Michiel Robberecht als filmmaker in het mysterie van de Congolese jungle
02/11/2014
🖋: 
Auteur

Alumnus Theater- en Filmwetenschappen Michiel Robberecht (23) trekt als jonge filmmaker voor zijn eerste filmproject naar Congo. In de Brousse rond Bwamanda zal hij een fictiefilm draaien gebaseerd op Peer Gynt, het toneelstuk van Hendrik Ibsen over Noorse mythes. Het script wordt herschreven, de Noorse mythes worden vervangen door lokale verhalen en de film wordt gemaakt met de lokale bevolking. Om die verhalen los te krijgen zal hij zelf eerst een mini cinema opzetten om de bevolking met film in aanraking te brengen – en om iets terug te geven aan die bevolking. Tegenover de harde beeldvorming over Congo zal de film Ciné Peer vertrekken vanuit de schoonheid – met Gust Van den Berghe en Hans Bruch Jr., die beiden op filmfestival Cannes stonden, als mentors. Vier dagen voor hij vertrok sprak dwars met Michiel Robberecht.

Voor de reis en het project heb je uitgebreid gesproken met mensen die Congo kennen. Van Congolezen in Brussel tot reizende kunstenaars tot Belgische kapucijnen en ondernemers. Zo heb je bijvoorbeeld contact gehad met Peter Verlinden, Afrika-specialist bij de VRT. Wat zei hij over je project?

Peter Verlinden vind ik een zeer goede journalist die met een heel respectvol oog naar Congo en Afrika kijkt. Hij stelt zichzelf ten dienste van het continent en hij gebruikt het continent niet ten dienste van zijn eigen persona. Met dat oog op duurzaamheid stelde hij de vragen als: "past het project in de cultuur van de Congolezen? Als je daar een cinema zet, zal er dan effectief gebruik gemaakt van worden? Verkopen ze het niet zodra je weggaat?” Ik zorg ervoor dat mijn project duurzaam is, maar in eerste instantie is het een filmproject, geen ontwikkelingsproject. Ik wil niet denken: "Ik ga er een film maken en dat gaat ontzettend goed zijn voor die mensen. Want ík ga daar aankomen en kan ze vooruithelpen!” Nee. Ik heb hen nodig omdat ze interessant zijn. Je mag nooit denken dat ze jou nodig hebben. Het geeft een soort kettingreactie als je stopt met enkel te denken dat ze jou nodig hebben. Dan ga je ook veel meer vanuit jezelf werken en ook een groter respect kweken voor de mensen om je heen.

 

Wat spreekt je aan aan de Congolese cultuur?

Wat ik op het continent Afrika echt geweldig vind, is dat er nog een grote zin en liefde voor het nu leeft. Dat er niet constant vooruit of achteruit gekeken moet worden. Een andere reden dat ik er graag een film wil maken is dat ik er van houd om in mijn films een mysterie te creëren. Congo ademt voor mij mysterie: één groot bladerdek waaronder mensen, dieren en planten leven. Dat gigantische bos met daardoorheen één rivier waar het leven samenkomt. Mysteries maken kunst juist echt voor mij. Wanneer ik een personage te goed begrijp is het voor mij een personage geworden. Terwijl wanneer ik een personage maar half begrijp, dan word ik uitgedaagd om er in te gaan zoeken. In het echt ben ik ook nooit een mens tegengekomen die ik 100 procent begrijp. Ik hoop ook niet dat ik die ooit tegenkom.

 

Je gaat in Bwamanda een cinema neerzetten. Een filmbar met een projector en een harde schijf vol films als cinemateek. Wat voor plek wil je daarmee scheppen?

Ik wil de mensen graag iets teruggeven. Het zijn mensen die waarschijnlijk nog nooit een film hebben gezien. Ik ga daar een film maken met hen, dat is mijn grote passie. Dus ik wil ze dat ook aanbieden. Het is daarbij ook de bedoeling dat het als een trigger gaat werken voor verhalen. Een modern kampvuur. Juist door films aan te bieden en er met hen over te praten, door zintuigelijk te prikkelen, want dat doet film uiteindelijk, hoop ik dat mensen hun verhalen gaan vertellen. Geef mensen een verhaal en hun verhaal komt er daarna vanzelf uit.

 

 

Hoe ben je erop gekomen om het script van Peer Gynt als basis te gebruiken voor je film?

Het is een stuk dat alle kanten uitvlucht en ontzettend chaotisch is. En om die reden is het niet het meest gepolijste theaterstuk. Maar dat is ook het mooie van het stuk. Het stuk handelt over een personage dat verloren loopt in zijn eigen verhaal maar het stuk loopt zelf ook verloren in zijn eigen verhalen. Het personage is iemand die de grootste dromen heeft en die zijn werkelijkheid helemaal opbouwt rond verhalen en zo helemaal om de realiteit heen loopt. Dat trof mij in het stuk en ik wist altijd dat ik er iets mee wilde doen. Het verschil met Peer en mij is dat ik mijn grote droom en verlangen ook werkelijk ga aanpakken door er op uit te trekken en die film te maken.

 

Peer krijgt tegen het eind van het stuk van de duivel het dilemma om zich weer kenbaar te maken aan de gemeenschap of om zijn mythe te vergroten. Moeten films voor jou eerder de realiteit tonen of de mythe vergroten?

Allebei. Het wordt juist interessant als film het onzichtbare kan laten zien. Film is voor mij iets heel spiritueels. Iets meditatiefs. Het toont mij vaak de waarde en de ziel, die ik in het leven probeer te zoeken. Maar film kan mij dat soms beter vertellen dan het leven zelf, omdat het afstand creëert. Dat je juist afstand creëert om een groter gevoel te ontwikkelen. Omdat je het totaalpakket kunt zien. Eigenlijk een heel wetenschappelijk idee. Maar ook een heel spiritueel idee. Wanneer je iets niet meer hoeft te begrijpen maar het kunt voelen. Het moet de mythe in de realiteit proberen te brengen. De mythe in iets alledaags en kleins kunnen leggen, zoals een zakdoek.

 

Wat is je het meest bijgebleven van je studie aan Universiteit Antwerpen?

Er zijn in het bijzonder twee professoren die me heel veel hebben geleerd. Bij Tom Paulus heb ik het spel van het kijken ontdekt. Ook heb ik door hem ontzettend rijke films leren kennen. Elke film is voor hem denk ik een soort spel met de werkelijkheid. Tom Paulus denkt meer vormelijk waar Kurt Vanhoutte daarnaast meer de academicus is die durft te denken vanuit een buikgevoel, dat is mooi. Ik denk dat mijn filmvisie ook wel tussen hun twee visies huist. Ik probeer het middelpunt te vinden waar het vormelijke het zintuiglijke kan dienen. Daarnaast biedt de opleiding een enorm platform om over je medium na te denken, en als kunstenaar begint alles bij het door en door kennen van het medium waar je uiteindelijk je ideeën en dromen in giet.

 

Michiel Robberecht is op z’n minst tot en met april 2015 in Congo. Ciné Peer is te volgen op facebook en er zullen blogs verschijnen op www.deburen.eu.

 



tuinieren voor dommies II
31/10/2014
🖋: 
Auteur

Een verdwaald zaadje groeit tegen de lente uit tot een spontane bloem. De ontdekking maakt je dag, maar je bent te lui om je handen vuil te maken aan een echte moestuin. Geen probleem! In deze reeks vertelt redacteur Hylke over het recyclen van groenafval en de start van je eigen tuin. Deze keer: het bijproduct genaamd potgrond.

In het voorgaande artikel heb ik een stappenplan geïntroduceerd, waarmee iedereen een handje mee kan helpen om de afvalberg te verkleinen. Ik scheid namelijk mijn groenafval en begraaf dit wekelijks in het publieke domein. Het resultaat mag er wezen, want dankzij deze activiteit zijn er verschillende groentes gaan groeien. In dit artikel ga ik in op het algemene composteerproces en het potgrondgebruik in de Lage Landen.

 

Het organische materiaal dat ik begraaf doet er grofweg vier maanden over om te composteren. Na deze periode is het afval niet meer te onderscheiden van de grond waar het was begraven. De menging van het organische materiaal met de aarde bracht mijn huisgenoot op het idee om zijn peperplanten te verpotten met deze grond. Het resultaat was verbluffend; de peperplanten bleven doorgroeien en werden vergezeld door twee tomatenplanten. De gebeurtenis deed mij denken aan een aflevering van de Keuringsdienst van Waarde (KvW), waarin het Nederlandse onderzoeksprogramma op zoek ging naar de herkomst van de potgronden die in de tuincentra liggen. Uit dit onderzoek kwam een absurde constructie, die ik ga uitleggen aan de hand van de samenstelling van de potgrond, de geschiedenis van de Lage Landen en de belasting op het milieu.

