het sowieso vrij moeilijk om hem als blijmoedig mens te zien. Het is meteen duidelijk hoe belangrijk het is dat Thery standvastig is. Hij legt uit waarom vorming en begeleiding zo essentieel zijn: “ex-gebruikers komen de vorming volgen, maar haken soms toch af omdat ze zich realiseren dat het riskant voor hen kan zijn om met de scene geconfronteerd te worden.”

 

De patrouille trekt hun fluorescerende SPAT-jasjes aan, neemt hun containertje (om de spuiten in te doen) en de grijptang ter hand en trekt naar Park Spoor Noord. We zoeken naar doorzichtige spuiten met oranje dopjes. Er wordt vooral in bosjes en het hoge gras van het park gekeken. Vervolgens lopen we richting Schijnpoortweg. Hier en daar wordt al eens een spuit gevonden. In een rioolputje vinden we er meerdere. Het shockeert om deze zo in het openbaar aan te treffen, maar Thery wijst me erop dat de gebruikers altijd wel moeite doen om ze enigszins veilig weg te gooien. Ondertussen houdt hij in een notitieboekje bij hoeveel spuiten er worden gevonden en ook welke soort. Er worden namelijk ook wel spuiten gevonden die voor anabolen of insuline zijn gebruikt.

 

We lopen verder richting een loods waar het in de winter een drukte van belang schijnt te zijn. Er slapen dan veel daklozen en die laten zo hun sporen achter. Alle soorten sporen. Die sporen treffen we later zelf aan bij de watertorens in Noord, die worden omringd door een kleine grasheuvel. Thery: “In de tanks boven slapen ze regelmatig. Als ze drugs spuiten, dan proppen ze die naalden in de graskant hier. Maar zoals je ziet werkt dat spul nogal op je darmen.” En dat zien we zeker. Nog nergens werd het zo snel duidelijk dat door een drugsverslaving het leven erg snel marginaal kan worden. We stappen over de menselijke uitwerpselen heen en lopen verder. Zo komen we bij het verlaten station van Spoor Oost. Het oude stationskantoor is niet meer bemand, maar nog wel ingericht. Hier verblijven ook regelmatig daklozen, maar we vinden er geen spuiten.

 

Ten slotte lopen we naar de hoofdlocatie van Free Clinic. Daar kunnen gebruikers zich melden om onder andere schone materialen, dokterconsultatie, medicatie en advies te krijgen. Thery neemt ons nog even mee het metrostation in. Daar hangt tegenwoordig bij wijze van experiment ook een spuitcontainer. Gebruikte spuiten kunnen daar veilig in gedeponeerd worden. Van deze containers hangen er meerdere door de stad, daarmee worden er op efficiĂ«nte wijze duizenden spuiten per jaar opgevangen. Het blijkt dus te werken, alleen het stadsbestuur wil er niet aan. Het gebruik is er echter, dat zal niet verdwijnen. Hoe meer het verstopt moet zijn, hoe meer risico’s dat gebruik met zich meebrengt.



post uit Praag #1
23/03/2015
🖋: 

Redacteur Maurits Chabot ruilde ons geliefde Antwerpen in voor Praag. Gelukkig is onze Erasmusstudent niet helemaal van de aardbol verdwenen; wekelijks stuurt hij digitale brieven vol Tsjechische avonturen. Altijd neergepend in zijn typische schrijfstijl. Scheur die denkbeeldige envelop open, de postduif is gearriveerd!

Het is tien uur, een vrijdagmorgen in maart. We zitten in restaurant Hybernia, vlakbij de Gun Powder Tower in hartje Praag. Aan de kasten prijken Pilsner-flessen en grote bierpullen dienen als lampkappen. Afgezien van enkele heren met kranten en koffie is de zaak leeg. Serveersters dekken tafels en maken een praatje met de kok. Het restaurant is aan de warming-up begonnen.

 

globetrotter

De plek is gekozen door Gontran Benoit. Gontran is geboren en opgegroeid in Brugge, maar woont sinds 1992 in Praag. Direct na zijn studie vertrok hij naar het buitenland. “BelgiĂ« was voor mij te klein, ik wilde de wereld zien.” Al 22 jaar gidst hij zijn gasten door verborgen Praagse parels. Hij kwam in Praag via Spanje; daar werkte hij voor een hotel, ontmoette een Belgische hoteluitbater die hem vroeg voor hem te werken en zo toog Gontran naar Praag. Een stad waar hij nooit eerder voet zette. En Gontran zou er ook nooit meer weggaan.

