de eerste en laatste oversteek van de Schelde
20/10/2014

Het is begin oktober 1914. Het uitgeputte Belgische leger heeft zich teruggetrokken in Antwerpen en probeert van daaruit een laatste keer weerstand te bieden tegen de oprukkende Duitsers op aandringen van de jonge Winston Churchill, die op dat moment aan het hoofd van de Britse Admiraliteit staat.

Antwerpen was een echte vestingstad, met twee fortengordels. Hier hadden ook de regering, de koning, het opperbevel, de archieven en de goudvoorraad van de Nationale Bank hun toevlucht genomen toen Brussel in Duitse handen viel. De Duitsers waren eerder dat jaar het neutrale België binnengetrokken. Het plan van het Duitse opperbevel was om via België zo snel mogelijk Frankrijk uit te schakelen, om daarna de volle macht van haar leger op het Russische monster te concentreren. Het was echter buiten brave little Belgium gerekend dat de Duitsers de doortocht weigerde, gesteund door Groot-Brittannië en Frankrijk.

 

Na een paar maanden verbeten verzet, waren de Belgen bijna op hun knieën gedwongen. De verdedigingsgordels rond de belangrijke steden waren onvoldoende opgewassen tegen de Duitse kanonnen en in oktober leek de toestand uitzichtloos. Ook de onneembaar geachte fortengordels rond Antwerpen, die de laatste hoop voor de Belgen vormden, waren niet sterk genoeg voor de zware Duitse artillerie. De bevolking van de stad kreeg het zwaar te verduren, met beschietingen en zelfs een luchtbombardement vanuit een zeppelin. Er heerste grote chaos en er waren verschillende brandhaarden die niet geblust konden worden. Koning Albert I, de opperbevelhebber van het Belgische leger, besloot dan ook om Antwerpen op te geven en zich terug te trekken achter de IJzer.

 

Er moest nog wel een barriĂšre overbrugd worden: de Schelde. Het leger legde dwars over de stroom een pontonbrug aan, waarover de divisies zeg terugtrokken. Dit gebeurde volgens strikte regels: de soldaten moesten bijvoorbeeld uit cadans lopen om het dreunen van hun stappen te dempen. Toen de koning met het veldleger de stad uit vluchtte, brak er paniek uit onder de bevolking en besloot de burgemeester Antwerpen over te geven. Heel wat Antwerpenaren probeerden de stad via de pontonbrug te ontvluchten. Hoeveel het er precies waren, valt door de grote chaos destijds moeilijk te zeggen. De val van Antwerpen betekende echter niet het einde van het Belgische verzet, zoals de Duitsers hoopten. Achter de IJzer groeven de Belgen zich in en er ontstond een patstelling, die tot het einde van de oorlog zou duren.

 

Het is 3 oktober 2014 en het Belgische leger bevindt zich weer op de Schelde om het Antwerpse volk veilig van de rechter- naar de linkeroever over te zetten. Precies 100 jaar na datum ligt er opnieuw een pontonbrug. Deze keer komen er geen bombardementen of gewonden aan te pas, maar er hangt wel ontgoocheling in de lucht.

 

Het openingsspektakel van vrijdagavond kon vanaf zowel de linker- als de rechteroever bewonderd worden. Een boot voorzien van lantaarns die op en neer bewogen en een klein kamerorkest op een verlicht podium zorgden voor de licht- en geluidshow met de toepasselijke naam Les sirĂšnes de la paix. Er hing een melancholische sfeer onder de toeschouwwers die op de oevers stonden. De spanning en de chaos van die tijd werden opgewekt door de aparte muziekcompositie en de vuurpijlen die aan het einde van de avond een rode gloed lieten schijnen op het schip en een deel van linkeroever.

 

Vooraleer de eerste Antwerpenaren voorzien van een ticketje de eer hadden om de oversteek te maken, werd de pontonbrug nog ingewijd door vuurwerk, afgestoken op de brug zelf. Van links naar rechts en weer terug werden de vuurpijlen een voor een afgestoken om zo de oversteek te symboliseren. Dan was het de beurt aan de inmiddels ongeduldige mensenmassa. Bijna volledig in het donker, uitgezonderd enkele lantaarns op de brug zelf, staken die nacht honderden mensen de brug over. Net als vele anderen dat 100 jaar geleden ook gedaan hadden.

 

In 1914 waren paniek en angst de overheersende gevoelens op de pontonbrug. Vandaag heerste er vooral bewondering en enthousiasme bij de mensen die zich aan de grote oversteek waagden. Dit enthousiasme werd echter getemperd door de ontgoocheling van zo’n 15.000 mensen die te horen kregen dat zij de overtocht niet meer konden maken ondanks hun aangekochte ticket. Niet de stroming, de eb en vloed, de passerende boten of het aantal deelnemers lagen aan de oorzaak van dit voorval zoals eerst gedacht, want daar was allemaal rekening mee gehouden. Uiteindelijk bleek het trage wandeltempo van de mensen die al hadden overgestoken aan de grond te liggen van de annulatie van sommigen die dat nog moesten doen. Zelfs het gezin van burgemeester Bart De Wever werd de toegang tot de brug ontzegd. De gedupeerden krijgen hun geld terugbetaald en mochten bovendien als extra compensatie dat weekend de stedelijke en provinciale musea van Antwerpen gratis bezoeken. Een magere troost als de 85.000 mensen voor je wĂ©l dit eenmalige gebeuren konden meemaken.

 

 

Meer weten over het beleg en de val van Antwerpen in 1914? Bezoek de website van het vredescentrum . 

 



op de Dag van de Jeugdbeweging
20/10/2014
🖋: 
Auteur

Vrijdag 17 oktober was het weer zover: Dag van de Jeugdbeweging. Naar goede gewoonte kwamen Scouts, Chiro, KLJ, KSA, FOS en zoveel anderen vroeg uit de veren om samen lekker te ontbijten op het Astridplein.

Naast een gratis fairtrade-ontbijt werd de hele morgen gezongen, gedanst, 'gefret' en gespeeld aan het Centraal Station. Iedereen die de kledij van zijn jeugdbeweging had aangetrokken, kon genieten van een warme chocomelk of Oxfam fruitsap, een boterhammetje kaas of choco en een lekker stuk fruit. Zelfs diegenen met een ochtendhumeur ontsnapten niet aan de jaarlijkse ochtendshow en vermakelijke pleinspelletjes. Sfeer en gezelligheid, ik geef het een dikke tien! Dag van de Jeugdbeweging, ik zie u graag terug volgend jaar.

 

 

 

 

 



de dwarsdoorsnede
20/10/2014
🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Recensente Helena trok naar het filmfestival in Gent en kliefde door de wereldpremiere van The Loft.

Het is zomer 2011: de geruchten omtrent een Amerikaanse remake van Loft met opnieuw Erik Van Looy – naast prins Laurent, België’s meest populaire televisiegezicht – in de regiestoel, zijn confirmed. Filmliefhebber of niet, iedere Belg voelde zich even trots Belg te zijn. Erik zou het gaan maken in Hollywood, oh my god! En Matthias Schoenaerts met hem! Een eerste blauwdruk om BelgiĂ« op de wereldkaart te zetten, leek getekend. Drie jaar zijn we ondertussen verder en we waren bijna vergeten dat Erik een film in Hollywood had gedraaid. Nu hij uiteindelijk toch in dat paradijs van valse beloftes een distributeur heeft gevonden, is het bewijs geland: de Amerikaanse remake speelt momenteel in alle Belgische zalen. 