 

Potgrond heeft vele gezichten die elk afhankelijk zijn van het gebruik, de samenstelling kan dan ook variëren. Op het eerste gezicht lijkt het misschien ingewikkeld, maar eigenlijk is het heel gemakkelijk om potgrond zelf samen te stellen. Het basisbestanddeel van potgrond is compost en de overige bestanddelen worden toegevoegd naar gelang de behoefte van de plant. Dit is voor ons geen relevante informatie, omdat Tuinieren voor Dommies (TvD) de spontane groei stimuleert en planten niet wil dwingen om ergens te groeien. Uit het onderzoek van de KvW kwam ook naar voren dat wij hier goed aan doen. Het basisbestanddeel van de potgronden in de winkel bestaat namelijk uit veen.

 

De geschiedenis van veen in de Lage Landen zal laten zien waarom we beter kunnen composteren. De winning van turf tijdens de 19e eeuw heeft ervoor gezorgd dat de veengebieden vandaag schaars zijn. De structuur van veen bestaat uit een opeenstapeling van dode vegetatie, die na droging kon worden verbrand om huizen te verwarmen of ter productie van ijzer. De moerassige gebieden die toen volstonden met turf zijn vandaag getransformeerd tot polders. Het maakt op technisch vlak niet veel uit of je nu compost of veen gebruikt. Het gaat er meer om of je je goed voelt bij de aankoop van een potgrond, waarvan je nu weet dat het veen uit Scandinavië afkomstig is.

 

Veen uit Scandinavië is belastend voor het milieu, niet alleen omdat het naar hier moeten worden verscheept, maar ook door de winning van het veen. Het materiaal kan namelijk eeuwen oud zijn en heeft in al die jaren CO2 opgeslagen. Bij de ontginning van het turf komt dan ook een grote hoeveelheid CO2 vrij. Dit maakt het tuinieren met potgrond opeens een stuk minder duurzaam dan verwacht. TvD kan hierin zowel een goed alternatief zijn om de ecologische voetafdruk te verlagen, als het welzijn van de plant te respecteren.

 

De spontane groei wekt echter niet bij iedereen enthousiasme op. Mijn voortuin is namelijk een maand geleden verwijderd en heeft plaatsgemaakt voor plantvakken. De ingreep werd mede mogelijk gemaakt door subsidie van de Europese Unie en geeft mij de mogelijkheid om opnieuw te beginnen. De overheerlijke tomaten en pompoenen geven mij de motivatie om verder te graven en ten slotte hebben ze mijn areaal drie keer zo groot gemaakt, dus ik mag niet klagen.

 

Volgende keer: Dieren in het ecosysteem.

 



30/10/2014
🖋: 
Auteur

Het leven wordt duurder, dames en heren. De berooide student poogt te overleven in een winstbelust klimaat dat zelfs voor toiletbezoek bijna overal al betaald wil worden. Gratis is niets meer, behalve de dwars. Voor de ondernemende types met wat overtuigingsskills, een tikkeltje lef en een voorbestemd portie geluk valt er echter meer te ontfutselen. Wat? Liften. Hitchhiking  – 'liften' of 'autostop' voor de taalpurist – is mijn all-time favorite als het op transportmiddelen aankomt. Het is (meestal) snel, het is avontuurlijk en bovendien is het nog gemakkelijk ook!

Een jaar of twee geleden liftte ik voor het eerst, als een spontane uitdaging op een saaie winterdag tijdens de lesvrije week in februari. Vanuit Antwerpen moesten we eerst in Amsterdam geraken zonder openbaar of eigen vervoer te gebruiken én zonder geld uit te geven. Mijn teamgenote (verder naar verwezen met het pseudoniem Flodo) en ik hebben die race gewonnen en sindsdien heb ik samen met Flodo al honderden kilometers liftend door Europa afgelegd.

 

Vanwaar die voorliefde om asfalt te verslinden in een kleine ruimte met volslagen vreemden? Wel, om te beginnen geraak je gratis en voor niets van punt A naar punt B. Ryanair mag dan wel goedkoop zijn, maar biedt nog steeds geen gratis vluchten aan. Het meest verrijkende aspect van liften is echter het feit dat je veel vriendelijke mensen ontmoet als je de wijde wereld buiten Antwerpen verkent. Vreemden die hun tijd, benzine en soms zelfs hun M&M’s opofferen om een goede daad te verrichten zonder er iets terug voor te verwachten, dat is iets wat je niet dagelijks meemaakt. Liften is de beste remedie tegen de verzuring van de maatschappij. Ja, er zijn zeker nog goede mensen op de wereld, en na elke hitchhiketrip denk ik bij mezelf: “Faith in humanity restored!

 

 

vier essentiële tips voor liftdummies

Tip 1: Als je van het sterke geslacht bent, kan je er best voor zorgen dat minstens 75 procent van je lichaam met kledij bedekt is. Anders kan het wel eens gebeuren dat je voor prostituee wordt aangezien. Hoewel voldoende kleding meestal helpt om dit te vermijden, baat het niet altijd. Toen ik met mijn trouwe metgezel Flodo in hartje winter van Antwerpen naar Amsterdam aan het liften was, compleet met dikke winterjassen, sjaals, wanten en laarzen, werden wij op een parking in Rotterdam nog steeds voor prostituees gehouden. Awkward

 

Tip 2: Probeer een vrachtwagenchauffeur aan de haak te slaan. Deze kan je vinden in hun natuurlijke habitat: de parking naast de autostrade. Dat is waar ze overnachten en hun voedsel zoeken. Ze maken lange ritten, en als je geluk hebt brengen ze je helemaal naar je eindbestemming. Het is slim om naar de nummerplaat te kijken om te zien van welk land ze komen als je internationaal hitchhiket. Zo kan je vaak een lift krijgen die je rechtstreeks naar je eindbestemming voert. Verder voelen vrachtwagenchauffeurs zich vaak eenzaam waardoor ze al blij zijn als ze iemand hebben om mee te praten. Bovendien is het leuk om de autostrade eens vanaf een hoger perspectief te bekijken én ze hebben achter de zitjes een bed waar je eventueel op kan slapen als je al een lange reis achter de rug hebt. Zo heb ik een rit van Graz naar Ljubljana al slapend doorgebracht terwijl Flodo op het zitje naast de chauffeur de wacht hield.

 

Tip 3: Wek medelijden op bij voorbijrijdende chauffeurs zodat ze sneller halt gaan houden. Als het weer meezit en het pijpenstelen regent of vriest dat het kraakt, moet je hier niet al te veel moeite voor doen. Als moeder natuur niet mee wil helpen, is er een andere goede manier om dit te bereiken: doe alsof je gehandicapt bent. Eén arm uit je mouw trekken en met de andere je duim opsteken: works like a charm. De chauffeur die je oppikt kijkt dan meestal wel verbaasd op wanneer je in de auto plots je arm tevoorschijn haalt, maar dan is het voor hem of haar toch te laat om je nog te weigeren.

 

Tip 4: Wees niet single, ook al ben je single. Op weg naar Oostende zaten Flodo en ik in de auto met vier jongemannen uit Iran die vroegen of wij op hun schoot wilden zitten en ons uitnodigden om ’s avonds op hotel te gaan. Dit soort gedrag komt gelukkig niet vaak voor en blaffende honden bijten ook niet. Voor je eigen welzijn, hoe zielig het ook mag klinken, verzin je toch best een imaginair lief met een imaginair achtergrondverhaal. Mijn fictieve vriendje heet Nathan, studeert voor industrieel ingenieur en heeft een applicatie op zijn smartphone waarmee hij mij altijd kan traceren. Vraag (als vrouw) ook een van je mannelijke vrienden om een pasfoto voor in je portemonnee om het nog geloofwaardiger te maken. 

 

Met deze vier tips stuur ik jullie graag de wonderbare wereld van het liften in. Er is echter nog één ding dat je moet onthouden om iedere keer weer succesvol op je eindbestemming te geraken: geef NOOIT op. Hoe lang je ook al aan het wachten bent op een lift, je zal er een krijgen. Hitchhiking is nog steeds betrouwbaarder dan het openbare vervoer in België.