 

“Als ik in een nieuwe omgeving kom, zoek ik altijd een druk cafĂ© op, een beetje donker, daar waar locals gaan. Het moet stampvol zitten. Je gaat naar de bar, drinkt een paar pinten en herhaalt dit een avond of drie. Ze herkennen je gezicht, beginnen te babbelen en in no time leer je mensen kennen. Ik zat in een cafĂ© voor oudere heren, vroeg hen naar een plek met jongeren en raakte heel snel in contact. Dat is een gouden manier om de mensen van de stad te leren kennen.” 22 jaar later is Gontran zelf een man van de stad.

 

sightseeing

We verlaten Hybernia en Gontran schiet in de rol van gids. Die rol past hem als een maatpak. Moeiteloos slaat hij vanaf drukke straten nauwe doorgangen in en via kleine steegjes komen we op verlaten pleintjes en prachtige binnenplaatsen. Soms houdt hij stil, vertelt over een standbeeld, een gebouw of een kerk. Bij de Jakubskerk vertelt Gontran over het grafmonument links van het altaar. Bij restauratiewerk moest het graf open en ontdekte men dat de nagels en vingers van het lijk in de kist gekerfd waren; de man was levend begraven. En boven de uitgang van de kerk bungelt een hand â€“ een dief werd op heterdaad betrapt toen hij het altaar wilde stelen, zijn hand werd afgehakt, gemummificeerd en boven de ingang opgehangen ter waarschuwing. Het zijn verhalen die bijblijven, verhalen die je mist als je Gontran niet aan je zijde hebt.

 

De route gaat door, in een kleine straat vlakbij de Karelsbrug wijst Gontran naar boven: daar hangt hoog tussen de gevels een standbeeld van een opgehangen man. Niemand die het ziet. Gontran vertelt verder, gidst ons door stedelijke spelonken. “De gebaande paden kan iedereen opzoeken in elke gids. Dat is niet interessant. Het gaat mij om de verborgen parels, de verrassende plekken,” verklaart Gontran. Hij geeft een ferme handdruk. “Ná shledanou, tot ziens!” en hij verdwijnt tussen twee gevels, alsof hij door de huizen heenstapt.

 

Ga je naar Praag en wil je rondgeleid worden? Neem vooral hier een kijkje.  

Benieuwd naar wat Gontran te vertellen had over de stad? Redacteur Maurits breidt er in Praagse geheimen verder over uit.



Winants & de Walen
23/03/2015
🖋: 

Le plat pays, qui est le mien. Er zijn maar weinig Belgen die hun liefde voor het vaderland zo vurig en passioneel declameren als Jacques Brel. Hij was hard en cynisch voor ‘zijn land’ in zijn chansons, maar hij zalfde onmiddellijk. Brel was noch Vlaming, noch Waal, noch Brusselaar. Neen, Brel was vooreerst Belg. Trots op elke verborgen uithoek van zijn land. Ook op WalloniĂ«, het onbekende vraagstuk voor menig Vlaming.

Seraing-OugrĂ©e. Onbekend en onbemind. Een oord diep verscholen in het Waals grondgebied waar niets gebeurt, desalniettemin doordrenkt in een geschiedenis waar het hoofd door duizelt. Geen mooie stad, wetende dat een tiental kilometer verder Luik – ik hoop dat u de Primark nog steeds negeert – schittert. Eerder een plek met diepgewortelde en uitgestreken wallen en rimpels die industriĂ«le revolutie schreeuwen. 

 

Hij ruikt het. Hij proeft het. De assen van de mastodont, uitgestrooid doorheen de ribbenkast van de aangrenzende steden. Een stalen reus woonde een halve eeuw geleden in deze regio en plantte hier het zaad van een revolutie op het Europese vasteland. Zijn naam was John Cockerill en zijn sporen zijn onuitwisbaar. De alfa en de omega. Hyperbolisch allemaal, maar verre van een understatement.

 

Na de totale omwenteling in Groot-BrittanniĂ« in de 19de eeuw was het BelgiĂ« dat als eerste volgde om de moderniseringen van die tijd toe te passen. BelgiĂ« of all places.