 

De langverwachte, enige echte The Loft zal dit kleine landje en zijn cinema helaas niet op de wereldkaart zetten. Deze overbodige film lijkt eerder een parodie van de Vlaamse. De loft was beter in BelgiĂ« blijven staan. ‘Welcome to the loft!’ Bedankt, maar we verkiezen toch ons gezellig appartementje met kleine hoekjes en kantjes boven deze ene massale ruimte. Één nonchalante blik werpen en je hebt alles wel gezien.

 

Dat we gewoon Erik mogen zeggen, is een bevestiging van zijn sympathieke ideale-schoonzoonachtige televisiepersoonlijkheid, maar Erik de regisseur kan wel een harde en stilistisch thriller op poten zetten. Dat bewees hij met zijn topper De Zaak Alzheimer. Daarnaast is hij ook niet bang van een vleugje decadentie, al aanwezig in zijn straffe regiedebuut Ad Fundum over een uit de hand gelopen studentendoop. Decadentie en stijl kan filmisch erg interessant zijn – oh yeah, we all love champagne and The Great Gatsby – maar niet als het goedkoop en braaf is en in the Loft is het enkel de goedkope decadentie die overblijft. Braaf als in: netjes binnen de lijntjes van het whodunit-genre gekleurd, met strakke montages van flitsende ondervragingsscùnes en een flashback van het hele gebeuren dat uiteindelijk moet ontsporen in een climactische regenscùne.

 

Het scenario van Wesley Strick neemt alle zwaktes van het Vlaamse van Bart de Pauw over. Alles wordt ons voorgekauwd: we moeten sympathiseren met good guy Chris, lachen met de aangebrande moppen van Marty, geilen op de vrouwen, beven van de dreigende Filip en afkeer hebben van vrouwenloper Vincent. Alles is duidelijk afgemeten en afgezet met strakke lijnen zoals de berekende architectuur van de loft zelf. Dat maakt het scenario al bij voorbaat oninteressant. Akkoord, het doel is dan wel de massa te entertainen, maar dat is bij de films van Hitchcock of Martin Scorcese niet anders. Waarom zij dan meesters zijn en Erik een leerling? Zij durven handelen volgens het motto fuck the system.

 

De film is een hommage aan een Hollywood dat goede regisseurs wĂ©l weten te omzeilen. Erik en zijn ploeg zitten er vast in verstrikt. Naar goede oude Hollywood-gewoontes zijn alle rimpels mooi gewist en verstrakt – samen met de gevoelens van de personages. Het is alsof psychologische diepgang in een mainstream film strafbaar is – ironisch genoeg is het personage Chris een succesvolle psychiater. Hier en daar valt wat af te lachen waar het misschien niet de bedoeling is. Als we even inzoomen op de vertolkingen: de gedurig doordringende blik van Vincent (rol van Karl Urban) wekt de indruk dat hij met een constante stank van het rottende lijk in zijn neusgaten rondloopt. Dat sluit vervolgens mooi aan bij de conclusie over de film: een stinkerd van formaat. Zelfs de hese stem die Schoenaerts opzet was in de Vlaamse versie nog enigszins bedreigend, maar is hier alleen maar ergerlijk.

 

Als het ontbreken van diepgang bovendien het procedé van deze film is, dan is Isabel Lucas’ vertolking – de Marie Vinck en dus het lijk van dienst – subliem. Met de kneepjes van het soap-acteren speelt ze de overgang van een eerste godinachtige verschijning in elegante glitterjurk naar het gekwetste veulen met een ajuinopgewekte traan op haar zachte, maar ijskoude wang. Haar stereotiepe vertolking moet wel een lepe truc zijn om feministische activisten op hun paard te krijgen. Dan gebeurt er nog eens wat. Het heeft echter geen zin om deze film verder als schietschijf op de vrouwenkwestie te zetten. Daarvoor zijn de karikaturale vrouwenbeelden van de femme fatale, het onschuldige, verliefde meisje, of de verbitterde huisvrouw, te verouderd en opnieuw te lachwekkend om zelfs maar aandacht aan te besteden.

 

Erik zei dat mocht hij de kans krijgen zijn films opnieuw te maken, hij dat telkens zou doen om eerdere fouten recht te zetten. Met deze remake lijkt hij vooral een statement te maken. Als een test om te zien of het publiek deze troep nogmaals zou slikken. Hopelijk oppert niemand dat deze remake naar meer smaakt. Voor je het weet heeft elk land, of misschien elk dorp, zijn eigen Loft. Benieuwd welk dorp het dan beter zal doen dan Amerika en Erik.

 

Gezien op 15 oktober 2014 op het filmfestival van Gent.



opinie
20/10/2014
🖋: 

Het Westen vertoont scheurtjes als droge aarde onder een schroeiende zomerzon. De Balkanstaten versplinteren als gebroken veiligheidsglas. Twee maanden geleden behaalde Schotland een beschamende overwinning op zichzelf. Tegelijkertijd hoor je Quebec pruttelen. De Catalanen schreeuwen om de kans zichzelf tot mikpunt van algemene spot te stemmen. Maar ook bij ons kraakt er door de straten een onophoudelijk, zacht gekreun dat het toch wel beter zou zijn dat een taalgrens een landsgrens wordt.

Van economie of politiek heb ik geen kaas gegeten. Lactose-intolerant ga ik door het leven. Maar als ik erover nadenk en het onderwerp aanvoel, zie ik geen genocide, geen schending van mensenrechten, niets dat een radicale geopolitieke ingreep vereist om deze gebieden leefbaar te houden. Schotten worden niet door Engelsen vervolgd, Walen persen Vlamingen niet af en Catalaanse dochters worden niet ontvoerd voor Spaanse zonen. Toegegeven, problemen heeft iedereen, eerste wereldproblemen. Niet alleen elk land, maar ook elke stad en elk huishouden fabriceert conflict om de ondraaglijke lichteid van een comfortabele, veilige levensstijl boeiend te houden. De tranen van zij die wenen voor onafhankelijkheid? Krokodillentranen.

 

Wie heeft er baat bij dat een land splitst? Wie is vragende partij voor een splitsing? Ligt het aan mij of hoor ik voornamelijk politici, die uiteraard het grotere goed voor hun electoraat voor ogen hebben, suggereren dat Wallonië de Vlaming toch zo veel centen kost? Hoe meer kleine landen, hoe meer goedbedoelende politici er nodig zijn om alle functies en postjes te bekleden. Hoever kunnen we die logica drijven? Beslist De Wever straks dat zijn soevereiniteit over linkeroever toch wat te veel kost voor de échte Antwerpenaren? Verenigen de Borgerhoutenaars zich morgen onder de vlag van de Roma? Welkom in Kleinburgerland! Volksrepubliek Turnhoutsebaanië!