 



de dwarsdoorsnede
28/10/2014
🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Recensente en theaterminnares Helena might not ever get rich, maar kliefde wel door Stukken van mensen.

Het werd hoog tijd dat we nog eens passeerden langs de carwash. De zinnen in het vuile stof op onze auto – “Wat ben ik een lekker ding” – begonnen stilaan afgezaagd te worden en aangezien we luie studenten zijn en soms geneigd het werk door anderen te laten opknappen, scheurden we naar de carwash.

 

Alleen, in de Borgerhoutse carwash van vorige donderdag waren het niet de autoruiten die schoongemaakt werden, noch onze woorden weggeveegd. Wel kregen we een sproeier oprecht spelplezier en bezielde acteurs over ons heen gegoten, terechtgekomen in de wereld van theatergroep Lazarus. Hier is geen water en zeep om monden te spoelen. Integendeel, alles kan en mag en moet gezegd en gedaan worden. Deze drang naar spelvrijheid bleek zelfs te groot voor een zaal als de Bourla. Enkel een afgedankte carwash durfde het aan. Ziehier het resultaat na alle kringloopwinkels te hebben leeggeroofd van het meest charmante pop-uptheater/bar van Antwerpen – iedereen is toch tegenwoordig een beetje pop-up en bij uitbreiding hip. Laat dit misschien een statement zijn naar politici toe dat de kosten aan een gebouw nooit een argument mogen zijn om theater te bannen. Zo gemakkelijk krijg je theater en cultuur niet klein! Hoewel subsidies hier en daar zeer welkom zijn, uiteraard. 

 

Buiten een ongewone setting, is deze voorstelling ook een buitengewoon concept: tien avonden speelden Günther Lesage, Joris Van den Brande en Ryszard Turbiasz Stukken van -stukken van- Mensen, met telkens een ander repertoire aan tekstfragmenten en gastacteurs. De avond van ons bezoek brachten de kern en gasten Marieke Dilles en Nico Sturm onder andere teksten van Paulien fucking Cornelissen, Eugene Ionesco, Quentin Tarantino, en de niet te vergeten zeer begaafde schrijver Geert Bourgeois.

 

Wat Lazarus naast spelvrijheid in de verf zet, is dat elk theaterstuk een work in progress is. Bij Stukken van mensen is er letterlijk geen eindresultaat, geen climax of dramatische wending, er zijn alleen de stukken van teksten en de nadruk op het creëren. Zelfs een begin is moeilijk aan te duiden. De kijker kiest in principe zelf zijn beginpunt in de willekeurig geordende teksten. Zoals een collage of een schilderij geen echt beginpunt heeft: kijkt de toeschouwer naar het gezicht van Het meisje met de parel ziet hij eerst het witte penseelstreekje op de parel en dan het zwart van de ogen – en een ander bekijkt het omgekeerd. Lazarus doet zijn publiek stilstaan bij het fenomeen vrijheid, en tevens het bedreigende aspect ervan. Zo is er de voortdurende spanning in wat kan mislopen, zoals teksten die niet werken of het mogelijke instorten van het podium of onze tribune zelf.

 

Deze nonchalante, lichtelijk chaotische, maar gastvrije vorm van theater voelde hier en daar misschien aan als een bonte avond bij de Chiro. Bijvoorbeeld tijdens het naspelen van de openingsscène van Inglourious Bastards. Hoewel het enthousiaste Tarantino-verslaafde kind in ons het altijd leutig vindt om sappige Tarantino zinnen mee te lippen, vonden we deze verder legendarische dialoog tussen Kolonel Landa en Monsieur Lapadite in het Nederlands eerder overbodig. Gelukkig hebben we kleppers van acteurs voor ons staan en geen gibberende Chiroleden, dus geëntertaind waren we wel. Bovendien, zoals er hopelijk geen einde is aan dit soort theater, is het ook nooit afgelopen met kind te zijn.

 

Alle gekheid op een stokje, we hebben gelachen en genoten van het heerlijk aftasten van de theaterwetten, zoals breken met die vierde wand – en waarom niet, ook met de derde en de tweede – als publiek lijk je al bij aankomst mee rond te dolen door de coulissen. Acteurs stappen in en uit een rol, waardoor we meermaals twijfelen of we nu de mens achter de acteur zien of het personage.

 

Ondanks het fragmentarische concept en het feit dat de acteurs teksten aflezen van een autocue, voelt dit aan als een echte voorstelling en niet als een gekunstelde repetitie. Waarom? Omdat het hier toegestaan is fouten te maken, wat bij repetities uit den boze is. Die fouten werken: wanneer Nico Sturm vraagt of de autocue wat trager mag, reageert het publiek alleen maar gecharmeerd. Niets wordt hier afgestraft. Fouten aanmoedigen is misschien te sterk uitgedrukt, maar dit theater koestert z’n fouten zoals verliefde koppels elkaars gebreken.

 

Wij geloven dus in het dogma dat alles kan en alles mag. De vraag rijst dan wel wat het doel is van theater op zich: entertainen en genieten, hier: dubbele check!  –  versteld doen staan, check! – ontroeren, halve check!  –  meeslepen, een kwart check! Een doel of niet, dit theater bracht ons luchtigheid in zogenaamde zware crisistijden, en daar tekenen wij graag voor. Hopelijk tot een volgend avondje gezellig pintelieren met Lazarus.



dendert voort en vliegt voorbij
28/10/2014
🖋: 
Auteur

De eerste industriële revolutie, begonnen in Victoriaans Groot-Brittannië aan het einde van de 18e eeuw, bracht ons Watts stoommachine en Hargreaves’ Spinning Jenny. In de tweede helft van de 19e eeuw voltrok zich de tweede industriële, of technologische revolutie, zo u wilt. Deze bracht algemene elektrificatie, auto’s en draadloze communicatie. Vooraleer iedereen ten goede te komen, ontregelden de grondige economische veranderingen die door deze technologieën waren teweeggebracht de levens van velen en leidden deze niet zelden tot gewapende conflicten ten gevolge van sociale onrust. De digitale revolutie, die zich nu met volle snelheid voltrekt, zal niet anders zijn.

Goed 150 jaar geleden zal het jan met de pet waarschijnlijk ontgaan zijn, en niemand neemt het u kwalijk dat het ook bij u het geval zou zijn: we bevinden ons midden in een industriële revolutie. De derde grote golf van technologische en economische discontinuïteit van de moderne tijd werd veroorzaakt in de tachtiger jaren van de vorige eeuw door ontwikkelingen in de computertechnologie en de informatie- en communicatietechnologie (ICT). Gevolgen hiervan zijn technologieën zoals slimme machines, computerkracht, wereldwijde internettoegang en geavanceerde robotica.

 

de kracht van exponentiële curves

Er zijn sceptici die niet geloven dat deze technologieën gaan bijdragen aan onze welvaart en de verhoging van onze levensstandaard. “Ze beloofden ons vliegende auto’s, maar in plaats daarvan kregen we 140 tekens,” is de gevleugelde klacht van Silicon Valley-miljardair Peter Thiel over de stagnerende impact van technologie op onze productiviteit. Hiermee heeft hij een punt. In plaats van spectaculaire technieken kregen we sociale media en de iPhone. Anderen daarentegen zien de nuttige effecten van de spectaculaire stijging in computerkracht als een exponentiële curve en beweren dat we nu zijn aanbeland in de knik van de curve, het punt van waar de rekenkracht jaarlijks zo snel stijgt dat we over tien jaar geen vliegende auto zullen hebben, maar dankzij slimme computers wel een zelfrijdende. Het verleden heeft ook al aangetoond dat technologische ontwikkelingen pas na langere tijd productiviteitsstijgingen veroorzaken.

 

the happy few

Niet geheel zonder reden en niet anders dan in de voorgaande revoluties zijn velen bang dat zij het slachtoffer zullen worden van zogeheten Creatieve Destructie waarbij oude technieken, en mogelijk jobs, door nieuwe, betere technieken worden vernietigd. De digitale revolutie resulteert in een toenemende discrepantie tussen een opgeleide en vermogende elite en de rest van de maatschappij. In het verleden deed de implementatie van technologieën de lonen stijgen omdat arbeiders hierdoor productiever werden. Zo werden de winsten gedeeld tussen investeerders, arbeiders en klanten. De nieuwe technologie geeft enorme kansen aan ondernemende, opgeleide mensen en laat het hen toe alle winst op te strijken. Denk maar aan Alibaba, een bedrijfje van nauwelijks 20.000 werknemers, dat in september van dit jaar met 25 miljard dollar de grootste beursintroductie ooit maakte. Een ander effect van de digitale revolutie is dat de arbeidsmarkt aan het polariseren is tussen hoog- en laaggeschoolde jobs. Om het met het voorbeeld van de zelfrijdende auto te illustreren: de vraag naar ingenieurs die die technologie ontwikkelen stijgt terwijl de mensen met een gemiddelde opleiding aan de assemblagelijn stilaan verplaatst worden door machines. Deze moeten dan op zoek naar laagbetaalde jobs voor laaggeschoolden.  