 

John Cockerill & Cie. is nationaal erfgoed, een patriottistisch symbool, een ijzeren vuistslag in het aangezicht van industrieel Europa rond de 19de eeuw en een gigant onder dwergen, maar tevens een monster dat talloze gedaanteverwisselingen heeft ondergaan. ArcelorMittal, zo heet diens laatste transformatie. Daardoor is Seraing-OugrĂ©e een onvervalste arbeidersstad zonder poespas, zonder extra’s, zonder verbloemingen. Tot viermaal toe ben ik cafĂ©s tegengekomen met de naam "CafĂ©". Waarom poĂ«tische namen geven aan een bierhuis als je die evengoed kan herleiden tot de ware essentie?

 

Er is een plek in dit godvergeten gebied waar je BelgiĂ« ziet samenvloeien. Rampe du Pont d’OugrĂ©e heet het. Een oerlelijke en zielloze brug over de Maas, waar camioneurs en autobestuurders hun motorisch geweld laten ronken. Daar, bloedrood en furieus, ligt een hellepoort. Op diens vervaarlijke ingang staat ‘Chaudron de Sclessin’, oftewel ‘Kookketel van Sclessin’. Daar, allesomvattend, ligt Cockerill-Sambre, oftewel ArcelorMittal. Een slapende vulkaan die elk moment kan uitbarsten. Daar, staalhard, liggen de arbeidershuizen van Seraing en OugrĂ©e. Verspreid rondom de Maas als zwart-witte ansichtkaarten voor BelgiĂ«s (r)evolutionaire verleden (en heden).

 

Aan de ene kant het gejoel van duizenden voetbalsupporters die wekelijks een hel licht over de Maas etaleren. Aan de andere kant de zwarte rookpluimen die het licht trachten te blokkeren en de mens met de neus terug op de feiten drukken. De industriebekkens van Luik bieden geen antwoorden op universele thema’s, ze diepen ze verder uit. Sartre zou zich hier in zijn nopjes voelen.

 

Daar, langs de Maas, in het godvergeten hol van Seraing leeft men van dag tot dag. Niettemin, om de drie jaar gebeurt er iets exceptioneels mooi in deze Waalse gemeente. La Rue Marnix, La Rue Cockerill of La Rue Pierres lijken doodgewone straten in een banale staalstad. Niets wezenlijk interessants ademt er, buiten kinderen op fietsen, zonen en dochters, beloftes en leugens en rozen tussen het edelmetalen gewoeker. De ontwrichting van een land – van de mens – wordt op driejaarlijkse tred hier gesocialiseerd door twee andere reuzen. Kinderen van hun land, van ons land. Wat Hugo Claus op literair vlak doneerde aan het cultureel erfgoed, voegen de Dardennebroeders op cinematografisch terrein toe. Geboren en getogen in Seraing of all places, goden in Cannes.

 

Maar Seraing heeft naast beenhard realisme ook enkele geheime troeven op zak. Langs de machtige Maas is er ook plaats voor schoonheid en sierlijkheid. Een afgesloten en idyllische commune in de dystopie, genaamd Val Saint-Lambert. Wie zijn glaswerk graag peperduur en historisch heeft, trekt naar deze oase van kristal. Niettegenstaande, Seraing zelf is kitchen-sink kristal. Je ruikt het. Je tast toe en je proeft het.

 

Onherkenbaarheid en niemandslandisme. Dat is Seraing-OugrĂ©e. Achter de megalomane stalactieten, die rook uitspuwen schuilt de geschiedenis van een land en van een wereldwijde aardverschuiving. De gevels van de arbeidershuizen en de op- en afrijdende bussen op L’Esplanade du Pont herbergen grootse gevoelens in een onbuigzaam karakter. Etsen van de menselijke psyche worden op je iris gebrand. Hier zijn geen citadellen, aflaten voor religieuze superioriteit of gezellige straatjes, enkel de harde kern. Zwartgeblakerde gezichten van staalarbeiders, rood-wit gecamoufleerde supporters en twee broeders die de stad een warm hart toedragen.