 

Individualisme, en op grotere schaal dus ook separatisme, gaat in tegen mijn intuĂŻtie. Taal kan de retoriek van de separatist ontmaskeren. Vervang het woord ‘Waal’ door â€˜neger’ of ‘Jood,’ telkens wanneer je een betoog over Vlaamse onafhankelijkheid hoort. Wie herinnert zich nog de vele uitdrukkingen over samenhorigheid? ‘Vele handen maken licht werk,’ ‘eendracht maakt macht,’ of de illustere leuze van de drie musketiers! Het Westen heeft op dit gedachtegoed geen patent, ook in Japan kent men een middeleeuws verhaal over de kwetsbaarheid van een enkele pijl als je hem zou willen breken, maar de weerstand van een bundel.

 

In 2008 vroeg een interviewer aan Amerikaans auteur Gore Vidal of hij van zijn land hield: "Anyone who loves a country is in such trouble. That is nonsense. Out of that has come every war, every famine, everything that is wrong in the Western world." En met deze woorden, beste lezer, laat ik u.

 

 

Reageren? Stuur je weerwoord naar contact@dwars.be en wie weet doen we er ook nog wat mee!



hoe doorstroming onze mobiliteit kan redden
20/10/2014
🖋: 
Auteur

Overvolle bussen en trams, eeuwig wachtend aan de halte, vijf, tien, twintig minuten vertraging, is dat de toekomst voor de ov-reiziger? De kersverse regering(en) wil(len) besparen op het openbaar vervoer. De een vindt dit schandalig en komt op straat om te protesteren, de ander zegt “het is crisis, iedereen moet besparen” en wacht tot die dappere nieuwe economische groei aan de horizonten zal verschijnen. Maar is besparen enkel een kwestie van de geldkraan meer of minder opendraaien? Zijn ‘efficiĂ«ntiewinsten’ lege woorden of kan men wel geld besparen door het openbaar vervoer beter te laten werken? dwars nam de zaak onder de loep en sprak met mobiliteitsexpert Herman Welter, die het openbaar vervoer als journalist al sinds 1964 volgt.

de cijfers

De Lijn moet van de Vlaamse Regering vanaf volgend jaar 30 tot 35 miljoen besparen, 3 procent van haar totale budget. Via tussenstappen zal dat oplopen tot een totaal van 61 miljoen of 6 procent tegen 2019. 6 procent, dat valt toch mee? Het probleem is dat de kostendekkingsgraad van De Lijn maar 15 procent bedraagt. Dat betekent dat men bij het behouden van dezelfde dienstverlening een derde méér inkomsten zou moeten zoeken. Zoiets zou echter grote prijsstijgingen impliceren en daarom is het waarschijnlijk dat er ook opnieuw aan de dienstverlening gerommeld zal worden.

 

gratispolitiek

Een van de mogelijkheden om het gat van 61 miljoen te vullen is een forse tariefverhoging. “Als je gewoon vergelijkt met het buitenland, dan zijn wij spotgoedkoop,” zegt Herman Welter. De prijs van een standaardabonnement in Vlaanderen bedraagt 250 euro, terwijl je in Brussel voor een jaar 500 euro neertelt. Ook kent De Lijn op enkele uitzonderingen na geen tarieven voor lange afstanden en kun je met een abonnement van Limburg tot aan de kust rijden. Vaak spreekt men over het afschaffen van de ‘gratispolitiek’, maar er is maar één categorie reizigers die gratis rijdt en dat zijn 65+’ers. “WalloniĂ« en Brussel zijn ervan teruggekomen en nu wordt er gezegd dat het asociaal is als je 65+’ers niet meer gratis laat rijden. Kijk, als je 50 of 80 euro per jaar vraagt, dan moet je dat delen door 365 en dan kom je op eurocenten uit.” (voor het ter perse gaan van dit artikel werd bekend dat 65+’ers waarschijnlijk 180 zullen moeten betalen, nvdr.)

 

basismobiliteit of -bereikbaarheid?

“Kijk naar de ruimtelijke wanorde in dit land. Je moet mensen die ver van een dorp of stad gaan wonen niet gaan belonen. Je kan niet iedereen bedienen en de belbus kost enorm veel geld. Willen we de mensen die ver van buslijnen wonen mobiliteit bieden dan kun je nog altijd taxibedrijven of vrijwilligers inschakelen zoals in Nederland en Duitsland, dat zou veel goedkoper zijn. Niet dat zij die taxi dan volledig zullen moeten betalen, maar het zal nog altijd veel goedkoper zijn dan een belbus te laten rijden. Daar zou je al op kunnen bezuinigen zonder dat je mensen in de kou zet. Onze ruimtelijke wanorde maakt het, in tegenstelling tot in Nederland, moeilijk om efficiĂ«nt openbaar vervoer te organiseren. Lintbebouwing werkt autobezit in de hand en de gewone lijnbus kan die gebieden niet bedienen.”

 

entiteiten of vervoersregio’s?

De Lijn heeft haar  hoofdkantoor in Mechelen,  maar  is onderverdeeld in vijf entiteiten die overeenkomen met de provincies. De entiteiten zijn verantwoordelijk voor het dagelijkse management van bussen en trams, terwijl in Mechelen de gemeenschappelijke beslissingen over tarieven, reclame, infrastructuurprojecten en dergelijke worden genomen. "Er wordt nog teveel vanuit Mechelen beslist, vind ik. Er zijn entiteiten, maar die komen niet overeen met de huidige vervoersstromen. Toen De Lijn in 1991 werd opgericht heeft men gewoon de structuur van de Buurtspoorwegen overgenomen, maar die was op dat moment al helemaal voorbijgestreefd. Toen hadden ze al vervoersregio’s moeten oprichten, regio’s waarbinnen de vervoersstromen naar een bepaalde stad gaan en die zo een coherent vervoerssysteem vormen. Kijk nu bijvoorbeeld naar  Antwerpen. Aan de andere kant van de Schelde ligt de entiteit Oost-Vlaanderen met hoofdkantoor in Gent, terwijl het hele Waasland op Antwerpen is gericht. Als er op Linkeroever agressie of vertraging is op een bus uit het Waasland, moet de chauffeur eerst naar Gent bellen en van Gent bellen ze dan naar Antwerpen. Het zou veel logischer zijn als heel het Waasland bij de entiteit Antwerpen zou horen. Maar als je dat wil invoeren krijg je weer te maken met rivaliteiten tussen de entiteiten, terwijl het openbaar vervoer één geheel zou moeten zijn. In feite kun je dus meer efficiĂ«ntie halen door de vervoersregio’s te baseren op de vervoersstromen. De provincies komen niet meer overeen met die vervoersstromen. Dat geldt evengoed voor Brussel. De grens van het gewest is geen transportgrens. Als we in een ander land zouden wonen en we dezelfde taal zouden spreken, dan zou de Brusselse metro al lang de gewestgrens overgestoken zijn."

 

 

doorstroming

“De belangrijkste besparing die de overheid kan maken is zorgen dat de bus en de tram beter doorstromen zodat die een optimale service kunnen bieden,” zegt Welter. Een voorbeeld van betere doorstroming is een groene golf, waarbij de tram of bus groen licht krijgt als hij aan het kruispunt komt en zo niet hoeft te wachten. Dat betekent dat hij niet moet afremmen waardoor hij minder energie verbruikt en minder slijtage heeft. Als de tram niet meer hoeft te wachten voor het rode licht, rijdt hij ook sneller, wat een aantrekkelijker openbaar vervoer oplevert. “Voor de bus geldt dat iets minder dan voor de tram omdat die vaak gewrongen zit in het autoverkeer, een tram heeft vaker een eigen bedding.”