   

premature niet-industrialisatie

De digitale revolutie heeft ook een grote impact op ontwikkelende economieën. In het verleden konden landen zoals Japan, Korea en later China uit het dal der armoede klauteren door zich te focussen op industrie waar ze goedkope arbeiders in overvloed voor hadden. Op die manier konden deze economieën zich ontwikkelen van arbeidsintensieve goederen naar meer ontwikkelde productie- en designprocessen. Landen die zich nu beginnen te ontwikkelen, zoals India, hebben een elite die zich focust op informatica en spitstechnologie waarvan de gewone bevolking geen graantje kan meepikken. Dit fenomeen noemt men 'premature niet-industrialisatie'.

 

onderwijs als wapen

De vrees voor massawerkloosheid in het verleden is nooit waarheid geworden. Het is aannemelijk te denken dat de toekomst op het verleden zal gelijken en dit stemt tot optimisme. Naar alle waarschijnlijkheid zullen de levens van de volgende generaties, net als die van hun postrevolutionaire voorgangers, verbeteren. Het beste wat de staat kan doen, is investeren in onderwijs om de laaggeschoolde massa hoger op te leiden zodat ze gewapend zijn tegen de gevolgen van deze revolutie.  

 

 

Dit gastartikel werd verzorgd door Capitant. Capitant is de studentenvereniging die studenten inleidt tot en begeleidt naar de financiёle markten door beursnieuws en informeert over financiёle en economische onderwerpen.  



editoriaal
26/10/2014
🖋: 
Auteur

Er was eens een pak yoghurt op de markt, van het merk Renée Zellweger, dat de beste kwaliteit garandeerde. Maar die garantie was niet overtuigend genoeg, dus moest er een nieuwe vormgeving komen die een betere houdbaarheid beloofde. De nieuwe verpakking ziet er niet slecht uit, maar roept geen associatie met de vertrouwde kwaliteit meer op. In plaats van dat de kwaliteit meer gewaardeerd zou worden, krijgt de concurrentie nog meer aandacht. 

Apple en Facebook bieden nog andere mogelijkheden om de houdbaarheid te verlengen. Vanaf januari 2015 zullen deze bedrijven hun werkneemsters tot 20.000 euro ondersteunen om hun eitjes te kunnen laten invriezen. Het motief voor het aanbieden van deze secundaire arbeidsvoorwaarden is om vrouwen meer kansen te geven. Aangezien vrouwen de grootste last van het gezinsleven moeten dragen, kunnen ze niet evenveel tijd in hun carrière investeren als hun mannelijke collega’s.

 

Ethische vragen en risico’s worden bij de vrouwelijke werknemers neergelegd. Nu kijken we met argusogen naar de VS om te zien hoeveel daar gebruik van gemaakt zal worden. Ik hoop dat we in Europa zo nuchter zijn dat het hoge percentage hoogopgeleide vrouwen andere oplossingen zoekt. Zowel overheden als werkgevers kunnen ervoor zorgen dat er andere oplossingen aangeboden worden.

 

In het managementteam van onze stad en onder de Antwerpse bedrijfsdirecteuren zitten veel vrouwen. Er lijkt in Antwerpen geen glazen plafond meer te zijn. Het aantal hoogopgeleide vrouwen dat blijvend ambitieus is, wordt steeds groter. Dat komt onder andere doordat zij afwijkende werktijden kunnen aanhouden om werk te combineren met het gezinsleven.

 

Voor sommige beroepen is het niet genoeg om de vruchtbaarheid te verlengen, maar moet ook de verpakking aantrekkelijker worden om in aanmerking te komen voor de beste opdrachten. Dat het zo werkt anno 2014, is op zich al een hele treurige ontwikkeling, maar minstens zo erg is het dat deze strijd alleen door vrouwen geleverd moet worden.

 

 

PS. Een niet nader te noemen mannelijke lay-outer wees me erop dat het in Photoshop mogelijk is het litteken op mijn voorhoofd weg te poetsen, ofwel kon ik een deel van mijn hoofd van de foto laten. Ik ben gezwicht voor de eerste optie.



Montasser AlDe’emeh solliciteert
23/10/2014
🖋: 

Montasser AlDe’emeh haalt vaak het nieuws als expert van het Syriëconflict, de internationale jihad en de radicalisering. Hiervoor heeft hij als Belgische Palestijn de perfecte achtergrond. Niet alleen behaalde hij aan de KU Leuven een masterdiploma in de Arabistiek en Islamkunde, ook  volgde hij een master in de Wereldsgodsdiensten, Interreligieuze Dialoog en Religiestudies aan diezelfde universiteit. Bovendien studeerde  hij Jewish History, Thought and Civilisation aan het Institut d’Etudes du Judaïsme van de ULB. Vandaag de dag doet hij als doctoraatsonderzoeker in de Politieke Wetenschappen een onderzoek naar de beweegredenen van Belgische moslims om als strijders naar het Midden-Oosten trekken. Afgelopen zomer bezocht hij Jordanië, Syrië en Gaza waar hij verschillende Syriëstrijders heeft geïnterviewd. Iets minder heroïsch spreekt dwars in het Centraal Station van Antwerpen met hem af. Over een warme kop koffie geeft hij zijn kijk op België, het Midden-Oosten en zijn geloof in het goede.

een warm Belgisch welkom

Mijn oudste herinnering aan België is een pak zand in mijn gezicht. Een warm onthaal kreeg ik niet als vluchteling, ondergebracht in Molenbeek bij een Marokkaans gezin. De eerste jaren waren vooral jaren van armoede en angst. De Staatsveiligheid viel ’s nachts in ons huis binnen om onregelmatigheden te controleren. Al Qaeda bestond toen nog niet en ondermeer door de aanslagen in München was men Palestijnen gaan wantrouwen. Mijn vader en twee oudere broers waren sans-papiers en stonden dus constant gespannen, klaar om te vluchten. Dat is geen veilige situatie om een kind in op te voeden.

 

Ik word niet gezien/erkend als Belg. Dat gevoel heb ik. Ik ben allochtoon of Palestijn. Voor een groot deel van de bevolking zijn wij ‘nieuwe’ Belgen, tweederangsburgers. Of gastarbeiders die hier niet mochten blijven. Zo worden we veroordeeld om eeuwig ‘gast’ te blijven en dat in eigen land. Ik krijg heel veel doodsbedreigingen, maar daarom haat ik de mensen die mij bedreigen nog niet. Ik besef dat ze onwetend zijn en te weinig kennis hebben om te begrijpen waar ik voor sta, wat ik zeg. Veel mensen zitten in een boerengat en kennen weinig tot geen moslims persoonlijk. Ze komen enkel op een negatieve manier in aanraking met de islam: via oorlogsberichten, kleine criminaliteit, terreurdreigingen. Vervolgens horen ze hoe ik de Syriëstrijders als mensen wil voorstellen. Dat creëert afstand. Maar ook mijn eigen volk vindt het raar dat ik probeer om niemand te veroordelen en een neutrale positie probeer in te nemen. Op dat vlak ben ik een enkeling, alleen in mijn denkwereld. En dat is soms verdomd eenzaam.

 

Ik ben in Auschwitz geweest. Dat was een keerpunt voor mij. Toen ik Joodse Geschiedenis ben gaan studeren besefte ik dat hun geschiedenis, cru gezegd, al 2000 jaar klote is. Vanaf de kruisiging van Jezus werden de Joden overal gehaat, beschuldigd en vervolgd. Het trieste hoogtepunt volgde in WO II. Maar drie jaar later richtten ze de staat Israël op. Drie jaar later doen zij, op hun beurt, de Palestijnen onrecht aan. En dat vind ik fout. Onrecht is onrecht, hoe klein het ook is. Er is geen ‘erger’ onrecht, onrecht plegen omdat je onrecht is aangedaan, creëert een ‘oog om oog, tand om tand’-situatie. Palestijnen hebben niet eens iets met de Holocaust te maken. Dan ben je echt niet beter dan diegene die jou leed heeft berokkend. Ik zag overal onrecht toen ik als jongere rond me heen keek: eerst voornamelijk in Gaza en Palestina. Later zoomde ik in op België, op mijn eigen omgeving. Waar een man zijn vrouw zomaar verrot sloeg. Veel kleinschaliger geweld. Maar toch: geweld. Toen besefte ik dat onrecht overal zit. Sindsdien wilde ik de processen van haat en geweld bestuderen, net om deze te kunnen bestrijden.