 

Een ruwe diamant in stasis. Niet voor watjes en enorm intrigerend.



dwars over de Meir
22/03/2015
🖋: 

Of je nu een shopaholic bent of toevallig in een zijstraat woont van de Meir, je kunt niet om dit pareltje heen. Alle winkels die je hartje begeert zijn te vinden op weg van het Centraal Station naar het oude stadscentrum. dwars duikt enerzijds de bibliotheek in om haar geschiedenis te achterhalen en anderzijds werpen we een blik op de toekomst samen met Katrien Huygens van Innovation Boulevard.

levendige historie

Onze befaamde winkelstraat dankt haar naam aan wat het vroeger was, niet meer dan een moeras dat aan een meer lag. Meere werd later omgevormd tot Meir. In de Gouden Zestiende Eeuw was Antwerpen een van de belangrijkste Europese steden en bouwden veel kapitaalkrachtigen hun woning op de Meir. In diezelfde eeuw werden er kasseien aangelegd en kon er handel gedreven worden. Ook ontstond er een gigantische opleving door het vestigen van de Handelsbeurs in de Borzestraat (lees: Beursstraat).

 

In de negentiende eeuw behoorde de Meir tot de weg naar de Congoboot. Veel reizigers en hun snikkende familie namen deze route naar de aanlegsteigers bij Het Steen. Dit toerisme was gunstig voor de horeca en dat maakte de Meir erg populair. Statig slenteren kon je er destijds op geen betere straat. De cafĂ©s, theaters en later bioscopen waren immens in trek. Cinema Roxy is hier een vermaard voorbeeld van. Plaats voor 2000 personen en een gigantisch orgel dat uit de grond rees, in de Tweede Wereldoorlog konden ook de Duitsers er niet wegblijven. Tegenwoordig ligt de C&A op deze plaats.

 

Was je kleed te lang of je pak te strak om te kuieren, dan vormde de Meir geen struikelblok. In 1875 kon je al de paardentram nemen naar Wilrijk. De eerste elektrische lijnen, tram 2 en 3, kwamen pas een kleine 30 jaar later in gebruik. De ondergrondse premetro zoals wij die nu kennen werd in 1975 na veel protest dan toch benut.

 

Echt shoppen gebeurt er nog niet zo heel lang. De bombastische feestzalen en huizen waren onbetaalbaar voor zelfstandigen, dus werden ze gehuurd door internationale winkelketens. Dit heeft geleid tot het huidig beeld van de Meir.

 

sterallures

Iedere stad heeft zijn gegroepeerde winkels, maar de Meir roept meer op dan enkel centen spenderen aan een tiptop tenue. Als je je ogen kan afhouden van de etalages en je hoofd twintig graden omhoog kantelt, kun je de fraaie panden in hun geheel zien. Een rijke geschiedenis is duidelijk aanwezig. Is het vergane glorie of wordt de winkelstraat juist vervolmaakt dankzij vernuftige vernieuwingen van het historische erfgoed?

 

Het prachtige Paleis op de Meir werd in 1745 gebouwd voor aristocraten en werd later bewoond door Napoleon, Willem I en onze eigen Leopold II. Koning Boudewijn richtte het in als Internationaal Cultureel Centrum. Na verstrooiing van enkele kunststukken en jaren leegstand werd het Paleis in 2010 opgekocht en volledig gerestaureerd. Momenteel huist er op Meir 50 naast het museum een interieurwinkel, een luxueuze brasserie en een bijzondere chocoladewinkel.

 

Het ostentatieve Osterriethhuis is in de zestiende eeuw uit de grond gestampt, verbouwd in zijn huidige rococo stijl twee eeuwen later, en in 1875 door de gelijknamige familie gekocht. Belfius heeft dit patriciĂ«rspand op Meir 85 twee jaar geleden verkocht aan vastgoedinvesteerder Athelean.

 

De majestueuze Stadsfeestzaal op huisnummer 78 werd begin twintigste eeuw gebouwd en werd zowat voor alle belangrijke evenementen gebruikt. De allereerste Boekenbeurs van BelgiĂ« was hier in de jaren dertig, maar ook het Autosalon. Na de grote brand in 2000, moest er een nieuw doel komen: dat was de aanleiding tot de opening van het shoppingcenter.

 

gevestigde waarde

De laatste tien jaar is er weinig veranderd aan de klassieke uitstraling van de Meir, maar de winkels die je in de gebouwen vindt hebben een hoop veranderingen doorgemaakt. Zeker de laatste jaren heerst er een crisissfeertje in de winkelstraat. Grote internationale ketens als Disney en Puma zijn al verdwenen, ook over Forever21 en Vero Moda wordt gefluisterd dat ze wel eens zouden kunnen vertrekken. Hunkemöller daarentegen opende er vorig jaar nog zijn grootste flagship store van Europa.