 

Een snellere tram of bus levert ook een besparing op. Als de tram sneller zijn ronde doet, kan hij sneller aan een nieuwe beginnen en hoeven er minder trams op een lijn te rijden. En minder trams laten rijden is een grote besparing, want de grootste uitgave van een openbaar vervoersbedrijf zijn de personeelskosten voor onder meer tram- en busbestuurders. Een sneller openbaar vervoer betekent dus een rechtstreekse besparing op de exploitatie-uitgaven. Daarnaast zorgt een groene golf ook voor een regelmatiger openbaar vervoer, wat weer de aantrekkelijkheid verbetert en meer reizigers aantrekt. Maar als het zo simpel is om te besparen, waarom heeft men die doorstroming dan nog altijd niet aangepakt? Dat heeft te maken met een andere overheidsfactor. Het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) dat onder dezelfde minister ressorteert, is verantwoordelijk voor aanleg en onderhoud van de gewestwegen. “Wat Vlaanderen zelf doet, doet het niet beter maar doet het zelfs slechter. Op vele punten lopen we achter tegenover Zwitserland, Frankrijk, Nederland of Duitsland. Kijk in Frankrijk maar eens naar  de nieuwe tramsteden. De komst van de tram gaat gepaard met een herinrichting van straten, met het opnieuw leefbaar maken van de stad, met het terugdringen van de auto. Daar stroomt de tram door. Doorstromen betekent niet dat je met hoge snelheid moet gaan, enkel dat je niet aan elk licht moet stilstaan en zo veel tijd verliest. Het AWV is pro-auto, en het enige dat zij bereid zijn te doen, is rommelen in de marge. In 2015 wordt in Antwerpen een aantal kruispunten aangepakt. De tram zou daar sneller groen krijgen, maar dat is niet hetzelfde als een groene golf. Je moet de tram van begin tot einde kunnen laten doorstromen. Met zulke kleine maatregelen kan je geen trams op een lijn uitsparen en dus geen besparing realiseren.”

 

"Bij De Lijn kan natuurlijk nog op andere punten bespaard worden, maar de belangrijkste besparing, de doorstroming, daar begint alles mee en daar doet men niet aan. Het AWV, dat een overheidsadministratie is, stelt een ander overheidsbedrijf als De Lijn niet in staat om efficiënt te werken, dat begrijpt toch niemand?"

 

investeringen

Voorlopig zal er niet worden bespaard op de investeringen in openbaar vervoer, zoals de uitbouw van de traminfrastructuur in de steden om verbindingen die over hun capaciteit zijn te ontlasten. Dat kan ook amper, want zulke investeringen zijn broodnodig om in de steden de al overbelaste busverbindingen te verbeteren. Ook qua materieel zal er geĂŻnvesteerd moeten worden, want de oude PCC-trams uit de jaren zestig van de vorige eeuw die nog in Antwerpen en Gent rijden zouden vervangen moeten worden door moderne lagevloertrams. Bij die trams is het veel gemakkelijker om in en uit te stappen, zodat er minder oponthoud is aan de halte en de tram weer sneller vooruit gaat. Daarnaast hebben lagevloertrams ook voorzieningen voor rolstoelgebruikers en kinderwagens.

 

keuzes

Besparen betekent dus niet zomaar een slechtere dienstverlening. “Er zal bespaard worden op personeelsuitgaven, een aantal mensen zal niet vervangen worden, men zal proberen via tarieven wat meer inkomsten te krijgen, maar wat echt het verschil zal maken is doorstroming,” aldus Welter. Het is dus aan de nieuwe regering om geen arbitrair getal op de besparingen te plakken, maar om met een verbetering van de doorstroming tegelijkertijd kosten te besparen en een beter openbaar vervoer aan te bieden. Zo’n politiek betekent echter dat men een duidelijke keuze moet maken voor het openbaar vervoer op plaatsen waar het gehinderd wordt door de auto. Zal de nieuwe Vlaamse Regering openstaan voor de suggestie dat openbaar vervoer niet alleen een economisch vraagstuk is maar een dienstverlening aan de samenleving en een hefboom om onze mobiliteit leefbaar te houden?



op stap met een voetbalcommentator
19/10/2014
🖋: 

Zaterdagavond, 18 uur. Grote spots verlichten het veld waarop zodadelijk 22 atleten als bezetenen achter een leren bal zullen rennen. De tribune zit vol supporters die in koor het bezoekende team enkele vijandige doch grappige verwijten naar het hoofd slingeren. Volle bekers bier en halve hotdogs vliegen in het rond zodra de bal tegen de netten gaat. Het gejuich van 10.000 man overstemt het laatste fluitsignaal. Het staat buiten kijf: in het stadion zelf voetbal kijken is telkens een feest. Maar jij kon niet. Dat ene kotfeestje stond namelijk al langer gepland, de vriendin wilde juist die avond uit eten en eigenlijk was het weer niet ideaal. Gelukkig worden de hoogtepunten uit de match samengevat, van commentaar voorzien en in een televisieprogramma gegoten. Zo ben je alsnog op de hoogte van wat er zich in voetballand heeft afgespeeld. dwars keek toe hoe sportverslaggever Floris Geerts zich uit de naad werkte, opdat de voetbalfan languit gelegen in zijn zetel kan genieten.

Ik ontmoet Floris op zijn appartement in Antwerpen. Sinds twee jaar doorkruist de voormalig student Taal- en Letterkunde het land om sportwedstrijden te verslaan. Voor Sporting Telenet geeft hij commentaar bij voetbal-, hockey- en volleybalmatchen. Maar vandaag is VTM zijn werkgever, voor het voetbalmagazine Stadion maakt Floris samenvattingen van binnen- en buitenlandse wedstrijden. Om 18 uur gaat het duel tussen middenmoters Sporting Charleroi en KV Kortrijk van start. Drie uur eerder staat Floris echter al vertrekkensklaar. “Er moest onderweg maar eens iets misgaan. Daarnaast vind ik het handig om mijn laatste voorbereidingen ter plekke af te ronden en de interviews bij te wonen die voor de match worden afgenomen. Daar kan je altijd iets extra opsteken.” In de voormiddag vergaart Floris zoveel mogelijk informatie over beide ploegen. De namen van de spelers behoren uiteraard tot de basiskennis, maar de details moet hij toch even opfrissen. Zo weet Floris me te vertellen dat de tweede doelman van Kortrijk Patrick Deman heet en de opmerkelijke leeftijd heeft van 46 jaar. Of de kans groot is dat hij zoiets in zijn verslag kan vermelden? “Bijna onbestaand, maar ik ben graag op het onverwachte voorbereid.”