 

Eerlijk, ik wou dat heel mijn familie was uitgeroeid in 1948 en dat er niemand meer overbleef. Ik vind soms dat je beter iemand doodt dan hem in een onrechtvaardige situatie te laten zonder hem te helpen. Dat creëert zo’n onnoemelijk menselijk leed. Ik besef dat ik dan ook zelf niet had bestaan, ja. Maar ons lijden, onze schaamte, onze miserie, dat had dan ook niet meer bestaan. Ik ging deze zomer terug naar de vluchtelingenkampen in Jordanië, waar mijn familie helemaal aan de grond zit. Ze hebben niet eens zetels. Na 66 jaar. Maar na zo’n bezoek keer ik dan veilig en wel terug naar België dat me misschien niet hartelijk opnieuw in de armen sluit, maar me wel de kans heeft gegeven om te overleven en te studeren. Hierdoor zit ik evenwel met een extreem schuldgevoel. Mijn ouders konden vluchten.

 

Vluchten. Dat is een eigenschap van de profeten. Ik vind dat prachtig. Jezus is gevlucht, Abraham is gevlucht, Mozes is gevlucht, Mohammed is gevlucht. Diegenen die zeggen: “wij zijn het volk van Israël”, dat zijn diegenen die het werkelijke volk van Israël onderdrukken. Dat zijn Palestijnen. Kijk naar mijn verschijning: ik ben een Semiet. Ik heb een joodse neus. In oorsprong zijn wij Joden, eerst bekeerd tot het christendom, vervolgens tot de islam. Wat betekent dat we eigenlijk allemaal verbonden zijn met elkaar. Dat is toch prachtig?

 

 

wie is er bang van de boze wolf?

Niet elke moslim vertegenwoordigt de islam. Dé perfecte moslim bestaat niet. Iedere moslim praktiseert zijn godsdienst op zijn manier en probeert te leven naar de waarden en normen die de Koran verkondigt. Maar iedere moslim buigt de regels naar zijn persoonlijke identiteit, het blijven in de eerste plaats toch ook mensen. En mensen, die maken fouten. Die persoonlijke identiteit wordt niet alleen gevormd door je geloof maar ook door de omgeving waar je in opgroeit, het sociaal contact dat je hebt, je plaats in de maatschappij. Daarom is het fout om een hele religie aan Al Qaeda of IS te koppelen. De Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb vindt dat moslims een standpunt tegen IS moeten innemen en zeggen: ‘niet in mijn naam’. Dat vind ik echt niet kunnen. Zo duw je iemand in een hoek, zet je hem onder druk en dwing je hem vervolgens om verantwoording af te leggen. Ik vind het wel een goed idee dat imams hier een duidelijk standpunt over innemen: zij blijven tenslotte de geestelijke verantwoordelijken.

 

Mensen die moslims marginaliseren en gaan haten omwille van hun angst, zijn slachtoffer van hun eigen zwakheid. Angst kan je nooit met haat en geweld bestrijden. Ik heb als Palestijn alles verloren in mijn jeugd. Haat ik Joden? Nee toch. Wat heeft een Jood in Antwerpen met de genocide op mijn volk te maken. Iedereen is gemaakt door de omstandigheden in zijn leven. Ik probeer daar begrip voor te hebben. Dat begrip kwam uiteraard niet direct, daar heb ik een lang pad en verschillende studies voor moeten afleggen. Iedereen is namelijk slachtoffer van de omstandigheden waar hij of zij in leeft. Je moet steeds terugkeren naar de oorsprong van het conflict. Je kan moeilijk IS gaan bekritiseren zonder te kijken naar de voedingsbodem van het conflict en het onrecht dat daar heeft plaatsgevonden de afgelopen elf jaar. Is het niet normaal dat een Irakees die in Abou Ghraib gemarteld werd, zich daarna tegen zijn vijanden keert? Maar dat begrip heeft ook iets gevaarlijks: het is enkel en alleen de eerste stap in probleemoplossing. Anders geef je iedereen die onrecht heeft ondervonden, een reden om te haten. De eerste stap is daarom: je inleven in de ander en begrip hebben voor zijn moeilijk verleden. Daarna moet je in dialoog gaan in plaats van de haat te cultiveren. Dus ik probeer te begrijpen waarom jihadisten terreuraanslagen plegen, maar daar stopt het dan ook. Tot op het moment dat men iemand ombrengt. Want niemand mag onschuldigen doden en/ of misdaden tegen de menselijkheid begaan.

 

Ook ik ben al het slachtoffer geworden van terreur, vergeet dat niet. Niet alleen door mijn verleden, maar ook door de standpunten die ik inneem (door ernstige doodsbedreigingen heeft dhr. AlDe’emeh een week na dit interview zijn publiek profiel van Facebook en Twitter gehaald, nvdr.). Mijn reizen naar het Midden-Oosten zijn eveneens niet zonder gevaar. Zo werd ik door Al Qaeda eerst ontvoerd, geblinddoekt en vier uur vastgehouden omdat ze mij aanzagen voor een mol. Dan is het erg belangrijk om kalm te blijven. Ook in België vinden sommigen mij een wolf in schaapsvacht en word ik wantrouwend bekeken. Dat voelt soms erg ondankbaar aan. Waarom ik mij dan toch de moeite getroost om zulke reizen te ondernemen? Ik zoek in functie van mijn doctoraatsonderzoek een beleid uit voor de toekomst. Een pacifistisch beleid dat ons dichter bij elkaar brengt in plaats van elkaar weg te duwen.

 

een herder en zijn schapen

De toekomst ziet er voor het Westen niet rooskleurig uit. Elke allochtone jongere die vervreemdt van de maatschappij door problemen thuis of op school, gaat net meer houvast zoeken, bijvoorbeeld door zich te verdiepen in de islam. Doordat deze jongeren zich slecht in hun vel voelen en de indruk hebben nergens thuis te horen, raken ze geïsoleerd en gaan ze op zoek naar een alternatief. Reageren met een repressief beleid duwt hen, volgens mij, nog meer het pad van de radicalisering op. Het geeft hen nog méér het signaal dat ‘het Westen hen niet moet’. Ik vond het dan ook een erg slecht idee om de Belgische F16’s naar Irak te sturen. Met elke bom die je dropt, maak je IS sterker en onderschrijf je alleen maar het beeld dat het Midden-Oosten van ons schetst.

 

Antiradicaliseringsprogramma’s hebben volgens mij gewoon geen nut. De moslimjongeren kennen de échte islam niet. Ze komen daar niet mee in aanraking. Ze krijgen enkel een light-variant gepredikt. Daarom zeg ik ook telkens opnieuw tegen de Belgische staat: jullie zijn ezels. Geef geen miljoenen uit aan deze programma’s, dat heeft geen nut als je niet op het terrein werkt. Zorg ervoor dat de jongeren kennis hebben, zorg dat er een religieuze tegenbeweging wordt gestart die zoekende moslimjongeren uitleg geeft. Op tv moet ik dat niet verkondigen, zij zijn vaak slechts geïnteresseerd in het conflict-aspect. Maar ook de imams schieten daarin schromelijk te kort. Het is niet erg om een mening te prediken, maar men moet te allen tijde ruimdenkend blijven.

 

Allochtoon, autochtoon... we leven in één samenleving. En dat is vaak wat we vergeten: samenleven. In plaats van naast elkaar te leven, moeten we leren mét elkaar te leven. De Koran zegt het zelf: “God heeft verscheidenheid geschapen.” Verscheidenheid is goed. Waarom kunnen we daar dan niet mee omgaan? België heeft echt een communicatieprobleem: mensen zijn gesloten en houden afstand. Als je hier ’s morgens goedendag zegt, trekken mensen grote ogen alsof je hen wil beroven ofzo. Terwijl in dialoog gaan met de ander volgens mij net dé oplossing is. Multiculturaliteit zou zo verrijkend kunnen zijn. We leven in een ongezonde maatschappij waar de ander altijd de schuld heeft: zijn het de moslims niet, dan zijn het de Walen. Dat is een ongezonde reactie.