 

Ondanks de heisa van de laatste jaren kunnen Antwerpenaren terecht trots zijn op hun straat. Met 93.400 bezoekers op een doorsnee zaterdag staat de Meir op de vierde plaats van populairste winkelstraat van Europa. Ook blijken investeerders met het volste vertrouwen hun geld te pompen in de straat. Winkelgiganten betalen graag de torenhoge huurprijs om hun naam te laten pronken op de Meir.

 

innovatie

Vanaf 4 februari 2015 krijgt de Meir een licht futuristisch kantje dankzij het project Innovation Boulevard. Nog geen robotassistenten, wel technologische snufjes die je winkelbeleving aangenamer maken. dwars sprak met Katrien Huygens, innovation manager bij Innovation Boulevard.

 

"Innovation Boulevard is een project van technologiebedrijf Digitopia. De hoofdactiviteit van Digitopia is het aansturen en onderhouden van 12.000 digitale schermen bij diverse klanten." De content die op deze borden verschijnt wordt eveneens door Digitopia geproduceerd, net zoals ze de technische kant van de schermen verzorgen. Innovation Boulevard is ontstaan vanuit hun interesse om kennis op te doen over digital signage en nieuwe technologieĂ«n. Enkele van hun klanten hadden een vestiging op de Meir-as; de ideale locatie om deze nieuwe ideeĂ«n in de praktijk uit te testen.

 

Zo heb je bijvoorbeeld Qless bij het Jetaircenter. Bij het binnenkomen geef je op een interactief scherm je gsm-nummer in, krijg je een nummer en vervolgens word je per sms verwittigd wanneer het jouw beurt is. Als er veel wachtenden voor je zijn kan je gewoon even een koffie gaan drinken: ideaal! De interactieve ervaring stopt daar niet, want bij Maurice coffee & knits vind je Pikeezy. Hiermee heb je de mogelijkheid je koffie al op voorhand te bestellen, waarna je een notificatie krijgt als hij klaar staat.

 

Qless is niet de enige vernieuwing in het Jetaircenter. In de etalage vind je een scherm dat nog een stapje verder gaat. Door een QR-code te scannen, verandert je smartphone in een afstandsbediening waarmee je op het scherm naar hotels kan zoeken. Jouw favorieten kan je bewaren zodat je ze later nog eens kan bekijken.

 

Bij JBC heb je Instore e-commerce. Op een scherm kan je de stukken die je net gepast hebt meteen online bestellen en thuis laten leveren. Geen gezeul met zakken voor de rest van je shoppingtrip.

 

Er zijn nog veel meer technologische snufjes te vinden op de Meir en omgeving, een verzameling en een wandelroute langs de deelnemende winkels kan je vinden in de Ojoo app.

 

toekomstvisie

Met al die nieuwigheden vragen we ons natuurlijk ook af hoe de Meir er binnen 25 jaar zal uitzien. Katrien Huygens gelooft alvast in meer flagship stores die de uithangborden van merken zullen worden. “Consumenten zullen minder belang hechten aan wat ze fysiek in de winkel kunnen vinden maar meer belang hechten aan hoe het merk aanvoelt, waar het voor staat en hoe ze bij de wereld van het merk kunnen horen. Winkels worden zo omgebouwd dat je bij binnenkomst meteen voeling krijgt met het merk. Er zullen misschien minder producten aanwezig zijn in de winkel, e-commerce zal meer naar voren gehaald worden, net zoals de beleving binnen de winkel. Merken worden een community waar je deel van kan uitmaken.”

 

Daarnaast gelooft Katrien Huygens dat de automatisering van kassasystemen en andere routineklussen ervoor zal zorgen dat de mensen vooral ingezet kunnen worden om consumenten een optimale beleving van het merk te geven.

 

dwars kijkt er zonder twijfel uit naar uit om nooit meer in een rij zo lang als de Chinese Muur te moeten staan. Ook klinken verkopers met oog voor de klant niet slecht. Vaak zijn ze te druk bezig met discussiĂ«ren over de sleur in hun huwelijk en heb je dat jurkje al lang zelf gevonden. Online shoppen zal de komende jaren enkel in populariteit stijgen, een toekomst die misschien niet zo rooskleurig lijkt voor fysieke winkels. Maar we moeten ons niet baseren op dystopische ideeĂ«n waarin de Meir er verlaten bij ligt. Een excursie naar een bruisende stad met je beste vriendin is nog altijd veel leuker dan in bed je nieuwe schoenen bekijken aan de voeten van een angstaanjagend rank model op Zalando.