 

16 uur 15, goed op tijd

Blindelings rijdt Floris naar Charleroi. Een GPS komt er niet aan te pas. Toen hij stagiair was op de redactie van – het ondertussen ter ziele gegane – Exqi Sport, moest hij vaak de verplaatsing naar Henegouwen maken om voetbalwedstrijden uit tweede klasse te verslaan. Het verkeer is rustig en al gauw rijden we de stad binnen. Het Stade du Pays doemt voor ons op. De sobere thuisbasis van de Zebra’s, de bijnaam voor de spelers van Charleroi, heeft betere tijden gekend. Vorig jaar nog werden de drie bovenste tribunes verwijderd, waardoor het aantal plaatsen werd gereduceerd tot een schamele 14.000. Niet dat dit maximum ooit bereikt wordt. Maar de ploeg speelt – na degradatie in 2011 – alweer drie seizoenen in eerste klasse en weet daar zijn mannetje te staan.

 

De steward herkent ons aan de perskaart rond onze hals en laat ons binnen via een zijpoort die uitgeeft op het nog verlaten veld. Floris vindt gemakkelijk zijn weg in de wirwar van gangen en trappen en al snel bereiken we de bovenste tribune. Daar staan vier tafels opgesteld, waar telkens een monitor op prijkt. Floris haalt een ISDN mixer, een microfoon en twee koptelefoons uit zijn koffer te voorschijn. Eenmaal deze apparaten zijn aangesloten, belt hij in met de redactie van Stadion in Vilvoorde. Daar is een beeldredacteur aanwezig die zich bezighoudt met selectie en samenstelling van beeldfragmenten uit de match.

 

Dan is het tijd voor koffie. We dalen af tot de salle de presse, waar een tafeltje staat, dat rijkelijk gevuld is met kannen en belegde broodjes. Naarmate de start van de match nadert, stromen meer journalisten de zaal binnen. Ik herken onder andere Filip Joos, die de live-uitzending van Sporting Telenet van commentaar zal voorzien. Een bekend gezicht van over de taalgrens is Rodrigo Beenkens, die het best te omschrijven valt als de Franstalige Frank Raes. Beenkens doet verslag voor Studio Sport, de Waalse tegenhanger van Stadion uitgezonden op de RTBF. “Uiteraard kijk ik op naar mijn collega’s,” laat Floris weten. “Zij maken de absolute top uit binnen hun beroep. Mijn ambitie is om net als Dirk Deferme en Frank Raes de finale van de Champions League of de wereldbeker te mogen becommentariĂ«ren.”

 

Een A4’tje met daarop de opstelling van beide ploegen, wordt aan de journalisten uitgedeeld. Floris maakt – netjes met vulpen – de laatste aanpassingen aan zijn schema. Iedere speler staat hierop aangeduid, met zijn nationaliteit en aantal behaalde goals en kaarten ernaast geschreven.

 

Dan reppen we ons terug naar de bovenste tribune: het is speeltijd.

 

 

18 uur, the game is on

Met microfoon in de aanslag en koptelefoon op, gaat Floris aan het werk. De Antwerpenaar die zojuist in dialect een gesprek met me voerde, maakt plaats voor een Standaardtaal hanterende professional. Eerst leest hij een stukje voor dat als inleiding van de samenvatting moet dienen. Daarna is alles wat hij zegt improvisatie en de weergave van de – hopelijk boeiende – wedstrijd. Wanneer Floris een uitschuiver maakt, krijgt hij altijd de kans om zich te hernemen. “Dat is het voordeel van commentaar dat niet rechtstreeks wordt uitgezonden. Maar liefst doe ik het foutloos, zodat de synchronisatie tussen beeld en geluid meteen goed zit. De beeldredacteur heeft dan minder knip- en plakwerk.”

 

De wedstrijd komt traag op gang, maar enkele opvallende gebeurtenissen maken van het eerste kwartier een toch interessante partij. Zo lijkt de doelman van Kortrijk een blessure te hebben opgelopen na een botsing met een veldspeler. “Hopelijk is er niets aan de hand met Darren Keet. Want dan moet echt wel Patrick Deman, 46 jaar, invallen. Dat ziet er niet goed uit. Ja, Deman is zich aan het opwarmen. Het lijkt wel of ‘ie er moet inkomen.” Floris vermeldt met weggestoken enthousiasme het voorval door zijn microfoon. Dit is voer voor een samenvatting. Na dertien minuten spelen, slaagt Kortrijk erin te scoren. “De eerste hoekschop uit de wedstrijd. Charleroi was aan het drukken. Een eerste keer Kortrijk nu. En da’s meteen een goeie! Ivan Santini, hij kopt hem binnen! En zo staat het 0 -1 voor KV Kortrijk.” Floris voelt dat de wedstrijd begint te leven en stopt nu niet meer met praten. Niet veel later begaat de doelman van Charleroi een blunder waardoor de bal in eigen doel belandt. “Oh, wat een knullig doelpunt is dat! Dewaest met een harde terugspeelbal en Penneteau gaat helemaal in de fout,” luidt de analyse. “En zo staat het na een kwartier spelen 0 - 2 voor KV Kortrijk!”

 

Maar dan stort de match in elkaar. Op enkele kleine kansen na en een rode kaart voor Pavloviç van Kortrijk, valt er weinig meer te vermelden. “Als Charleroi een heus mirakel wil voltrekken, dan zal het snel moeten gaan. Maar al duurt deze wedstrijd eeuwig en drie dagen, je hebt niet het gevoel dat ze met een man meer een doelpunt gaan maken.” Wat Floris zegt klopt, de stand blijft ongewijzigd.

 

19 uur 45, het laatste fluitsignaal

Na afloop van de wedstrijd dalen we af tot aan de zijlijn van het veld. Daar staat Beenkens een interview af te nemen met Yves Vanderhaeghe, de trainer van KV Kortrijk. Ook Floris moet aan de bak. “Dit is het moeilijkste onderdeel van de avond. De vragen moeten relevant en kort zijn, en liefst een interessant antwoord opleveren. Als interviewer heb je dat natuurlijk niet altijd zelf in de hand, veel hangt af van de geïnterviewde.” Floris polst bij het management van Charleroi of hij de ongelukkige Penneteau kan spreken, maar die wenst liever niet te reageren. Dan maar de tevreden Vanderhaeghe interviewen. “Om 20 uur 45 kunnen vertrekken is best vroeg.” Dit is de eerste werkdag deze week waarop Floris voor middernacht thuis is. Morgen moet hij terug naar de redactie in Vilvoorde, want sport staat niet stil. Ook ik keer terug naar huis. Maar voor het inslapen gaat eerst Stadion nog op. Tijd om – languit gelegen in de zetel – een samenvatting mee te pikken.

 



de dwarsdoorsnede
19/10/2014
Bron/externe fotograaf

Bram Vandeveire

🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubber eendjes. Recensente Anouk schoof aan in het cultuurcentruum van Beveren om niet alleen Rudy!, maar ook de wereld te ontleden.

Peter De Graef weet als geen ander maatschappijkritiek te verpakken in een humoristisch jasje in Rudy!. Een jasje dat weliswaar niet aangenaam aansluit, maar na het gelach eerder als gewicht over je schouders hangt. Na een geweldige krachtige uitbarsting over onze winstmaatschappij, lokale middenstanders, dure autobezitters en multinationals zitten we ongemerkt volledig gevangen in zijn verontwaardiging, keilen we ‘de leugen’ regelrecht de vuilnisbak in. Als dit een verkiezingscampagne was, werd hij regelrecht verkozen tot premier. Behalve misschien door die paar duidelijke ‘middenstanders’ of dure autobezitters in de zaal.