 

Door mijn kennis zit ik met een verantwoordelijkheid. Soms ervaar ik dat echt wel als een last. Ik bereik zoveel jongeren. Als ik achteraf verneem dat er iets gebeurd is, voel ik toch altijd een steek van schuldgevoel, alsof ik meer had kunnen doen. Door nauwer met hen in contact te blijven. Weet je dat AlDe’emeh in het Arabisch ‘steunpilaar’ betekent? Wel, dat wil ik zijn. De profeten vormen hiervoor mijn bron van inspiratie. Ja, ik heb in dit interview vaak het geloof aangehaald. Maar kijk naar Syrië, Libanon, Israël, Jordanië, Palestina,... Alle gebieden waar vroeger de profeten aanwezig waren, zijn nu complete rampgebieden. Toch moet iedereen in de eerste plaats zijn eigen messias zijn. Je moet zelf de verandering zijn waarop je zit te wachten. Daarom wil ik eerst hier en dan elders mijn verantwoordelijkheid nemen, mijn kennis delen. Maar in de verre toekomst wil ik graag ergens in den buiten op een boerderij tot rust komen. Met een heleboel schapen, zoals het een échte herder betaamt (lacht).



een nieuwe thuishaven voor de Antwerpse student
21/10/2014
🖋: 

Behoefte aan houvast in het bij vlagen overweldigende studentenleven van ’t Stad? Op zoek naar een betaalbare fuifzaal of vergaderruimte? Of ben je als internationale student op zoek naar de juiste documenten en formulieren? Voor al deze grote en kleine zaken kun je nu terecht bij GATE15, dat de perfecte opstap biedt voor elke student.

GATE15 bevindt zich op een centraal gelegen locatie voor de Antwerpse student, namelijk aan de Kleine Kauwenberg 15. Het stoere interieur werd volledig ingericht door het jonge Antwerpse ontwerpersduo Going East. Met al zijn mogelijkheden is GATE15 een plek waar studenten samenkomen: om te studeren, te vergaderen, of een koffietje te drinken. Met een laatste lik verf op de karakteristieke bakstenen gevel huldigde burgemeester Bart De Wever begin oktober deze nieuwe uitvalsbasis in als opvolger van het Huis van de Student. GATE15 komt voort uit het succesvolle samenwerkingsverband tussen de stad Antwerpen, de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen (AUHA) en het Antwerps Studentenoverleg (ASO) en biedt een fysiek en digitaal platform voor, maar vooral ook dóór studenten.

 

Bij binnenkomst tref je een hippe ruimte waar je aan de steigerhouten infobalie terecht kunt met al je vragen over het studentenleven. De handzame studentengids die je hier gratis kunt afhalen biedt een uitstekend overzicht voor alles wat Antwerpen je te bieden heeft: van parken tot markten, van uitgaansgelegenheden tot festivals. Ook kun je hier cultuurcheques kopen, die eigenlijk elke student in zijn of haar portemonnee zou moeten hebben, waarmee je voor slechts 10 euro kennis kunt maken met het complete culturele programma van de stad. De uitgebreide website houdt je op de hoogte met een up-to-date agenda en toffe blogs van de redactieleden.

 

 

Het echte paradepaardje is duidelijk fuifzaal Tarmac. Deze akoestische zaal inclusief toog en keukenblok kan zo’n 85 mensen herbergen en biedt een scala van mogelijkheden. Iedereen is welkom om hier feestjes, optredens, vergaderingen, debatten en workshops te organiseren. De Tarmac is vanaf 1 november iedere dag van de week voor een studentenprijs te huren via de website van GATE15. Naast de verhuur zal er ook een eigen programmering voorzien worden, waaronder yogasessies, kookworkshops en een overleg voor koteigenaren en kotbewoners.

 

Aan het loket op de eerste verdieping kunnen internationale studenten terecht om hun verblijfsvergunning in orde te maken en verder wegwijs gemaakt te worden in het Antwerpse. Tevens bevinden zich een 35-tal studentenkamers in het gebouw, waarvan een deel aan deze groeiende groep studenten onderdak zal bieden. Op de tweede etage bevindt zich nog een prachtige ruimte met houten zolderbalken en sfeervolle verlichting die kan worden gehuurd voor vergaderingen.

 

In januari zal in het aanliggende gebouw TAKEoff worden geopend. Een hip huiskamercafé dat zich voornamelijk op de ondernemende student richt. Er wordt een ondersteunend student business program opgericht en studenten kunnen daarnaast gebruik maken van de coworking-plekken.

 

Antwerpen is een unieke locatie rijker, alle reden om eens aan wal te gaan.

 



alumnivertegenwoordiger Universiteit Antwerpen werd Time Magazine's Hero of the Environment
21/10/2014
🖋: 
Auteur

Michaël Bremans werd in 2008 door Time Magazine uitgeroepen tot een van de dertig meest invloedrijke personen in de ecologische industrie. Bremans was CEO bij Ecover tot 2013. Ecover is een Belgische onderneming die werd opgericht in 1980 te Malle en ecologische was- en reinigingsmiddelen produceert. Daarnaast werden ook vestigingen in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Zwitserland en Frankrijk geopend. In 2012 werd de Amerikaanse concurrent Method overgenomen en op die manier werd Ecover het grootste bedrijf voor milieuvriendelijke onderhoudsproducten ter wereld met een omzet van 200 miljoen dollar. Tegenwoordig heeft Bremans zijn eigen adviesbureau Triple Point en sinds dit academiejaar is hij ook alumnivertegenwoordiger van de Universiteit Antwerpen. Welke duurzame keuzes wil Bremans maken voor een meer bewuste samenleving? Tijd voor een kennismaking.

Hoe heeft u uw carrière uitgestippeld, was u altijd al met duurzaamheid bezig?

Ik ben in 1979 afgestudeerd in Toegepaste Economische Wetenschappen en ging daarna de toerismesector in. Ik ben reizen gaan organiseren voor een touroperator in Antwerpen. Na een paar jaar ben ik overgestapt naar Sun Air. Daar was ik gedurende anderhalf jaar productmanager. Vervolgens ben ik voor een hotelketen in Antwerpen gaan werken. Zo zagen de eerste 10 jaar van mijn carrière eruit. De stap naar Ecover was heel toevallig, mijn carrière is niet heel erg gepland. Ik vind dat je kansen moet zien als ze langskomen. Begin 1993 begon ik bij Ecocover en daar ben ik gebleven tot 2013. In die tijd is het bedrijf hard gegroeid. Toen ik er kwam, was er een omzet van 7 miljoen euro per jaar een na aantal overnames was de omzet bij mijn vertrek 140 miljoen euro. Nu heb ik een adviesbureau Triple Point, waar we perspectief bieden aan bedrijven die in beweging zijn. Bijvoorbeeld advies over het management bij een internationale overstap. Strategisch, rationeel, en financieel advies. Verder denk ik via verschillende platforms mee over wat ondernemers voor de maatschappij kunnen betekenen, door te kijken hoe bedrijven niet enkel een financiële maar ook een sociale meerwaarde kunnen creëren.

 

Hoe is het Ecover gelukt om van een bedrijfje uit Malle uit te groeien tot marktleider in zijn soort?

Het blijft een kwestie van ondernemen. Je missie moet wel breed ontvangen worden, je moet niet willen groeien om te groeien. We zijn ook internationaal gaan evolueren. Hoe meer producten op de markt worden gebracht, hoe beter het is. De impact op het milieu van een milieuvriendelijk afwasmiddel alleen zal niet heel groot zijn. Een bedrijf dat zonder extra subsidies toch kan produceren en groeien en dat zijn investeerders kan belonen is een gezonde onderneming. We waren er ook zeker vroeg bij. Hoe meer consumenten interesse hebben in duurzame middelen, hoe meer de markt zal blijven groeien. Door het feit dat duurzaamheid een groeimodel is, kun je dat blijven nastreven. We waren niet een afdeling in een bedrijf met ook andere producten. Die echte focus op die ene benadering is een groot onderdeel van het succes.

 

Als we vragen aan de consument om bewust te kiezen, dan verwachten zij van ons dat wij hetzelfde doen.

 

In uw boek Ecologica beschrijft u hoe een duurzaam ondernemer obstakels kan overwinnen. Zijn er zo veel obstakels? Duurzaam ondernemen wordt toch juist erg gestimuleerd door overheden?

Elke ondernemer komt obstakels tegen. We worden niet per se verhinderd omdat we ecologisch bezig zijn, maar er zijn wel veel obstakels op gebied van wetgeving. Er is een gering aantal hele grote bedrijven in deze sector. Als klein bedrijf is het niet makkelijk om daartussen te overleven. Maar Ecover heeft de niche juist als sterkte gebruikt, als specialisatie. Wij hebben onze plaats veroverd door enkel ecologische producten te maken en daar consequent over te communiceren. Een voorbeeld van een obstakel is dat Europa steeds meer wetgeving oplegt. Zo is er een ecolabel voor het voldoen aan een specifieke norm gekomen. Wij deden al meer dan die minimale norm en we betwistten of dat label nodig was. We moesten toen een ontvetter uit de markt halen, omdat omwille van nieuwe EU-wetgeving alle oplosmiddelen het label ‘Environmentally Hazardous’ (gevaarlijk voor het milieu) zouden moeten dragen. Het oplosmiddel in de ontvetter was het natuurlijke terpeen uit sinaasappel, en hoewel dat afkomstig is uit plantaardige grondstoffen en snel en volledig biologisch afbreekbaar is, viel het toch onder deze wetgeving. Een paar landen letten heel erg op allergenen, maar dat is niet geheel terecht. Het is vervelend dat je die keuze niet bij de consument kan leggen. Dan wordt het moeilijk voor grote bedrijven om duidelijke keuzes te maken.

 

Hoe gaat het nu in België, doet de politiek genoeg om duurzaamheid te stimuleren?

Dat vind ik niet. Er wordt te weinig zekerheid gegeven via wetgeving. Er waren veel mensen die wilden investeren in zonnepanelen, maar er kan dan geen rechtszekerheid gegeven worden. Als je een investering doet, dan wil je zekerheid hebben. Overheden kunnen geen garanties voor decennia vastleggen, maar de wetgeving moet consequent zijn zodat de achterliggende doelen haalbaar zijn. Nu zijn we nog steeds bezig met kernenergie, maar de mensen die toen niet geïnvesteerd hebben, hebben gelijk gekregen. De overheid moet zelf ook risico’s durven nemen.

 

 

Hoe ver gaat men bij Ecocover in het volgen van de eigen ecologische filosofie?

De filosofie is over de tijd geëvolueerd. Bij het opstarten van het bedrijf lag de focus echt op de producten. Ze maakten ecologische producten, maar ze verloren daarbij wel de verwachting van de consument uit het oog. Die producten zelf waren heel groen. Uiteindelijk dachten we begin jaren ‘90: we moeten maken wat de consument van ons verwacht. Die consument verwacht wel een wasmiddel of een schoonmaakmiddel. We willen die in zijn totaliteit zo ecologisch mogelijk maken. Als we vragen aan de consument om bewust te kiezen, dan verwachten zij van ons dat wij hetzelfde doen. We moeten naar verpakkingen kijken, naar grondstoffen en naar de fabriek. We hebben een model gevormd om alles wat we doen zo ecologisch mogelijk te doen. Zo lieten we een duurzame filosofie in alle aspecten van het bedrijf doorgroeien. Dat denken is een uitdaging, maar het wordt een automatisme. Elk bedrijf kan een duurzame manier van denken implementeren. Evolutie is nodig, want de milieuschade gaat ondertussen verder. Menselijke activiteit zal altijd een effect hebben op het milieu. Ik zei bij Ecover: je kan nooit een duurzaam bedrijf zijn, omdat duurzaamheid iets is waar je naartoe moet blijven groeien. Er is geen standaard voor wat duurzaam (genoeg) is. Het is een groeimodel, een continu streven.

 

We leven in een tijd waarin veel jonge mensen nieuwe manieren zien om te produceren, maar het zijn nog druppels op een gloeiende plaat. Wat is op dit moment het grootste probleem?

Het grootste probleem is onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Op de conferentie in New York was veel optimisme, veel beloftes, maar het grote probleem blijft dat er geen globale instantie is die voorwaarden kan opleggen. Het moet nog altijd komen van akkoorden tussen landen met tegenstrijdige belangen. Het is de grote uitdaging om tot solide afspraken te komen op wereldniveau. De vervuiling, de ontaarding van het milieu gaat over landsgrenzen heen, dat kun je niet apart proberen op te lossen. Je moet tot heel grote akkoorden komen over hoe we moeten consumeren.

 

Op economisch vlak is dat net zo. In de visserij zijn onze bestanden uitgeput, maar we consumeren graag vis zonder graat. Er wordt heel veel verbruikt en dat levert veel afval op. Dat zijn gewoontes die moeten veranderen. Die verandering zal makkelijker kunnen zijn voor jullie generatie, maar er is veel werk aan de winkel. Onlangs is de ecologische voetafdruk van België weer gegroeid, maar men wijt dat vooral aan het energieverbruik. Je moet hoe dan ook oppassen met cijfers, want er zijn veel verschillende invloeden. Demografisch is er nog steeds een grotere groei dan goed is voor de aarde. Maar met nieuwsgierigheid en motivatie kan veel bereikt worden. Een voorbeeld van zo’n jong iemand is de Nederlandse student Boyan Slat. Hij bedacht het plan om enorme armen in de zee te leggen, die door de stroming vanzelf plastic zouden tegenhouden en opzuigen. Dit wil hij op een aantal plekken in de oceanen doen en zo zou er een groot deel van het plastic opgevangen kunnen worden. Over de technische haalbaarheid daarvan weet ik niet veel, maar ik vind het fantastisch dat de financiering nu rond is. Ik vind het geweldig dat het bedacht is, maar het aantal verpakkingen moet ook verminderd worden en we moeten zorgen dat het überhaupt niet in de zee komt.

 

Wat moet er de komende 5 jaar gebeuren in ondernemerschap om deze aarde leefbaar te houden?

In ondernemerschap zien we wel al een evolutie die nog verder zal gaan: bedrijven zullen transparanter en authentieker moeten zijn. Dankzij de sociale media kan de consument veel beter weten waar een product vandaan komt. Daardoor gaan bedrijven daar ook rekening mee houden. Door de economische crisis is aan het licht gekomen dat veel bedrijven niet eerlijk opereren. Ik denk wel dat er meer sociale controle komt. Maatschappelijk hoop ik dat we minder afhankelijk zijn. We moeten meer zelf verantwoordelijkheid nemen. Alles wordt voor ons bepaald, vaak door middel van wetgeving. Ik zou willen dat men weer wat zelfbewust wordt en minder een beroep doet op de verzorgingsstaat. Daardoor gaat er initiatief verloren.

 

Herman Wijffels (oud topman Rabobank, nvdr.) is ook erg geëngageerd voor duurzaam ondernemen. Volgens hem is het probleem dat leiders van bedrijven te weinig het goede voorbeeld geven. Deelt u die mening? De leiders van bedrijven moeten ook functioneren in de maatschappij van vandaag. Je moet wel nog heel veel partijen en mensen overtuigen, die beslissingen nemen, niet alleen leiders. Als bijvoorbeeld een beursgenoteerd bedrijf op de beurs achteruit gaat en het bedrijf een reorganisatie nodig heeft, dan vallen er veel ontslagen. Er wordt dan naar de directeur gewezen, terwijl het de aandeelhouders zijn die niet ethisch bezig zijn. Veel belangen lopen door elkaar heen, daarom moet je het geheel kunnen zien. Zoals bij een ramp wordt meteen de verantwoordelijke gezocht, maar vaak is het een combinatie van factoren, een proces. Ik vind dat de consument een belangrijke stem heeft, want die is ook deel van de maatschappij. We zouden terug een maatschappij moeten creëren waarin men meer eigen verantwoordelijkheid voelt. Wetten komen pas als het probleem zich heeft voorgedaan.

 

Maakt u in uw eigen leven veel milieubewuste keuzes?

Ik ben bewust geëvolueerd in mijn consumptiegedrag. De consumptielast van onze familie is niet per se minder dan die van andere families, maar we proberen er wel bewuster mee om te gaan: minder vlees, meer biogroenten, meer kwaliteit. Er is nu een winkel in Antwerpen waar men geen verpakkingen meer gebruikt. Het enkel verbruiken wat nodig is, is een goede ontwikkeling. Ik probeer zelf ook meer uitsluitend te consumeren wat ik nodig heb. Daar kun je ook als student al veel mee besparen.