 

Om de misschien lichtjes extreme uitspraak van daarvoor wat af te zwakken, besluit hij dat eigenlijk iedereen eerlijk is. Eerlijk vanuit zijn eigen overtuiging. Is een leugen nog een leugen als de leugenaar spreekt vanuit zijn eigen visie? De zwarte leugen begint een beetje meer grijs te kleuren.

 

Wat met een tijger die zich wil voordoen als de gewassen waarin hij zich vertoeft? Wat met de kameleon die zich ongegeneerd aanpast aan elke nieuwe omgeving? Wat met de gevolgen van de waarheid? Is de leugen niet onze levensverzekering? Hier hult hij de leugen in een maagdelijk wit doodskleedje.

 

Maagdelijk is anders geen term die gemakkelijk op Rudy! geplakt kan worden. Peter de Graef is met deze voorstelling niet aan zijn proefstuk toe. Net als de twee voorgangers Zoals de dingen gaan en Stanley wordt ook hier het persoonlijke verhaal opgetild naar iets vele groters. Of andersom. Een onvoorziene twist buigt de man op de barricades om naar een gedesoriĂ«nteerde jongen. En onderweg wordt er niet spaarzaam omgesprongen met intieme gedachten, herinneringen, zang en muziek.

 

Maar zoals De Graef als Rudy zelf zegt: “Dit is helaas geen musical.” Positief bekeken wil dit zeggen dat je de vaste ergernissen van dit genre mag laten vallen (‘begint ie nu weer te zingen?!’). Anderzijds is dit geen ontspannend avondje dat je kan afsluiten met een luchtige babbel aan de toog. Nog erg verzonken in al de stemmingswisselingen die Rudy! me bood, vertrek ik naar huis. Peter De Graef heeft me alle schakeringen van de leugen laten zien en hij is de eerste die me echt doet twijfelen aan de kracht van de waarheid.

 

Peter De Graef laat met deze voorstelling niemand onberoerd. Maar niet iedereen zal een even grote fan zijn als ikzelf, deelgenoot in de staande ovatie van ontroerde mensen. Een publiek dat beseft dat deze man zonet de wereld heeft ontleed. Naast mij een beleefd, doch ingehouden applaus van de betrapte ‘middenstander’ die de kern van de voorstelling niet kan vatten. Door een overtuiging die niet losgelaten kan worden natuurlijk, maar zijn we niet allemaal gevangen in onze eigen ‘alwetendheid’? 

 

 

Gezien op zaterdag 18 oktober 2014 in Ter Vesten, het cultuurcentrum van Beveren. Op donderdag 23 oktober 2014 speelt Peter De Graef nog in CC Luchtbal te Antwerpen, daarna toert hij nog verder door Vlaanderen tot en met vrijdag 19 december 2014.



de Antwerpenaar
19/10/2014
🖋: 

In de rubriek ‘de Antwerpenaar’ laten we je kennismaken met een Antwerpenaar die inspireert, intrigeert of amuseert. Iemand met een interessante visie en een hart dat klopt voor ’t Stad. In de kelder van boekhandel De Groene Waterman wordt het boek Engelen van VenetiĂ« van NoĂ«lla Elpers gepresenteerd, een historische roman over twee broers in VenetiĂ« waarvan er één blind is. Jempie Vermeulen, rasechte Antwerpenaar en tevens stadsgids, musicus en theatermaker, geeft een glansrijk optreden en toont zich een veelzijdig man: hij speelt gitaar en accordeon, zingt twee prachtige songs en draagt voor uit het boek. Musiceren, gidsen en optreden: hoewel Jempie blind is, is hij van alle markten thuis. Hoe hij blind voorleest? Jempie heeft, weggestopt onder zijn lange haren, oortjes in en spreekt de zinnen na. “Soms,” fluistert hij me na het optreden in, “pak ik er zelfs een boek bij en doe ik alsof ik lees. Ik ben natuurlijk theatermaker, hĂš!”

Jempie kreeg een hersentumor toen hij twee jaar oud was en verloor daardoor zijn zichtvermogen volledig. Herinneringen aan zijn visuele leven heeft hij niet. Hij mist ze evenmin. “Ik ben stadsgids, muzikant en theatermaker. Het blind-zijn heeft me niet zozeer beperkt, maar juist extra gemotiveerd, denk ik. Als je je beperking accepteert, kun je er iets positiefs van maken. Als je niet meteen in de normale circuits terecht kan, zoek je zelf alternatieven. Je ontdekt waar je heel graag mee bezig bent en gaat daar volledig voor. Je hebt een kleine uitkering en dat is fantastisch: je kunt werken aan de zaken waar je echt mee bezig wil zijn. Maar het zou natuurlijk nog fijner zijn wanneer mensen als ik ook in normale circuits, qua studie en opleiding, eerlijke kansen kregen.”

 

“Ik ben na een aantal omzwervingen in Antwerpen gekomen. Behalve Brussel vind ik Antwerpen eigenlijk de enige stad in BelgiĂ«. Het heeft iets kosmopolitisch. Ik leerde de stad als kind kennen, toen de haven nog veel dichter bij de stad lag. Bij het Zuiderterras lagen toen nog de ‘Kongo-boten’, schepen die naar Congo vertrokken. Destijds stonden er vele mensen langs de kaaien te wuiven naar de vertrekkers. Er waren ook allerlei kranen en er werden boten gelost. Er was veel meer activiteit dan nu, de haven ligt tegenwoordig veel meer buiten de stad. Desondanks heeft Antwerpen zijn charme behouden. De stad bestaat voor mij uit puzzelstukjes. Ik ken delen van Antwerpen uit mijn hoofd, een aantal blokken van straten, maar soms mis ik de link. In een bepaald straatje mis ik dan de mogelijkheid om twee stukken aan elkaar te verbinden. Dan kom je bijvoorbeeld met de tram ergens terecht waar je met een andere tram net elders afstapt. Ik heb een keer gehad dat ik ’s nachts mijn huis niet terugvond terwijl ik vlakbij was, omdat ik het verbindingsstukje van de puzzel niet kende. Maar ik ga liever de straat op, neem risico’s en knal inderdaad eens ergens tegenaan, dan dat ik achter moeders gebreide broek moet blijven zitten.”

 

 

“Het gehoor is mijn belangrijkste zintuig. Door echotechnieken schat ik in hoe hoog gebouwen en hoe ver weg de obstakels op mijn pad zijn. Horen is cruciaal en muziek maken is voor mij het summum. Het is kosmopolitisch. Ik houd van het gesproken woord en van acteren, maar muziek overstijgt die twee, het is een veel universelere taal. Je kunt van welk land of welke taalgroep dan ook afkomstig zijn, muziek overstijgt de taalbarriùres: met iemand van wie je geen woord verstaat, kun je toch samen een instrument pakken en beginnen communiceren. Dat is wat mij het meest uitdaagt in de muziek.”