 

U heeft gestudeerd aan de Universiteit Antwerpen en nu bent u vertegenwoordiger van de alumni. Wat is de reden dat u dit mandaat heeft opgenomen?

Ik weet het eigenlijk niet, ik was verbaasd dat ik daarvoor werd gevraagd. Vorig jaar was het Jan Leyers, dat is een veel bekendere persoon. De titel ‘Hero of the Environment’ van Time Magazine streelde mijn ijdelheid, maar het hoeft niet op mijn grafsteen. Ik wil iets terug doen voor de universiteit. Ik wil graag met de alumni spreken en meedenken over het duurzaamheidsgebruik op de universiteit.

 

Zuinige keuzes?

Enerzijds moet de consument niet afwachten tot de politiek regels oplegt, anderzijds moeten overheden bedrijven wel meer stimuleren om investeringen te kunnen doen voor een duurzame bedrijfsvoering. Verantwoordelijkheid opnemen is de sleutel tot vooruitgang, vindt Bremans. Gevraagd naar zijn eigen bewuste keuzes is hij echter nog niet heel vooruitstrevend. We zullen het moeten hebben van de nieuwgierigheid en ondernemingszin van onze generatie. Gelukkig is duurzaamheid een groeimodel. De vraag is of groei wel kan opwegen tegen het hedendaagse consumptiegedrag en politieke inconsequentie.

 



Winants & de Walen
20/10/2014
🖋: 

Le plat pays, qui est le mien. Er zijn maar weinig Belgen die hun liefde voor het vaderland zo vurig en passioneel declameren als Jacques Brel. Hij was hard en cynisch voor ‘zijn land’ in zijn chansons, maar hij zalfde onmiddellijk. Brel was noch Vlaming, noch Waal, noch Brusselaar. Neen, Brel was vooreerst Belg. Trots op elke verborgen uithoek van zijn land. Wallonië, het onbeken- de vraagstuk voor menig Vlaming. En dan is daar Luik.

Wie Luik zegt, denkt vooreerst aan drie dingen: Standard de Liège, Luikse balletjes en Primark. De laatste twee kunnen al op wat meer bijval rekenen dan de eerste. Af en toe valt er ook wel eens Guillemins: het Calatraviaans eindstation van de stad. De uitverkoren weinigen zeggen Georges Simenon.

 

Liège-Palais

‘La Cité Ardente’ of ‘De Vurige Stede’. Een romantische bijnaam die de stad verwierf in 1905, opgetekend door Henri de Carton Wiart, en zinspeelt op het Liègeoise verzet tegen Karel de Stoute. Die vurigheid vind je overal terug in de stad aan de Maas. Op Sclessin, waar de heethoofdige fans van de Rouches voetbal ademen en leven. Want Sclessin is de hel op aarde voor voetbal. In Centre Carré, waar Rue du Pot d’Or de slagader vormt die naar talloze bruine kroegen en clubs leidt. Want Le Carré is de hel op aarde voor zij die nuchter willen blijven. Of op Place Saint-Lambert, vlakbij Liège-Palais, waar op 13 december 2011 een bom ter ontploffing werd gebracht die zes mensenlevens met zich meenam. De hel op aarde.

 

Vijf minuten verwijderd van het station strekt zich die Place Saint-Lambert voor me uit. Aan de ene kant geflankeerd door het immense commerciële centrum Les Galleries Saint-Lambert, aan de andere kant door het Paleis van de Prins-bisschoppen, waarvan de barokke gevel statig uitkijkt over het plein. Nog geen twee minuten later sta ik voor l’Opéra Royal de Liège-Wallonie. Een kleine colonne auto’s gedrapeerd in rood-witte plunjes passeert. Standard de Liège speelt vandaag tegen Zulte-Waregem. “Allez Standard allez,” schreeuwen ze uit. Sclessin zal wederom kolken.

 

Enkele minuten verder schittert in het bronskleurig op de grond ‘Le Carré’: het oudste stadsgedeelte van Luik, bekend om zijn handelstraten en het bruisende dag- en nachtleven. Maar bovenal berucht om een zesstratennetwerk volgestouwd met cafés, clubs en restaurants. 365 dagen per jaar en 24 op 24 vloeien hier rijkelijk alcohol, vuistslagen, studentenliederen en muziek. Le Mad Murphy, l’Escalier, Les Trois Rivières, Le Déluge, l’Orange Givrée; elk huis is een oord des verderfs en de meesten hebben nog wat verderfelijks voor de entree liggen. Wodka-orange, meen ik uit het Pollockesque kunstwerk op de grond op te maken. De gotische toren van de Cathedrale Saint-Paul is net zichtbaar boven de daken van Het Vierkant. God ziet alles in Le Carré.

 

 

Outremeuse

Rue de la Cathédrale geeft uit op Rue Léopold. Rue Léopold geeft uit op Rue Georges Simenon. Simenon, geboren in het gebouw met nummer 24 op de tweede verdieping, is de geestesvader van inspecteur Jules Maigret. De hard-boiled en continentale tegenhanger van Sherlock Holmes – geen Watson, wel Torrence – figureert in meer dan 75 verhalen en lost moordzaak na moordzaak op in Parijs. Een Place du Commissaire Maigret kan dan ook niet ontbreken. Kapsalon Georges en Boutique Joséphine bevinden zich onder Simenons kamer. Een tweede colonne auto’s passeert. “Vive le Standard!

 

Net zoals uw geliefde stad Antwerpen, wordt ook Luik doormidden gekliefd door water. De Maas meandert door het Luiks gewest. Wat Linkeroever is voor Antwerpen, is Outremeuse voor Luik. Alleen is die laatste mooier, gezelliger en ‘rechteroeverser’. Volkser ook. Mannen en vrouwen met een pijp in de mond drinken hun péket in donkere kroegen. Hier en daar vang je het Luiks dialect op. Een bastaard van Frans, Italiaans en Nederlands, amper verstaanbaar. Zeg niet Luik, zeg Lîdje. Rare mensen, die Walen.

 

La Citadelle

Het is nabij valavond. De winkels sluiten langzaamaan hun deuren en de café’s beginnen druppelsgewijs vol te lopen. Place Saint-Lambert is nog steeds enorm druk. Les Galleries spuwen de talloze shoppers naar buiten. Er hangt al kerstversiering in sommige winkels. En dan plots een plakkaat met de altijd imponerende woorden ‘La Citadelle’.

 

In één klap word je tien jaar jonger en hoop je ergens een drakenhelm, maliënkolder en zwaard te vinden om daar de troepen van Karel de Stoute mee van de barricades te houden. Équipez les barricades!  Op een heuvel achter het Palais Princes-Éveques overschaduwen eiken, middeleeuwse huisjes en groen de kleine straatjes die zich verstopt hebben in de stad. Pour le Roi et la Patrie! Musée de la Vie Wallonne – stuur je aangebrande Walengrap door naar contact@dwars.be – is een sierlijk maar onbeduidend huisje aan de voet van de citadel. Sur ma marque!

 

De kinderlijke moed en fantasie die ik had bijeengeschraapt zakken me in de bepantserde schoenen. Réculez! Voor mij strekt zich een leger beton uit. Meer dan driehonderd eenheden die pure wanhoop en verwondering richting je hart sturen. Montagne de Bueren richt zich voor mijn ogen op. Een muur van treden die La Citadelle verbindt met het centrum van de stad. Gebouwd ter ere van de zeshonderd gevallen kameraden tijdens de Slag om Luik in 1468, noemt men deze berg in de volksmond les 600 escaliers. Hellingsgraad trappen: 28 procent.

 

75. Een jongeman langs me wandelt zijn huis binnen met een boodschappentas. “Je fais les escaliers de Bueren presque chaque jour.” 145. De vermoeidheid slaat een beetje toe. Het tempo zakt wat weg. 223. “Fils de pute,” zeg ik onder mijn hevig hijgen door. 224. Even stoppen. Het uitzicht is al buitenaards mooi. Alsof zich een pijl recht doorheen het hart van De Vurige Stede wil boren. 302. “Allez Standard allez!” 374. De top is bereikt maar de beklimming langs de citadel is nog niet voorbij. Fuck you, Rocky.

 

Ik zet me neer op een van de bankjes op Montagne de Bueren. Het is hier stil. IJzingwekkend stil. De bomen die over de trappenstraat hangen deinen mee met de wind. Het is misschien wel het mooiste plekje van De Vurige Stede.

 

Bijna vergeten. Luik heeft een Primark. Ga niet enkel daarvoor naar Wallonië.