 

Jempie neemt een flinke trek van zijn sigaar. Zijn gezicht is doorploegd met rimpels en zijn ogen gaan schuil achter een grote Fear and Loathing in Las Vegas-waardige, oranje pilotenbril. “Je kan de stad op een andere manier ervaren dan door er enkel naar te kijken. Dat is ook wat ik bezoekers als stadsgids onder andere wil meegeven: mijn bedoeling is om mensen letterlijk met andere ogen te laten kijken: niet vanuit ‘wat zie ik’, maar vanuit ‘wat ervaar ik’? Hoe komt de stad op mij over? Ik confronteer mensen in de trip hoe het is om niet te zien. In het tweede deel neem ik ze mee langs bijzondere huizen en plekken waar ikzelf beroepsmatig binding mee heb, waar ik nog gezongen heb en waar ik straatmuzikant geweest ben bijvoorbeeld. De mooiste plekken die ik aandoe zijn privĂ©, waar ik toegang krijg van bewoners. Hier iets verderop in de Wolstraat bijvoorbeeld is een klein steegje, een groene deur, als je het niet weet zou het je niet opvallen. Als je door de poort gaat, kom je in het steegje naar de bontwerkersplaats, een kleine leefgemeenschap; de plek is fantastisch mooi om te ervaren.”

 

Jempie neemt een met sigarenrook gevulde adempauze. “Je ervaart de stad anders als blind zijnde, en meer algemeen ook de wereld en haar mensen. Of iemand compleet fout of juist heel netjes aangekleed is, of diegene met de fiets of met de Mercedes aankwam, speelt allemaal geen rol. Dat is positief: je bent veel minder belast met vooroordelen omdat je de mensen niet waarneemt. Je wordt vaak blij verrast, want je hoeft veel drempels niet over. Je bent geïnteresseerd in de inhoud van iemand. Het is niet op basis van uiterlijke zaken dat je mensen benadert, het is je te doen om wat ze te zeggen hebben.”



de dwarsligger
16/10/2014
🖋: 

De homo sapiens studentus, of dwarsligger in de volksmond, is een bijzondere soort. Naast de kenmerkende activiteit van studeren, staan de exemplaren van dit ras vooral bekend als genieters van het (nacht)leven. Hebben zij ook andere geheimen prijs te geven? dwars zoekt het uit in hun natuurlijke habitat: het kot. In het hoogste torentje van Zomaar een Dak bevindt zich een blauw, op het eerste zicht schoon stulpje. De eigenaar is Thomas, de 23-jarige praeses van Klio in zijn master Geschiedenis. Hij overtuigt ons van de hoge kwaliteit van zijn bed en nog voor het plaatsnemen klinkt er een luid gekraak: een goed begin!

kotfacts

“Het is mijn tweede jaar hier op kot, hiervoor zat ik in een lelijk gebouw waarvan ik de straatnaam even kwijt ben. Ik heb toen hier gesolliciteerd om mee te doen aan het sociale experiment van Pater Johan. We zijn een soort woongroep. We hebben hier een living en terras met zelfs een barbecue, ik ben met mijn gat in de boter gevallen. Mijn huisgenoten zijn toffe mensen op wat sloddervossen na, maar daar leer je mee leven.”

 

feesten?

“Ja redelijk, maar ik ga eerder op cafĂ© rondom de Stadswaag. Met een bolleke of een Westmalle doe je mij een plezier. Ik heb ooit eens een keer voor 80 euro aan bonnen gekregen, terwijl ik voor 20 had betaald. Dan krijg je wel een paar gaten in je geheugen. Maar drinken doe ik niet meer zoveel hoor. Het is niet dat ik nooit over mijn nek ga, maar het is geen standaard. Op een gegeven moment geef je de strijd tegen de biervetten op, bijvoorbeeld wanneer ons ma klaagt over ‘t buikske...”

 

gadgets

Er hangt een cowboy aan de muur die verkondigt: “A man’s gotta do what a man’s gotta do.” Wijze woorden van John Wayne. “Wat een man moet doen? Veel slapen. En kalm blijven.” In de kast pronkt een gigantische cantushamer. “Die heb ik uit de garage, hij is van mijn opa geweest.”

 

sauskoning

“Mijn specialiteit is bio-saus van de Delhaize met snelkookpasta. Binnen de vijf minuten heb je eten en het is nog lekker ook. De pastasaus van de Albert Heijn mijd je beter, maar die van de Colruyt met vlees is prima. Alles is hier ad hoc.”

 

slotfase

“Ik vind mijn studie leuk, al krijg ik vaak de vraag: “Wat gade doar mee doen?” Misschien doe ik nog wel een manama Overheidsmanagement. Voor de rest wil ik me het laatste jaar nog amuseren. Ik heb gepikt wat er te pikken valt, gedronken wat er te drinken valt: ‘k heb het gezien.”

 

 

Wie interesse heeft in het overnemen van het kot van Thomas kan een kijkje nemen aan de Prinsstraat 32. Maar we beloven niets: er zijn lange wachtlijsten.



microscoop op wetenschap
16/10/2014
🖋: 

40 procent van de bevolking krijgt kanker en sinds dit jaar staat deze ziekte zelfs genoteerd als de belangrijkste doodsoorzaak bij mannen in Europa. Reden genoeg om te blijven zoeken naar nieuwe methodes om deze kwaadaardige cellen te bestrijden. De Tumorimmunologiegroep van het Laboratorium voor Experimentele Hematologie aan de Universiteit Antwerpen is laatst met een innovatief vaccin op de proppen gekomen dat ons eigen immuunsysteem laat vechten tegen de ontspoorde cellen. Doctoraatsstudente Heleen Van Acker zet dit vaccin verder op de kaart.

ons immuunsysteem: een strategisch spel

Om nogal voor de hand liggende redenen heeft ons lichaam nood aan een immuunsysteem. Dit systeem moet echter aansterken: een pasgeboren kindje heeft geen even hoge weerstand als wij volwassenen al hebben opgebouwd. Daarom moet er een onderscheid gemaakt worden tussen het ‘aangeboren’ en het ‘verworven’ immuunsysteem. Onze aangeboren verdediging bevat onder andere de natural killer-cel, die Ă©lk vreemd deeltje aanvalt en uitschakelt. Het maakt haar niet uit wie zij vernietigd heeft, ze is niet-specifiek in haar handelen. Over het algemeen kan dit haantje-de-voorste wel specifieke hulp gebruiken. Hierbij is de dendritische cel (DC) van groot belang. De dendritische cel behoort tot de aangeboren verdediging en heeft als belangrijkste speler een dubbele functie: schildwacht en spelverdeler.

 

Als schildwacht zoekt deze cel ons lichaam af tot ze een verdacht deeltje heeft gevonden, welke ze dan opneemt en presenteert aan zoveel mogelijk andere cellen. Op deze manier laat ze haar collega’s van de verworven verdediging weten op welk deeltje er jacht gemaakt moet worden. Elk deeltje van deze verworven verdediging* zal hier op zijn eigen specifieke manier naar handelen. De T-lymfocyten zorgen voor een uitbreiding van de troepen door zich enorm te delen. Daarbovenop sturen ze ook nog eens een overvloed aan telegrammen naar andere cellen, die misschien niet de boodschap rechtstreeks van de dendritische cel hebben verkregen. Deze telegrammen heten interleukines (IL) en zorgen dat heel het lichaam zich kan voorbereiden op de aanval. Interleukines die T-lymfocyten bereiken, zorgen voor een nog grotere opmars van troepen. Sommige T-lymfocyten differentiĂ«ren zich tot cytotoxische cellen, die gaatjes kunnen prikken in de ongewenste cellen, zodat deze leeglopen en zo uitgeschakeld worden. B-lymfocyten die een telegram ontvangen delen zich en differentiĂ«ren tot plasmacellen. Plasmacellen kunnen op hun beurt de vreemde deeltjes labelen, zodat de opruimers of fagocyten het doel kunnen neerhalen.

 

De B- en T-lymfocyten zijn, zoals vermeld, cellen van de verworven verdediging en zijn specifiek voor elk vijandig deeltje. We hebben van elke specifieke lymfocyt geen enorme reserves in ons bloed rondstromen, vandaar de grote nood aan een snelle deling wanneer een lymfocyt een ongewenste deeltje waarneemt. Op deze manier zorgt je lichaam voor specifiek opgeleide troepen, die heel gericht de vijand kunnen verslaan. Kortom, de dendritische cel is het schakelstuk tussen de aangeboren en de verworven verdediging en is dus van essentieel belang. Zonder de dendritische cel kunnen de cytotoxische T-cellen en de plasmacellen nooit de doodssteek toedienen. Game over.

 

kankercellen: sluwe vermommers

Ons immuunsysteem elimineert dus dagelijks indringers door een uitstekende samenwerking van allerlei soorten cellen. Er zitten echter een paar gaten in het net waar kankercellen aardig gebruik van weten te maken. Kankercellen zijn uitgebroken lichaamseigen cellen en weten zich vaak op zo’n manier te vermommen dat de schildwacht hen over het hoofd ziet. En zolang niemand op hen let, kunnen ze gezellig verder woekeren. Hier zag de Tumorimmunologiegroep van het Laboratorium voor Experimentele Hematologie nieuwe mogelijkheden om de strijd tegen kanker aan te gaan. Wat als we de dendritische cellen vertellen hoe de tumorcellen zich vermommen? Wat als we kunnen waarmaken dat ons eigen immuunsysteem tóch de kankercellen kan elimineren?

 

 

het laboratorium: het leercentrum voor dendritische cellen

Voordat de dendritische cellen verder opgeleid kunnen worden, moeten ze eerst verzameld worden in het labo. Een kleine tegenslag is dat ze niet ineens allemaal uit het bloed gehaald kunnen worden, omdat er te weinig circuleren in ons lichaam. Dat probleem is gelukkig snel van de baan: het zijn de ‘voorlopers’ van de dendritische cellen die verzameld worden met behulp van leukaferese**. Wanneer er genoeg voorlopercellen of monocyten verzameld zijn, kunnen deze in het labo verder rijpen tot dendritische cellen. Tijdens dit rijpingsproces maken ze kennis met specifieke interleukines (IL-4 of IL-15) en met WT1-antigen. Dat is een deeltje dat door het lichaam als vreemd mag worden aanschouwd en dat door vele kankers tot expressie wordt gebracht. Hierdoor sporen de mature dendritische cellen de mogelijke kankercellen heel gericht op in het lichaam. Deze opgeleide cellen kunnen nu op regelmatige tijdstippen terug ingespoten worden en zo als verrassingsaanval ingezet worden.

 

klinische trials: weg met de chemo- en radiotherapie?

Bij het eerste dendritische celvaccin werd interleukine 4 bijgevoegd. De klinische trial*** rond dit IL-4 DC-vaccin bevindt zich al in fase twee. Voorlopig wordt het in Antwerpen vooral toegepast op leukemiepatiĂ«nten die hun laatste chemokuur ondergaan hebben. Het vaccin dient momenteel enkel om de kans op herval te verkleinen. Na een chemokuur zitten er immers vaak nog een aantal tumorcellen verstopt in het beenmerg die wachten op het juiste moment om terug toe te slaan. Toch wordt er slechts 14 procent van de patiĂ«nten effectief genezen verklaard na een interleukine-4 DC vaccinatiekuur. Ruimte voor verbetering dus. En dat is net waar Heleen Van Acker het laatste jaar mee bezig is geweest. Zij werkt verder op een protocol van Dr. SĂ©bastien Anguille, die interleukine 4 door interleukine 15 verving en zo het protocol optimaliseerde. Preklinische studies geven hoopvolle resultaten. De ‘interleukine-15 DC’ blijkt zelf tumordodende eigenschappen te bezitten en staat zo dus de natural killer-cellen, de cytotoxische T-lymfocyten en B-lymfocyten bij. Bovendien blijkt de nieuwe generatie dendritische cellen over een krachtiger vermogen te beschikken om de T-cellen te stimuleren. Het is ook al duidelijk dat IL-15 DC de lichaamseigen cellen niet vernietigt, waardoor er een veilige immuuntherapie gegarandeerd wordt. Het nieuwe vaccin scoort ook op tijd en ruimte. Het persoonlijke IL-15 DC is al drie dagen na de leukaferese klaar om ingespoten te worden, terwijl het IL-4 DC vaccin hier een week over deed.

 

wat brengt de toekomst?

Met de hoopvolle resultaten van de klinische trial van het IL-4 DC vaccin en de preklinische studie van het IL-15 DC vaccin, komt er misschien wel een extra vaste waarde bij in de strijd tegen kanker. Het onderzoek van Heleen Van Acker stopt echter niet na het IL-15 DC vaccin. Gedreven als ze is, is ze ondertussen ook de onwetendheid rond γΎ-T-cellen aan het proberen op te klaren. Deze speciale T-cellen hebben een groot potentieel om ook kankercellen te doden. Wanneer hierover meer geweten is, kunnen deze ook worden ingezet in de strijd. De beste resultaten zullen immers pas bereikt worden wanneer we alle celcontacten kunnen optimaliseren. En dat lukt enkel als we van alle cellen voldoende weten. Wij hebben er alvast hoop op.

 

 

 

* Lymfocyten zijn een type witte bloedcellen die de belangrijkste componenten vormen van onze specifieke verdediging. T-lymfocyten zorgen voor de cellulaire afweer (afweer op basis van cellen), de B-lymfocyten zorgen voor de humorale afweerreactie (op basis van vloeistoffen).

 

** Bij een leukaferese wordt er bloed genomen van een patiënt. Uit dit staal haalt men de witte bloedcellen, hier specifiek de monocyten. Daarna geeft men het overschot terug aan de patiënt.

 

*** Een klinische trial is een wetenschappelijke studie om vast te stellen of een nieuwe behandeling wel degelijk werkt. In de eerste fase van de studie wordt de behandeling getest op een kleine deelnemersgroep en wordt er vooral gekeken of er eventuele bijwerkingen optreden. In de tweede fase beschikt men over een grotere groep. Hier wordt er vooral geconcentreerd op de grootte van dosissen en dergelijke. De laatste fase richt zich op verschillende deelnemersgroepen in verschillende ziekenhuizen. Treden er hier geen problemen op, dan kan de behandeling op de markt gebracht worden.

 

 

Foto: Heleen Van Acker uiterst rechts.